Toelichting bij COM(2025)164 - Wijziging van Verordening (EU) 2021/1057 tot oprichting van het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) wat betreft specifieke maatregelen voor het aanpakken van strategische uitdagingen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2025)164 - Wijziging van Verordening (EU) 2021/1057 tot oprichting van het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) wat betreft specifieke ... |
---|---|
bron | COM(2025)164 ![]() ![]() |
datum | 01-04-2025 |
• Motivering en doel van het voorstel
De tussentijdse evaluatie van het cohesiebeleid biedt de lidstaten de gelegenheid om de middelen voor de periode 2021-2027 te herbestemmen voor investeringen in defensievermogens en in het concurrentievermogen, de paraatheid en de strategische autonomie van de EU en in andere opkomende prioriteiten, waaronder de doelstellingen van de Clean Industrial Deal. De lidstaten kunnen daarvoor programmawijzigingen bij de Commissie indienen. Om deze dimensies te versterken, moeten mensen over de juiste vaardigheden beschikken. In de huidige demografische context vormen toenemende tekorten aan vaardigheden en arbeidskrachten een belangrijke belemmering voor groei en economische aanpassing. Investeren in de ontwikkeling van vaardigheden en arbeidsmobiliteit is topprioriteit.
Het kader voor cohesiebeleidsinvesteringen in mensen dat is vastgesteld in de verordening inzake het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) is echter onvoldoende afgestemd op deze nieuwe prioriteiten. De uitzonderlijke uitdagingen waarmee de Unie wordt geconfronteerd, vereisen extra aandacht, flexibiliteit en een versterking van de stimulansen. De voorgestelde aanpassingen zullen de herprogrammering in de richting van nieuwe prioriteiten sturen en een snellere uitvoering ondersteunen. Dit voorstel bevat een aantal aanpassingen van de ESF+-verordening om deze doelstellingen te verwezenlijken.
Inhoudsopgave
- Investeringen in het kader van het cohesiebeleid afstemmen op nieuwe prioriteiten
- Aanpassing van werknemers, ondernemingen en ondernemers aan veranderingen die bijdragen tot decarbonisatie en veerkracht van de productiecapaciteit
- Defensie en veiligheid
- Meer flexibiliteit en vereenvoudiging voor snellere investeringen
- Defensie
- Aanpassing van werknemers, ondernemingen en ondernemers aan veranderingen die bijdragen tot decarbonisatie van de productiecapaciteit
- De heroriëntering van middelen door de lidstaten vergemakkelijken
De afgelopen jaren wordt de geopolitieke dynamiek gekenmerkt door grote onzekerheid, waardoor een grondige herevaluatie van de strategische autonomie van de EU noodzakelijk is. Deze verschuivingen vinden gelijktijdig plaats met de groene, sociale en technologische transities, die de wereld om ons heen snel veranderen. De uitdagingen die deze gelijktijdige transformaties met zich meebrengen, zijn uitvoerig geanalyseerd in het rapport over de “Toekomst van het Europese concurrentievermogen”, dat in september 2024 is gepubliceerd. In het rapport wordt benadrukt dat de innovatiekloof dringend moet worden gedicht en de decarbonisatie-inspanningen moeten worden afgestemd op het economische concurrentievermogen. De externe afhankelijkheid moet worden verminderd door toeleveringsketens te diversifiëren en te investeren in kritieke sectoren.
In reactie hierop zijn al verschillende belangrijke initiatieven gelanceerd om de economische veerkracht en strategische autonomie van de EU te vergroten. Het gaat onder meer om het “platform voor strategische technologieën voor Europa” (STEP), dat tot doel heeft het technologische leiderschap van Europa te versterken en “REPowerEU”, dat bedoeld is om de afhankelijkheid van externe energiebronnen te verminderen en de groene transitie te versnellen; zij vormen een aanvulling op reeds lopende acties via cohesiebeleidsprogramma’s en de herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF) met de bedoeling structurele veranderingen in de lidstaten en regio’s te ondersteunen en hun veerkracht te vergroten.
Als belangrijkste investeringsinstrument van de EU binnen het meerjarig financieel kader (MFK) speelt het cohesiebeleid een cruciale rol bij de ondersteuning van deze prioriteiten. Het stimuleert gerichte investeringen die bijdragen tot economische, sociale en territoriale cohesie en pakt tegelijkertijd nieuwe uitdagingen aan. Het draagt bij tot de economische transformatie van Europa, onder meer via innovatie en versterking van het concurrentievermogen. Het regelgevingskader voor de fondsen van het cohesiebeleid 2021-2027 is echter opgesteld, onderhandeld en goedgekeurd vóór de reeks grote geopolitieke en economische gebeurtenissen die een aantal strategische politieke prioriteiten van de EU hebben gewijzigd.
De partnerschapsovereenkomsten en de nationale en regionale cohesiebeleidsprogramma’s zijn in dezelfde periode ontwikkeld en goedgekeurd, waardoor zij de destijds vastgestelde prioriteiten weerspiegelen. Gezien de veranderende mondiale en regionale context biedt de tussentijdse evaluatie van 2025 een cruciale gelegenheid om de uitvoering van de programma’s en hun effectieve bijdrage aan de veranderende prioriteiten te beoordelen. Deze evaluatie zal helpen bepalen in hoeverre de cohesiebeleidsprogramma’s rechtstreeks en snel kunnen inspelen op de snel veranderende politieke, economische en sociale realiteit.
Tegelijkertijd is duidelijk geworden dat de vroege uitvoering van de cohesiebeleidsprogramma’s 2021-2027 te maken heeft gehad met uitdagingen die niet bevorderlijk zijn geweest voor een snelle benutting en snelle uitbetaling van de middelen, wat heeft geleid tot vertragingen bij de uitvoering in vergelijking met eerdere programmeringsperioden. Deze vertragingen komen op een moment waarop sterke en versnelde investeringen van essentieel belang zijn om de economische veerkracht en het concurrentievermogen te ondersteunen.
Tegen deze achtergrond stelt de Commissie een aantal gerichte wijzigingen van Verordening (EU) 2021/1057 voor. Deze veranderingen hebben tot doel de investeringsprioriteiten aan te passen aan de veranderende economische, maatschappelijke, geopolitieke en milieucontext en tegelijkertijd meer flexibiliteit en stimulansen in te voeren om de snelle inzet van de broodnodige middelen te vergemakkelijken en aan te moedigen. Door het kader voor het cohesiebeleid 2021-2027 te verfijnen, kan de EU ervoor zorgen dat haar investeringsmechanismen flexibel en responsief blijven, zodat doeltreffender kan worden gereageerd op de huidige en toekomstige uitdagingen.
Om de lidstaten in staat te stellen doeltreffend gebruik te maken van de in dit voorstel geboden mogelijkheden, stelt de Commissie voor dat zij hun voorstel voor een tussentijdse evaluatie uiterlijk twee maanden na de inwerkingtreding van dit voorstel tot wijziging van Verordening (EU) 2021/1057 opnieuw kunnen indienen. Programmawijzigingen die op grond van de nieuwe prioriteiten en flexibiliteit zouden worden uitgevoerd, doen geen afbreuk aan de toepassing van maatregelen die zijn vastgesteld in het kader van Verordening (EU, Euratom) 2020/2092 en aan de naleving door de relevante programma’s van de prioriteiten uit hoofde van artikel 15 van Verordening (EU) 2021/1060. In dit verband zal de Commissie nauwlettend toezien op de conformiteit van de programma’s met de vereisten van de relevante EU-wetgeving.
Aanpassing van werknemers, ondernemingen en ondernemers aan veranderingen die bijdragen tot decarbonisatie en veerkracht van de productiecapaciteit
Gezien de hoge energiekosten, de hevige wereldwijde concurrentie en de aanzienlijke bedreigingen voor de op regels gebaseerde internationale orde voor de internationale handel, moeten de Europese industrieën zich aanpassen. Zij hebben werknemers nodig met de juiste vaardigheden, die ook snel evolueren. Er moet onmiddellijk actie worden ondernomen om ervoor te zorgen dat werknemers de juiste vaardigheden kunnen verwerven via om- en bijscholingsmaatregelen en door de mobiliteit van (hooggekwalificeerde) werknemers tussen bedrijfstakken te ondersteunen, aangezien structurele veranderingen elkaar in een ongekend tempo opvolgen.
Europa is concurrerend dankzij zijn mensen. Ons menselijk kapitaal is van cruciaal belang voor de welvaart van de EU, voor haar economische veerkracht om onze productiviteitsgroei te verhogen en de cohesie te bevorderen. De beroepsbevolking van de EU moet over de nodige vaardigheden beschikken om de groeiende defensie-industrie te ondersteunen en zo de paraatheid en veiligheid van Europa te versterken. Om de transitie naar een koolstofarme economie te ondersteunen zijn ook vaardigheden nodig, onder meer op het gebied van schone technologieën, digitalisering en ondernemerschap. De Clean Industrial Deal 1 bevat concrete maatregelen om van decarbonisatie een aanjager van groei voor de Europese industrie te maken.
In het licht van de ongekende geopolitieke instabiliteit moet de Europese Unie nu cruciale besluiten nemen om haar veiligheid te waarborgen. Om zijn eigen afschrikking op defensiegebied en veiligheid te waarborgen, moet Europa voorbereid zijn op een nieuw tijdperk door zijn steun voor de ontwikkeling van de defensievermogens en het concurrentievermogen van de defensie-industrie van de EU aanzienlijk op te voeren. Deze inspanning zal de Unie in staat stellen de noodzaak van steun aan Oekraïne op korte termijn aan te pakken en tegelijkertijd de stabiliteit van het continent op lange termijn te waarborgen.
De Commissie heeft de Europese Raad een plan voor onmiddellijke respons voorgesteld — ReArm Europe — ten belope van 800 miljard EUR, door alle beschikbare financiële hefbomen te activeren om snel en aanzienlijk investeringen in Europese defensiecapaciteiten te ondersteunen. Van deze hefbomen kan de begroting van de Unie verder bijdragen aan deze collectieve inspanning door middel van een nieuw specifiek defensie-instrument en de versterking van het programma voor de Europese defensie-industrie (EDIP).
Om deze instrumenten aan te vullen en de lidstaten verder te stimuleren om defensie-investeringen rechtstreeks te ondersteunen, is het van essentieel belang dat de financiering van het cohesiebeleid snel kan worden gemobiliseerd. Deze investeringen zullen de veerkracht en het concurrentievermogen van de EU versterken en tegelijkertijd regionale ontwikkeling en groei bevorderen. Zij zullen ook de dubbele uitdaging aanpakken waarmee de regio’s van de Unie die grenzen aan Rusland, Belarus en Oekraïne worden geconfronteerd: de veiligheid versterken en tegelijkertijd hun economieën nieuw leven inblazen.
De juiste vaardigheden zijn van cruciaal belang voor een doeltreffende defensiecapaciteit. Alleen als de defensie-industrie geschoolde werknemers kan aanwerven en werknemers kan om- en bijscholen, is het mogelijk de productiecapaciteit op zeer korte termijn op te voeren. De vaardigheidsunie voorziet in maatregelen om vaardigheidskloven en -tekorten in Europa aan te pakken. De Commissie zal ook een proefproject met een vaardighedengarantie op poten zetten. Deze regeling biedt werknemers die betrokken zijn bij een herstructurering of werkloos dreigen te raken, de mogelijkheid hun loopbaan voort te zetten in een ander bedrijf of in een andere sector. Dit is uiterst belangrijk in de huidige omstandigheden. Bovendien heeft het pact voor vaardigheden een grootschalig partnerschap voor het defensie-ecosysteem tot stand gebracht 2 . Door middel van prognoses inzake vaardigheden ondersteunt het pact collectieve anticipatie op de vaardigheidskloven waarmee Europa te maken zal krijgen, rekening houdend met de behoeften aan vaardigheden van het bedrijfsleven en demografische prognoses inzake vaardigheden voor de komende vijf tot tien jaar. Doel is om- en bijscholingsprogramma’s op te waarderen om ze aantrekkelijker te maken door talent doeltreffender aan te trekken, te ontwikkelen en beter te behouden.
In dit verband zal het ESF+ de ontwikkeling van vaardigheden in de defensie-industrie actief faciliteren door extra flexibiliteit bij de uitvoering te bieden, waaronder hogere voorfinanciering, vrijstelling van de berekening van thematische concentratie en een hoger medefinancieringsniveau.
Oostelijke grensregio’s
Gezien de uitdagingen van de oostelijke grensregio’s sinds de Russische agressie tegen Oekraïne, moeten programma’s in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” met NUTS 2-regio’s die grenzen aan Rusland, Belarus of Oekraïne, gebruik kunnen maken van de mogelijkheid van een eenmalige voorfinanciering van 9,5 % van de programmatoewijzing in 2026 en een Uniefinanciering van 100 %.
Halverwege de programmeringsperiode 2021-2027 is het niveau van de door de lidstaten bij de Commissie gedeclareerde betalingen laag als gevolg van een combinatie van factoren: de laattijdige vaststelling van de verordeningen voor het beleid; de noodzaak om het hoofd te bieden aan opeenvolgende crises, van de COVID-19-pandemie tot de oorlog tegen Oekraïne en de energiecrisis; de druk om de vorige programmeringsperiode te sluiten en de prioriteit die wordt gegeven aan de uitvoering van de NGEU-instrumenten, gezien het kortere tijdschema voor de uitvoering ervan. Dit alles heeft op zijn beurt de administratieve capaciteit van de autoriteiten van de lidstaten onder druk gezet om investeringen te ontwerpen en snel uit te voeren. Ondanks de versnelling van het afgelopen jaar met de selectie van projecten voor bijna 40 % van de toewijzingen, moet de uitvoering van het cohesiebeleid nog sneller gaan in een context waarin de Unie wordt geconfronteerd met een reeks nieuwe uitdagingen die een snelle respons vereisen. De Commissie stelt daarom een reeks maatregelen voor om de flexibiliteit verder te vergroten en het gebruik van steun in het kader van het cohesiebeleid voor snellere investeringen te vereenvoudigen:
–Om te voorkomen dat de uitvoering van programma’s vertraging oploopt als gevolg van nationale budgettaire beperkingen en om de financiële capaciteit van de lidstaten uit te breiden om de nieuwe uitdagingen aan te pakken, stelt de Commissie voor om in 2026 een eenmalige voorfinanciering van 4,5 % uit het ESF+ te verstrekken aan alle programma’s waarbij ten minste 15 % van de middelen wordt overgeheveld naar de nieuwe prioriteiten en STEP in het kader van het tussentijdse evaluatieproces.
–Voorgesteld wordt het voorfinancieringspercentage te verhogen tot 9,5 % in 2026 voor programma’s die een of meer NUTS 2-regio’s bestrijken die grenzen aan Rusland, Belarus of Oekraïne, gezien de specifieke uitdagingen waarmee deze regio’s sinds de Russische agressie tegen Oekraïne worden geconfronteerd.
–Om te voorkomen dat het risico op vertragingen en het daarmee gepaard gaande verlies van middelen de bereidheid om programmawijzigingen door te voeren vermindert en om de correcte uitvoering van de betrokken concrete acties te waarborgen, stelt de Commissie voor de termijn voor het gebruik van de ESF+-middelen te verlengen en de einddatum voor subsidiabiliteit met een extra jaar te verlengen. Voorgesteld wordt deze flexibiliteit alleen beschikbaar te stellen voor programma’s waarvoor wijzigingen worden voorgesteld die leiden tot een overheveling van ten minste 15 % van de middelen naar de nieuwe prioriteiten en STEP in het kader van de tussentijdse evaluatie zijn vastgesteld, zodra deze zijn goedgekeurd.
• Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
Het voorstel is in overeenstemming met de doelstellingen van de fondsen voor het cohesiebeleid en met de meest recente mededeling van de Commissie over een hervormingsagenda voor het cohesiebeleid en beperkt zich tot een gerichte wijziging van Verordening (EU) 2021/1057. Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
Het voorstel beperkt zich tot een gerichte wijziging van Verordening (EU) 2021/1057 en handhaaft verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie.
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
• Rechtsgrondslag
Het voorstel is gebaseerd op de artikelen 164, 175, 177 en 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
• Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Het voorstel om de lidstaten aan te moedigen hun cohesiebeleidsprogramma’s verder af te stemmen op de aanpak van strategische uitdagingen en om de middelen te heroriënteren op nieuwe prioriteiten en tegelijkertijd te zorgen voor meer flexibiliteit om de uitvoering te versnellen, vereist wijzigingen van Verordening (EU) 2021/1057. Hetzelfde resultaat kan niet worden bereikt door maatregelen op nationaal niveau.
• Evenredigheid
Het voorstel heeft tot doel de lidstaten te stimuleren hun cohesiebeleidsprogramma’s verder af te stemmen op de aanpak van strategische uitdagingen, middelen te heroriënteren op nieuwe prioriteiten en meer flexibiliteit te bieden om investeringen te versnellen. De maatregelen gaan niet verder dan wat nodig is om deze doelen te bereiken.
• Keuze van het instrument
Een verordening is het geschikte instrument, aangezien deze rechtstreeks toepasselijke regels voor de steun bevat.
3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
• Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan
n.v.t.
• Raadpleging van belanghebbenden
n.v.t.
• Bijeenbrengen en gebruik van expertise
n.v.t.
• Effectbeoordeling
Ter voorbereiding van het voorstel voor Verordening (EU) 2021/1057 is een effectbeoordeling uitgevoerd. De beperkte en gerichte wijzigingen vereisen geen afzonderlijke effectbeoordeling.
• Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging
n.v.t.
• Grondrechten
n.v.t.
4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Het voorstel heeft betrekking op cohesiebeleidsprogramma’s in de periode 2021-2027 en zal resulteren in aanvullende voorfinanciering die in 2026 in het kader van het ESF+ zal worden betaald. Deze aanvullende voorfinanciering zal leiden tot frontloading van betalingskredieten naar 2026 in vergelijking met een scenario zonder beleidswijziging en is begrotingsneutraal in de periode 2021-2027. Op basis van de geraamde benutting van het voorstel en rekening houdend met de betalingsprognoses en de verschuivingen in de uitvoering, wordt het netto-effect op de begroting geraamd op 500 miljoen EUR. Dat bedrag zal in de ontwerpbegroting 2026 worden opgenomen.
De mogelijkheid om een verhoogd EU-financieringspercentage aan te vragen voor investeringen in het kader van de specifieke prioriteiten en voor programma’s in de oostelijke grensregio’s zal ook leiden tot een gedeeltelijke frontloading van betalingen, gevolgd door lagere betalingen in een later stadium, aangezien het totale budget ongewijzigd blijft. De daadwerkelijke impact zal sterk afhangen van de mate waarin de lidstaten van die mogelijkheden gebruikmaken.
De voorgestelde wijziging vereist geen wijzigingen aan de jaarlijkse maxima van het meerjarig financieel kader voor vastleggingen en betalingen als bedoeld in bijlage I bij Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad.
5. OVERIGE ELEMENTEN
• Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
De uitvoering van de maatregel zal worden gecontroleerd en gerapporteerd in het kader van de in Verordening (EU) 2021/1060 vastgestelde algemene voorschriften in verband met rapportage.
• Toelichtende stukken (bij richtlijnen)
n.v.t.
• Artikelsgewijze toelichting
Het voorstel behelst de wijziging van Verordening (EU) 2021/1057 wat betreft het ESF+ om strategische uitdagingen aan te pakken en de lidstaten in staat te stellen hun middelen te heroriënteren naar nieuwe prioriteiten.
Het maakt gerichte steun mogelijk voor de ontwikkeling van vaardigheden in de defensie-industrie in het kader van een specifieke prioriteit waarvoor meer flexibiliteit geldt, waaronder een verhoogde voorfinanciering voor de toewijzing van de prioriteit, vrijstelling van de berekening van bedragen voor thematische concentratie en een hoger medefinancieringsniveau. Deze flexibiliteit is echter afhankelijk van de overheveling van een minimumbedrag van de middelen van het programma naar nieuwe prioriteiten.
Aanpassing van werknemers, ondernemingen en ondernemers aan veranderingen die bijdragen tot decarbonisatie van de productiecapaciteit
Het voorstel maakt gerichte steun mogelijk voor opleiding, om- en bijscholing met het oog op de aanpassing van werknemers, ondernemingen en ondernemers aan veranderingen die bijdragen tot de decarbonisatie van de productiecapaciteit, in het kader van een specifieke prioriteit waarvoor meer flexibiliteit geldt, waaronder een verhoogde voorfinanciering voor de toewijzing van de prioriteit en een hoger niveau van medefinanciering. Deze flexibiliteit is echter afhankelijk van de overheveling van een minimumbedrag van de middelen van het programma naar nieuwe prioriteiten.
Om ervoor te zorgen dat de lidstaten doeltreffend gebruik kunnen maken van de nieuwe prioriteiten en flexibiliteit, zullen zij hun beoordeling bij de tussentijdse evaluatie opnieuw kunnen indienen, vergezeld van een verzoek tot wijziging van het programma om het op een van de nieuw ingevoerde specifieke prioriteiten te richten.
Om de uitvoering van het ESF+ te helpen versnellen, zouden alle programma’s die zich op een van de nieuw ingevoerde specifieke prioriteiten en STEP richten en ten minste 15 % van hun middelen overhevelen, een aanvullende eenmalige voorfinanciering van 4,5 % ontvangen op basis van hun gewijzigde programmabegroting.
Gezien de uitdagingen van de oostelijke grensregio’s sinds de Russische agressie tegen Oekraïne, moeten uit het ESF+ gefinancierde programma’s met NUTS 2-regio’s die grenzen aan Rusland, Belarus of Oekraïne, gebruik kunnen maken van de mogelijkheid van een eenmalige voorfinanciering van 9,5 % en een Uniefinanciering van 100 %. Indien het desbetreffende programma het gehele grondgebied van de lidstaat bestrijkt, mag deze financiële flexibiliteit alleen van toepassing zijn als het programma dat het gehele grondgebied van de lidstaat bestrijkt, het enige programma is in de lidstaat dat de betrokken NUTS 2-regio’s omvat.
Daarnaast wordt de einddatum voor de subsidiabiliteit van de uitgaven met één extra jaar verlengd voor alle cohesiebeleidsprogramma’s waarvoor programmawijzigingen zijn goedgekeurd die zich op een van de nieuw ingevoerde specifieke prioriteiten richten en ten minste 15 % van de financiële middelen van het programma naar die prioriteiten wordt overgeheveld.