Toelichting bij COM(2025)163 - Gemoderniseerd cohesiebeleid: tussentijdse evaluatie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

1.

Straatsburg, 1.4.2025


COM(2025) 163 final


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Een gemoderniseerd cohesiebeleid:

tussentijdse evaluatie


Een gemoderniseerd cohesiebeleid:

tussentijdse evaluatie

In de Verdragen van de EU 1 is de bevordering van solidariteit en samenhang — met name het verkleinen van de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de regio’s — als kerndoelstelling van de Unie vastgelegd. De politieke en economische relevantie van het cohesiebeleid is in de loop der tijd alleen maar toegenomen, in overeenstemming met de vooruitgang van de Europese integratie, met name de totstandbrenging van de eengemaakte markt. In het verslag van 2010 over de eengemaakte markt werd gesteld dat marktintegratie alleen een win-winsituatie kan vormen als zij wordt aangevuld met maatregelen op EU-niveau om structurele onevenwichtigheden op subnationaal niveau te corrigeren. Ondanks decennialange krachtige en aanhoudende inspanningen staan de doelstellingen van cohesie en het verkleinen van de regionale verschillen in Europa vandaag voor grote uitdagingen. In het Letta-verslag werd gewezen op de opkomende perceptie van de negatieve verdelingseffecten van de interne markt en op het feit dat “[a]ls hier niets aan wordt gedaan, die perceptie de publieke en politieke steun [kan] ondermijnen die noodzakelijk is voor het blijvende succes van de interne markt”.

Aangezien een radicaal veranderde mondiale omgeving asymmetrische gevolgen heeft voor mensen en gebieden, kunnen de aanpassingskosten onevenredig hoog uitvallen voor bepaalde regio’s en economische sectoren in de EU, waardoor de territoriale, sociale en economische verschillen kunnen toenemen.

In de politieke beleidslijnen 2024-2029 van voorzitter Von der Leyen, die voortbouwen op overleg met het Europees Parlement en op de agenda van de Europese Raad voor 2024-2029, worden de belangrijkste nieuwe politieke prioriteiten voor de Unie uiteengezet om die uitdagingen aan te pakken, waaronder:

·een nieuw plan voor duurzame welvaart en concurrentievermogen in Europa, met inbegrip van een Clean Industrial Deal

·een nieuw tijdperk voor Europese defensie en veiligheid

·mensen ondersteunen, onze samenlevingen versterken en ons sociaal model verbeteren

·onze levenskwaliteit in stand houden: voedselzekerheid, water en natuur

·verbetering van de paraatheid en gereedheid van de EU voor toekomstige crises

Dankzij zijn flexibiliteit kan het cohesiebeleid aanzienlijk bijdragen tot de bovengenoemde nieuwe en essentiële prioriteiten en tegelijkertijd de kerndoelstelling van het verkleinen van verschillen, die centraal staat in het Europese project, te verwezenlijken.

De Commissie stelt voor om, in partnerschap met de nationale, regionale en lokale autoriteiten, de tussentijdse evaluatie van het cohesiebeleid te benutten om de bijdrage ervan aan de huidige en opkomende politieke prioriteiten van de Unie te maximaliseren en de impact ervan op de economische, sociale en territoriale cohesie te vergroten.

Om dit proces te vergemakkelijken, stelt de Commissie gerichte wijzigingen van het regelgevingskader betreffende de fondsen van het cohesiebeleid 2 voor om i) de investeringsprioriteiten af te stemmen op de veranderende economische, maatschappelijke en geopolitieke context en op onze klimaat- en milieudoelstellingen, en ii) meer flexibiliteit en stimulansen in te voeren om de snelle inzet van middelen te vergemakkelijken en de uitvoering van de programma’s te versnellen.

1.Cohesiebeleid 2021-2027: stand van zaken

Ondanks de start van de onderhandelingen over de programmeringsperiode 2021-2027 begin 2019 en de ambities van de lidstaten dat de programma’s klaar zijn om tegen eind 2020 te worden goedgekeurd, is de uitvoering in 2023 effectief van start gegaan, meer dan een jaar later dan gepland.

Dit was te wijten aan een combinatie van factoren, met name de late vaststelling van de verordeningen betreffende het beleid en de noodzaak om opeenvolgende crises aan te pakken — met name de COVID-19-pandemie, de oorlog tegen Oekraïne en de daaruit voortvloeiende energiecrisis —, en het feit dat prioriteit is gegeven aan de uitvoering van de instrumenten van NextGenerationEU, met name de herstel- en veerkrachtfaciliteit, waarvoor kortere termijnen golden. Bovendien hebben deze factoren de capaciteit van de autoriteiten van de lidstaten om investeringen te plannen en snel uit te voeren, onder druk gezet.

Het niveau van de betalingen in het kader van de programmeringsperiode 2021-2027 is vergelijkbaar met dat in de overeenkomstige fase na de vaststelling van het regelgevingskader voor de programmeringsperiode 2014-2020 3 , maar er is minder tijd over om de middelen van de huidige cyclus volledig te benutten 4 .

Het cohesiebeleid heeft bewezen dat het aanzienlijke middelen kan inzetten op regionaal en lokaal niveau en het was een belangrijk instrument van de EU-respons op de COVID-19-pandemie 5 . Daarna werd er opnieuw een beroep op de EU-begroting gedaan om de gevolgen van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne op te vangen (met de maatregelen uit hoofde van het cohesiebeleid ten behoeve van vluchtelingen in Europa, namelijk CARE 6 en FAST-CARE 7 , alsook SAFE 8 om kmo’s en kwetsbare huishoudens met hoge energiekosten te ondersteunen). Toen er in heel Europa almaar heftigere en ernstigere overstromingen plaatsvonden, heeft het cohesiebeleid gereageerd door RESTORE 9 voor te stellen.

Tegelijkertijd kunnen, dankzij het feit dat voor een aanzienlijk deel van de begroting voor het cohesiebeleid nog geen aanvragen zijn ingediend, de flexibiliteit en omvang van het cohesiebeleid worden benut om de programma’s te heroriënteren om de dringende nieuwe uitdagingen aan te pakken waarmee de Europese Unie wordt geconfronteerd als gevolg van een veranderende mondiale omgeving. Bovendien kunnen gerichte wijzigingen worden aangebracht aan de regels van het cohesiebeleid zodat de autoriteiten van de lidstaten sneller kunnen reageren op dringende investeringsbehoeften.

Daarom moeten alle mogelijkheden worden onderzocht om zowel de accenten van de maatregelen te verleggen als de doeltreffendheid ervan te verbeteren, en tegelijkertijd de uitvoering van de programma’s te versnellen.

2.De tussentijdse evaluatie gebruiken om te reageren op nieuwe uitdagingen

De afgelopen jaren wordt de geopolitieke dynamiek gekenmerkt door grote onzekerheid, waardoor een grondige herevaluatie van de strategische autonomie, veerkracht en paraatheid van de EU noodzakelijk is. Deze verschuivingen vinden gelijktijdig plaats met de groene, sociale en technologische transities, die de wereld om ons heen snel veranderen. De uitdagingen die deze gelijktijdige transformaties met zich meebrengen, zijn uitvoerig geanalyseerd in het rapport-Draghi over de toekomst van het Europese concurrentievermogen, dat in september 2024 is gepubliceerd. In dit rapport wordt benadrukt dat de innovatiekloof dringend moet worden gedicht, het economische concurrentievermogen moet worden versterkt — waarbij decarbonisatie moet worden beschouwd als een kans om te groeien —, en de externe afhankelijkheid moet worden verminderd door toeleveringsketens te diversifiëren en te investeren in klimaatbestendigheid, in Europa geproduceerde groene energie en in kritieke sectoren.

In reactie hierop zijn al verschillende belangrijke initiatieven gelanceerd om de economische veerkracht en strategische autonomie van de EU te vergroten. Het gaat onder meer om “REPowerEU”, het antwoord van de Commissie op de sociaal-economische problemen en de verstoring van de mondiale energiemarkt als gevolg van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, en het platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP), dat tot doel heeft het technologische leiderschap van Europa te versterken. Deze vormen een aanvulling op reeds lopende acties via cohesiebeleidsprogramma’s en de herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF) met de bedoeling structurele veranderingen in de lidstaten en regio’s te ondersteunen en hun veerkracht te vergroten. De lidstaten zouden extra middelen kunnen benutten om REPowerEU-hoofdstukken in hun herstel- en veerkrachtplannen (RRP) op te nemen ter ondersteuning van hervormingen en investeringen die de energievoorziening van de EU diversifiëren, de groene transitie versnellen en kwetsbare huishoudens ondersteunen. De op 26 maart 2025 aangenomen strategie voor een paraatheidheidsunie zal de veerkracht van de EU verder helpen versterken.

Als belangrijkste investeringsinstrument van de EU binnen het meerjarig financieel kader (MFK) speelt het cohesiebeleid een cruciale rol bij de ondersteuning van deze prioriteiten. Het stimuleert gerichte investeringen die bijdragen tot economische, sociale en territoriale cohesie en pakt tegelijkertijd nieuwe uitdagingen aan.

Het regelgevingskader betreffende de fondsen voor het cohesiebeleid 2021-2027 is echter opgesteld, onderhandeld en goedgekeurd in 2019-2021 en de programma’s waren goedgekeurd vóór de reeks grote geopolitieke en economische gebeurtenissen die een aantal strategische politieke prioriteiten van de EU hebben gewijzigd.

Evenzo zijn binnen hetzelfde tijdsbestek de partnerschapsovereenkomsten en de nationale en regionale cohesiebeleidsprogramma’s opgesteld en goedgekeurd, zodat deze de destijds vastgestelde en op fundamentele economische parameters gebaseerde prioriteiten weerspiegelen; deze zijn echter aanzienlijk veranderd als gevolg van onvoorziene exogene schokken zoals de energiecrisis en de veranderende mondiale handels- en veiligheidssituatie.

Tegen deze achtergrond en op basis van de politieke beleidslijnen 2024-2029 heeft de Europese Commissie sinds december 2024 uitvoerig overleg gepleegd met de lidstaten, regio’s en lokale overheden om hun inbreng te verkrijgen over hun politieke prioriteiten en over de manier waarop het cohesiebeleid kan worden aangepast om er beter op in te spelen. Zowel in de lidstaten als in Brussel zijn besprekingen gehouden met vertegenwoordigers van nationale regeringen, regio’s, waaronder ultraperifere regio’s, steden en niet-stedelijke gebieden zoals eilanden. Voorts heeft de Commissie overleg gepleegd met het Europees Parlement en het Europees Comité van de Regio’s 10 .

In die raadplegingen is overeengekomen dat de tussentijdse evaluatie kan worden gebruikt om i) de nieuwe prioriteiten van de EU al in de cohesieprogramma’s 2021-2027 op te nemen en ii) de investeringen te versnellen door middel van vereenvoudiging.

Om deze dubbele doelstelling te verwezenlijken, zijn gerichte wijzigingen nodig van de verordeningen betreffende de fondsen van het cohesiebeleid, die zijn bevat in het wetsvoorstel dat bij deze mededeling is gevoegd. Deze wijzigingen en de nieuwe mogelijkheden die zij creëren voor actoren in het cohesiebeleid om hun programma’s af te stemmen op de nieuwe prioriteiten, worden beschreven in de volgende punten van deze mededeling. In deze wijzigingen wordt de nadruk gelegd op beleidsterreinen die door verschillende belanghebbenden tijdens de bovengenoemde raadplegingen als de meest dringende zijn aangemerkt.

Naast een beschrijving van de voorgestelde wijzigingen in de regelgeving wordt in de onderstaande punten gewezen op andere manieren waarop de lidstaten de impact van hun investeringen in het kader van het cohesiebeleid kunnen maximaliseren om onze gemeenschappelijke prioriteiten te verwezenlijken.

2.

De innovatiekloof dichten, het concurrentievermogen versterken en decarbonisatie


Het onlangs door de Commissie aangenomen kompas voor concurrentievermogen zet de koers uit voor de komende vijf jaar om de economische dynamiek in Europa een nieuwe impuls te geven. Het kompas moet daarom als input dienen voor de discussie over de tussentijdse evaluatie van het cohesiebeleid door een heroriëntering van programma’s die in 2022 zijn goedgekeurd en zijn gebaseerd op de tussen 2019 en 2021 onderhandelde en overeengekomen regelgevingsprioriteiten om de dringende uitdagingen van vandaag aan te pakken, namelijk het dichten van de innovatiekloof, de decarbonisatie van de economie om het concurrentievermogen te vergroten en de afhankelijkheid te verminderen, en investeringen in nieuwe groeisectoren, rekening houdend met het economische weefsel van de regio’s.

Het is daarom aan de lidstaten en de regio’s om na te gaan wat er nog meer kan worden gedaan om de innovatiekloof te dichten, om de technologische gereedheid te versnellen en om de aanwezigheid op de internationale markten en de concurrentiepositie van kmo’s te ondersteunen.

De mondiale dynamiek en de industriële transities hebben sommige regio’s harder getroffen dan andere. Regio’s die al te sterk afhankelijk zijn van één — mogelijk energie-intensieve — industrie en waarvan het innovatie-ecosysteem op maat is gemaakt en is ingesloten (“locked-in), worden geconfronteerd met veelzijdige uitdagingen voor de transitie naar groei en welvaart.

Zo moeten de automobiel-, bouw- en productiesectoren in veel regio’s zich omvormen door koolstofarme technologieën en meer circulaire processen in te voeren en hun processen te digitaliseren om concurrerend te blijven.


In de periode 2021-2027 helpt bijna 34 miljard EUR aan cohesiefinanciering om onderzoeks- en innovatiecapaciteit, de toepassing van geavanceerde technologieën en gespecialiseerde vaardigheden te ontwikkelen en te verbeteren.

Evenzo zijn de digitalisering van overheidsdiensten en de integratie van artificiële intelligentie (AI) in de publieke en particuliere sector hefbomen voor het concurrentievermogen. Het cohesiebeleid biedt al aanzienlijke steun aan de digitale transitie met projecten ter waarde van 31 miljard EUR betreffende met name het internet der dingen, edgecomputing, artificiële intelligentie, robotica en toegevoegde werkelijkheid, en e-overheid en e-gezondheid.

Tot slot is toegang tot veilige en duurzame bronnen van kritieke grondstoffen en nettonultechnologieën essentieel voor het concurrentievermogen van alle downstreamindustrieën. De Commissie heeft op 25 maart 2025 de eerste lijst van strategische projecten in het kader van de verordening kritieke grondstoffen geselecteerd. Die projecten komen in aanmerking in het kader van STEP.

Aangezien de uitdagingen voor het concurrentievermogen alle regio’s in de EU aangaan, stelt de Commissie voor dat projecten binnen het toepassingsgebied van STEP in alle regio’s steun uit het EFRO/CF kunnen genieten, ook in de meer ontwikkelde regio’s van de lidstaten van de Unie met een bbp per hoofd van de bevolking dat boven het EU-27-gemiddelde ligt. Voorts stelt de Commissie voor het maximum van 20 % van de EFRO-toewijzing voor herprogrammering naar STEP te schrappen. De termijn voor het indienen van wijzigingen betreffende STEP-prioriteiten wordt verlengd met maximaal twee maanden na de inwerkingtreding van de wijzigingen in de regelgeving die samen met deze mededeling worden voorgesteld.

Het is belangrijk de rol van grote ondernemingen in de regionale ontwikkeling te erkennen en te versterken, aangezien zij onderzoek, innovatie, kennis en technologieoverdracht naar andere ondernemingen in hun waardeketen sturen. Het cohesiebeleid wijst al 9 miljard EUR toe aan grote ondernemingen en er is gestage vooruitgang te zien, waarbij meer dan een kwart van de geplande middelen wordt toegewezen aan individuele O&I-projecten in grote ondernemingen. Tien belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang (IPCEI) zijn tot dusver in heel Europa gefinancierd. Dit omvat bijvoorbeeld waterstofprojecten in Estland, Nederland en Polen en projecten in verband met micro-elektronica in Griekenland, Polen en Italië. De Commissie ondersteunt de lidstaten bij het in kaart brengen van steun voor toekomstige potentiële IPCEI-projecten.

Voor een maximale impact van EU-steun om de groei en het concurrentievermogen te stimuleren, en voor zover de in de artikelen 107 en 108 VWEU en in toepasselijke richtlijnen vastgestelde staatssteunregels van de EU worden nageleefd, stelt de Commissie voor om het toepassingsgebied van de steun in het kader van het EFRO uit te breiden tot productieve investeringen in andere ondernemingen dan kmo’s wanneer de financiële middelen worden gebruikt om 1) investeringen te ondersteunen die bijdragen aan de STEP-doelstellingen, 2) de industriële capaciteit te versterken om defensievermogens te bevorderen, 3) bij te dragen aan Europees defensieprojecten van gemeenschappelijk belang of 4) industriële decarbonisatie te faciliteren, met name voor energie-intensieve industrieën of in de automobielsector. Investeringen in projecten die rechtstreeks deelnemen aan een IPCEI dat is goedgekeurd door de Commissie overeenkomstig artikel 107, lid 3, punt b), VWEU, in overeenstemming met mededeling C(2021) 8481, in andere ondernemingen dan kmo’s, kunnen ook worden ondersteund. Steun voor andere ondernemingen dan kmo’s wordt ook vergemakkelijkt in het kader van het Fonds voor een rechtvaardige transitie, want er wordt geen kloofanalyse vereist.

Europa is concurrerend dankzij zijn mensen. Ons menselijk kapitaal is van cruciaal belang voor de welvaart van de EU, voor haar economische veerkracht, voor het verhogen van onze productiviteitsgroei en voor de bevordering van de cohesie. De vaardigheidsunie 11 heeft onder meer tot doel dat bij- en omscholingsmogelijkheden worden aangeboden, onder meer door het opzetten en uitrollen van individuele leerrekeningen. De Commissie zal een proefproject met een vaardighedengarantie op poten zetten. Deze regeling biedt werknemers die betrokken zijn bij een herstructurering of werkloos dreigen te raken, de mogelijkheid hun loopbaan voort te zetten in een ander bedrijf of in een andere sector. In dit verband en om industriële aanpassingen in verband met de decarbonisatie van productieprocessen en producten te vergemakkelijken, wordt het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+), naast de reeds bestaande steunmogelijkheden, gewijzigd door middel van een afzonderlijk wetgevingsvoorstel om bijscholing, het behoud en het scheppen van banen gedurende dit hele proces te vergemakkelijken door flexibiliteit bij de uitvoering te bieden.

Om het hefboomeffect van InvestEU — het vlaggenschipprogramma van de EU om investeringen in kritieke industrieën te stimuleren — te versterken, en de reeds in de wetgeving geboden mogelijkheden voor overdracht te stimuleren, stelt de Commissie voor om de overdracht van middelen uit het EFRO en het Cohesiefonds naar InvestEU-lidstaatcompartimenten mogelijk te maken om een nieuw InvestEU-financieringsinstrument uit te voeren met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van het cohesiebeleid, zoals is bepaald in het voorstel tot wijziging van de InvestEU-verordening 12 .

Bovendien kunnen projecten die rechtstreeks deelnemen aan een goedgekeurd IPCEI vertraging oplopen wanneer de lidstaten ervoor kiezen dergelijke projecten via cohesiemiddelen te financieren. De aanvraagprocedure voor EFRO-financiering, met name de organisatie van en de indiening van aanvragen in het kader van oproepen tot het indienen van voorstellen, komt bovenop de selectieprocedure voor IPCEI-projecten (die ook openbare oproepen omvat) die op nationaal niveau wordt georganiseerd voor de selectie van begunstigden van staatssteun overeenkomstig artikel 107, lid 3, punt b), VWEU. Daarom wordt voorgesteld dat de lidstaten overeenkomstig de staatssteunregels steun uit het EFRO en het ESF+ mogen verlenen aan projecten die rechtstreeks deelnemen aan een IPCEI dat door de Commissie is goedgekeurd overeenkomstig artikel 107, lid 3, punt b), VWEU en mededeling C(2021) 8481.

Naast de nieuwe mogelijkheden waarin de wetswijzigingen voorzien, dringt de Commissie er bij de lidstaten en de regio’s op aan om bij de herprogrammering in het kader van de tussentijdse evaluatie:

·de steun voor STEP te verhogen, bovenop de 6 miljard EUR aan cohesiefinanciering die al is herbestemd voor investeringen in de strategische sectoren en technologieën van Europa;

·selectiever te zijn bij het verlenen van steun aan ondernemingen. Wanneer de financiering aan kmo’s te breed wordt verspreid, kan de impact ervan worden afgezwakt. Meer selectiviteit maakt het mogelijk de modernisering en diversificatie van regionale economieën beter te ondersteunen door bijvoorbeeld steun aan kmo’s in veelbelovende industriële sectoren te koppelen aan investeringen in O&I, de invoering van digitale technologieën, door lokale clusters en lokale delen van EU-waardeketens te versterken en circulaire processen te bevorderen, of door beter gebruik te maken van innovatieve overheidsopdrachten;

·de nadruk te leggen op baanbrekende, innovatieve bedrijven om de verspreiding van innovatie, geavanceerde koolstofvrije productiecapaciteiten, schone technologieën en de toepassing van AI mogelijk te maken, waarbij bedrijven worden ondersteund die bijdragen aan de strategische sectoren en waardeketens van Europa, zoals artificiële intelligentie, halfgeleider- en kwantumtechnologie, geavanceerde materialen, decarbonisatie, biotechnologie, defensie of ruimtevaarttechnologieën. Daartoe moeten de mogelijkheden voor begrotingsoverdrachten volledig worden benut en moeten excellentiekeurmerken en STEP-zegels worden ondersteund die worden toegekend door de Europese Innovatieraad, die start-ups en kmo’s met een groot potentieel op die gebieden selecteert;

·de steun voor digitale capaciteiten, zoals AI, cloudcomputing en gigafabrieken, te versterken, zodat bedrijven toegang kunnen krijgen tot de geavanceerde diensteninfrastructuren die nodig zijn voor innovatie en concurrentievermogen;

·de rol van grote ondernemingen in de regionale ontwikkeling te erkennen en te versterken, aangezien zij onderzoek, innovatie, kennis en technologieoverdracht naar andere ondernemingen in hun waardeketen sturen;

·financiering te verstrekken aan strategische projecten die zijn geselecteerd in het kader van andere EU-instrumenten, die niet over voldoende financiering beschikken om ze allemaal te ondersteunen en kunnen worden ondersteund in het kader van cohesiebeleidsprogramma’s wanneer zij rijp genoeg zijn om de uitvoering binnen het tijdskader van het beleid te waarborgen en wanneer zij de industriestrategie van het land en/of de regio ten goede komen. Dit is bijvoorbeeld het geval voor projecten die zijn geselecteerd in het kader van het Innovatiefonds, voor belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang (IPCEI), of voor strategische projecten in het kader van de verordening kritieke grondstoffen, de verordening kritieke geneesmiddelen en de verordening voor een nettonulindustrie. De lidstaten en de regio’s moeten ernaar streven de financieringsprocedures in het kader van de cohesieregels te vereenvoudigen en te versnellen voor dergelijke projecten die reeds aan strenge beoordelingsprocedures zijn onderworpen;

·de opschaling van innovatieve kmo’s tot kleine midcaps te ondersteunen;

·ervoor te zorgen dat investeringen met cohesiefinanciering de klimaatveerkracht vergroten, ook in overeenstemming met de strategie voor een paraatheidsunie en het concept van paraatheid en beveiliging door ontwerp, dat in alle beleidsterreinen van de EU moet worden geïntegreerd.

3.

Defensie en veiligheid


In het nieuwe geopolitieke klimaat moet bijzondere aandacht besteed worden aan de veerkracht van onze economieën, onze paraatheid en onze defensievermogens, en op het verminderen van onze afhankelijkheden. De Europese Unie moet nu cruciale besluiten nemen om haar steun voor de ontwikkeling van haar defensievermogens en het concurrentievermogen van de defensie-industrie van de EU op te voeren. Deze inspanning zal de Unie in staat stellen te beantwoorden aan de dringende noodzaak van steun aan Oekraïne en tegelijkertijd de veiligheid van het continent op lange termijn te waarborgen.

De Commissie heeft de Europese Raad een onmiddellijke reactie voorgesteld, namelijk het ReArm Europe-plan 13 , dat de komende vier jaar ten minste 800 miljard EUR zou kunnen mobiliseren voor defensie-investeringen, met inbegrip van de uitgaven die worden gefinancierd met de 150 miljard EUR van SAFE. Dankzij deze hefbomen kan de begroting van de Unie verder bijdragen aan deze collectieve inspanning. In dit verband kondigde de Commissie aan voorstellen te doen om de bestaande EU-instrumenten flexibeler te maken om meer defensie-investeringen mogelijk te maken.

Het cohesiebeleid financiert al investeringen in veiligheid en defensie die bijdragen tot regionale ontwikkeling. Deze investeringen ondersteunen technologieën en infrastructuur voor tweeërlei gebruik ter verbetering van de militaire mobiliteit, alsook de defensie-industrie als zodanig, door financiering van innovatie op het gebied van militaire technologie, verbetering van de productiecapaciteit en infrastructuur voor de toeleveringsketen, alsook projecten om knelpunten in de energievoorziening aan te pakken en projecten voor de levering van energie-infrastructuur 14 . De defensie-industrie creëert vaak onderzoeks- en ontwikkelings- en industriële ecosystemen die de Europese regio’s en gemeenschappen ten goede komen. De territoriale focus van het beleid is met name van belang om regionale synergieën en afstemming op lokale sterke punten te bevorderen en zo in te spelen op een zeer divers Europees defensie-ecosysteem.


Nationale, regionale en lokale autoriteiten kunnen vrijwillig gebruikmaken van de tussentijdse evaluatie van het cohesiebeleid om binnen hun huidige programma’s middelen toe te wijzen aan nieuwe prioriteiten, waaronder de versterking van de defensievermogens. In overeenstemming met de conclusies van de Europese Raad van 6 maart 2025 en om lidstaten die in overeenstemming met de doelstellingen van het cohesiebeleid in hun defensievermogens willen investeren, extra mogelijkheden en stimulansen te bieden, stelt de Commissie voor twee nieuwe specifieke doelstellingen te creëren binnen het bestaande toepassingsgebied van de steun uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het Cohesiefonds. Deze specifieke doelstellingen ondersteunen ook de oostelijke grensregio’s.

-De eerste nieuwe doelstelling stelt de lidstaten in staat om in het kader van hun programma’s voor 2021-2027 onder de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” vrijwillig bedragen te herprogrammeren voor het vergroten van de productiecapaciteit in ondernemingen in de defensiesector, zonder beperkingen in termen van geografie of omvang van de onderneming, met volledige inachtneming van de staatssteunregels, die van toepassing blijven. Dit zal de algemene defensie- en paraatheidscapaciteiten van Europa versterken, in overeenstemming met de algemene doelstellingen van het cohesiebeleid om de economische, territoriale en sociale verschillen binnen de EU te verkleinen.

-De tweede nieuwe specifieke doelstelling met betrekking tot defensie draagt bij tot de opbouw van veerkrachtige infrastructuur voor defensie of tweeërlei gebruik om de militaire mobiliteit in de Unie te bevorderen.

In het licht van de oproep van de Europese Raad om de mobilisering van financiering voor investeringen in de defensie van de Unie te versnellen, stelt de Commissie voor dat investeringen in dit prioritaire gebied die worden ondersteund door een herbestemming, in 2026 in aanmerking komen voor een voorfinanciering van 30 % en een EU-medefinancieringspercentage van 100 %.

De juiste vaardigheden zijn van cruciaal belang voor een doeltreffende defensiecapaciteit. De vaardigheidsunie voorziet in maatregelen om vaardigheidskloven en -tekorten in Europa aan te pakken; het in het kader daarvan vastgestelde pact voor vaardigheden heeft met name een grootschalig partnerschap voor het defensie-ecosysteem tot stand gebracht 15 . Door middel van prognoses inzake vaardigheden ondersteunt het pact collectieve anticipatie op de vaardigheidskloven waarmee Europa te maken zal krijgen, rekening houdend met de behoeften aan vaardigheden van het bedrijfsleven en demografische prognoses inzake vaardigheden voor de komende vijf tot tien jaar. Doel is bij- en omscholingsprogramma’s op te waarderen om ze aantrekkelijker te maken door talent doeltreffender aan te trekken en te ontwikkelen en het behoud van geschoolde personen te verbeteren. In dit verband zal het ESF+ ook de ontwikkeling van vaardigheden in de defensie-industrie vergemakkelijken door meer flexibiliteit te bieden bij de uitvoering met de toevoeging van een derde nieuwe prioriteit aan de ESF+-verordening, zoals voorgesteld in een afzonderlijk wetsvoorstel. Hiertoe zet het ESF+ alle beschikbare instrumenten in, met inbegrip van steun voor beroepsonderwijs en -opleiding en voor een leven lang leren.

Voorts zal de Commissie in een toekomstig wetsvoorstel tot wijziging van de STEP-verordening en aanverwante wetgeving die betrekking heeft op verschillende EU-programma’s, voorstellen om een vierde, op defensie gerichte STEP-sector toe te voegen die kan worden ondersteund door bestaande EU-instrumenten, met name Horizon Europa en het programma Digitaal Europa.

Tot slot worden de lidstaten ook aangemoedigd gebruik te maken van de mogelijkheid waarin het huidige rechtskader voorziet om de hun in gedeeld beheer toegewezen middelen vrijwillig over te hevelen naar programma’s in direct beheer met defensie- en veiligheidsdoelstellingen. In dit verband zouden overdrachten naar de middelen voor militaire mobiliteit van de Connecting Europe Facility (CEF) gecoördineerde interventies langs de militaire mobiliteitscorridors die in het Witboek over defensie worden genoemd, mogelijk maken. De CEF-verordening zal worden gewijzigd om er dezelfde gunstige voor- en medefinancieringspercentages in op te nemen.


4.

Betaalbare huisvesting


Huisvesting is niet alleen een basisbehoefte, maar ook een grondrecht. In haar politieke beleidslijnen 2024-2029 benadrukte voorzitter Von der Leyen dat “[w]e dringend de huisvestingscrisis [moeten] aanpakken die miljoenen gezinnen en jongeren treft” en dat er een aanzienlijke en groeiende investeringskloof bestaat op het gebied van sociale en betaalbare huisvesting. Dit is cruciaal om mensen te ondersteunen, onze samenlevingen en ons sociaal model te versterken en tegelijkertijd het concurrentievermogen van Europa te bevorderen en onze democratie te beschermen.

Sinds het einde van de financiële crisis is de vraag naar huisvesting toegenomen, terwijl het aanbod van nieuwe en gerenoveerde woningen niet in hetzelfde tempo is gegroeid. Dit heeft geleid tot aanzienlijke stijgingen van zowel de huizenprijzen als de huren in het algemeen, maar op acutere wijze in sommige regio’s en steden. Tegelijkertijd zijn de lonen niet zo sterk gestegen als de huisvestingskosten. Deze ongelijke ontwikkeling heeft geleid tot een groeiende kloof tussen de beschikbaarheid van betaalbare huisvesting en de behoeften van de bevolking 16 .

Hoewel de ernst van het probleem van land tot land en van regio tot regio verschilt, is de impact ervan wijdverbreid. De hoge huisvestingskosten dwingen veel huishoudens om een onevenredig deel van hun inkomen te gebruiken voor huur of een hypotheek, waardoor er minder geld overblijft voor andere behoeften zoals voedsel, gezondheidszorg en onderwijs en zij in armoede dreigen te vervallen. In 2023 besteedde een op de drie huishoudens die met armoede worden bedreigd 40 % of meer van het beschikbare inkomen van het huishouden aan huisvesting. Bovendien zullen gecoördineerde acties om meer betaalbare en duurzame huisvesting te creëren ook mensen helpen die met ernstige energiearmoede te kampen hebben. In 2023 is 10,6 % van de Europeanen er niet in geslaagd hun woning voldoende te verwarmen. Tegelijkertijd hebben mensen behoefte aan klimaatbestendige huisvesting.

Het gebrek aan voldoende betaalbare huisvesting leidt tot ernstige moeilijkheden voor een toenemend aantal huishoudens, maar heeft ook gevolgen voor de concurrentie. In sommige gebieden ondervinden Europese bedrijven immers problemen om werknemers aan te trekken omdat de kosten van huisvesting en levensonderhoud er onevenredig hoog zijn in vergelijking met het inkomen.

De hoge prijzen stellen ook de openbare diensten in bepaalde steden onder druk omdat zij moeilijkheden ondervinden om essentieel overheidspersoneel (leerkrachten, verpleegkundigen, politie enz.) aan te trekken. Een gebrek aan betaalbare huisvesting kan bredere sociale effecten hebben: zo wordt jonge paren verhinderd zelfstandig te gaan wonen en een gezin te stichten, of zien potentiële studenten die geen betaalbare studentenaccommodatie hebben zich genoopt alternatieve loopbaantrajecten te kiezen. Om de lidstaten te helpen deze kwesties aan te pakken, is in de politieke beleidslijnen een gecoördineerde aanpak voorgesteld, die moet worden uiteengezet in een “Europees plan voor betaalbare huisvesting”. Het Europees Parlement heeft in januari 2025 een Bijzondere Commissie inzake de huisvestingscrisis in de Europese Unie opgericht, die tot doel heeft de onderliggende oorzaken van de huisvestingscrisis te onderzoeken en beleidsaanbevelingen te doen voor mogelijke oplossingen die op EU-niveau moeten worden ontwikkeld. Met die aanbevelingen zal rekening worden gehouden bij het opstellen van het Europees plan voor betaalbare huisvesting.

Als onderdeel van dit overkoepelende initiatief heeft de Commissie zich ertoe verbonden de lidstaten in staat te stellen de in het kader van het cohesiebeleid geplande investeringen in betaalbare huisvesting te verdubbelen. Het cohesiebeleid draagt in de programmeringsperiode 2021-2027 reeds bij tot de verbetering van de huisvestingssector van de EU met een toewijzing van 7,5 miljard EUR, met name voor energie- en hulpbronnenefficiënte gebouwen en sociale huisvesting, en meer dan de helft van de toewijzing is al toegekend aan projecten. Gezien de omvang en de urgentie van de behoeften en het hoge gebruik van steun door de lidstaten tot dusver, moeten de inspanningen om de steun van het cohesiebeleid voor betaalbare huisvesting te verdubbelen, beginnen met de tussentijdse evaluatie.

Bijgevolg stelt de Commissie wetswijzigingen voor om de groeiende investeringskloof aan te pakken door de lidstaten meer mogelijkheden te bieden om hun programma’s voor 2021-2027 aan te passen ten behoeve van investeringen die de toegang tot betaalbare huisvesting bevorderen. Bij investeringen in het kader van het Nieuw Europees Bauhaus moet ten volle gebruik worden gemaakt van die nieuwe mogelijkheden.

De overeenkomstige aanvullende specifieke doelstellingen met betrekking tot betaalbare huisvesting zullen worden opgenomen in drie beleidsdoelstellingen, zodat de lidstaten en regio’s flexibiliteit krijgen wat hun programmeringsstructuren en de focus van de huisvestingsmaatregelen betreft.

Om ervoor te zorgen dat de lidstaten voldoende worden gestimuleerd om de financiering voor betaalbare huisvesting binnen de beschikbare toewijzingen uit de cohesiefondsen te verhogen, stelt de Commissie voor dat investeringen die naar dit prioritaire gebied worden overgeheveld, in 2026 in aanmerking komen voor een voorfinanciering van 30 % en een hoger EU-medefinancieringspercentage van 100 %.

Voorts hebben de diensten van de Commissie samen met de Europese Investeringsbank (EIB) een model van financieel instrument opgesteld om financiering in het kader van het cohesiebeleid te combineren met middelen van de EIB en andere internationale financiële instellingen, nationale stimuleringsbanken en commerciële banken om investeringen in betaalbare huisvesting te ondersteunen. Dit model van financieel instrument kan de impact van de middelen van het cohesiebeleid op het aanbod van betaalbare huisvesting aanzienlijk vergroten door particuliere en concessionele financiering aan te trekken en nationale en regionale overheden een verdere stimulans te geven om bij te dragen aan de doelstelling om de bijdrage van het cohesiebeleid aan betaalbare huisvesting in de programmeringsperiode 2021-2027 te verdubbelen.

Samengevat dringt de Commissie er bij de lidstaten en de regio’s op aan om bij de herprogrammering in het kader van de tussentijdse evaluatie:

-de in de programma’s toegewezen financiering voor betaalbare huisvesting in de cyclus 2021-2027 te verdubbelen;

-dergelijke financiering te mobiliseren door middel van financiële instrumenten, onder meer via het komende pan-Europees investeringsplatform voor betaalbare en duurzame huisvesting;

-de vergunnings- en planningsprocedures op lokaal en stedelijk niveau te versnellen en stroomlijnen om de uitvoering te bespoedigen en ervoor te zorgen dat investeringen snel resultaten kunnen opleveren die vervolgens leiden tot duurzame langetermijnvoordelen, bijvoorbeeld voor huurders met een laag inkomen en starters op de woningmarkt of accommodatie voor studenten.

-huisvestingsprojecten te ondersteunen die in overeenstemming zijn met het initiatief Nieuw Europees Bauhaus.

5.

Waterweerbaarheid


Water is een essentiële hulpbron voor de veiligheid van onze voedsel-, energie- en economische systemen, maar de watervoorraden staan zowel op EU- als op mondiaal niveau onder toenemende druk als gevolg van vervuiling, biodiversiteitsverlies en klimaatverandering, die nu al hun tol eisen op de watervoorraden.

De bescherming en het herstel van water en mariene ecosystemen zijn essentieel om de waterkwaliteit en -kwantiteit te waarborgen. Gezonde waterecosystemen, groene, blauwe en grijze waterinfrastructuur en waterbeheersystemen zijn kritieke infrastructuren en zijn, net als energie-infrastructuur, ook cruciaal voor ons concurrentievermogen, onze levenskwaliteit en onze veiligheids- en defensievermogens. Onze watersystemen lopen het risico op frequentere en ernstigere overstromingen en droogtes, alsook op kwaadwillige aanvallen, met name cyberaanvallen. Een gebrek aan doeltreffende waterinfrastructuur en waterweerbaarheid kunnen de voedselzekerheid en de voedselproductie in de EU ondermijnen. De EU moet deze ecosystemen en infrastructuren beschermen door de investeringen op te voeren en watervoorziening en -infrastructuur te bekijken met het oog op de noodzaak om de toegang tot water en de watervoorziening in alle omstandigheden aan onze burgers en samenlevingen te waarborgen.

De EU heeft een sterk rechtskader voor een duurzaam en veilig waterbeheer tot stand gebracht, maar verdere vooruitgang bij de uitvoering is essentieel en er is dringend meer doortastend optreden nodig. Waterweerbaarheid vereist een verschuiving van reactieve crisisbeheersing naar proactief, risicogebaseerd beheer en een verhoogde paraatheid.

In de periode 2021-2027 wordt in het kader van cohesiebeleidsprogramma’s bijna 13 miljard EUR geïnvesteerd in waterdiensten en een betere opvang en behandeling van afvalwater. De publieke en de particuliere sector moeten echter extra inspanningen leveren om te zorgen voor voldoende vooruitgang.

Om het belang en de focus van investeringen in waterweerbaarheid naar behoren te benadrukken, stelt de Commissie daarom voor een specifieke doelstelling op te nemen in verband met de bevordering van veilige toegang tot water, duurzaam waterbeheer en waterweerbaarheid.

Om ervoor te zorgen dat de lidstaten voldoende worden gestimuleerd om de financiering voor waterweerbaarheid binnen de beschikbare toewijzingen uit de cohesiefondsen te verhogen, stelt de Commissie voor dat de voorfinanciering voor dergelijke investeringen in deze prioriteit die worden gesteund door een herbestemming, in 2026 worden verhoogd tot 30 % en dat die investeringen in aanmerking komen voor een verhoogd EU-medefinancieringspercentage van 100 %.

Bovendien dringt de Commissie er bij de lidstaten en de regio’s op aan om bij de herprogrammering in het kader van de tussentijdse evaluatie:

-te bouwen aan een veerkrachtige samenleving op het gebied van water door meer herstel van waterlichamen, de uitrol van op de natuur gebaseerde oplossingen om het overstromingsrisico te verminderen en de capaciteit van ecosystemen om water op te slaan te vergroten, een betere controle op wateronttrekking en een verhoogde waterefficiëntie, meer digitalisering van waterinfrastructuur en hergebruik van water, een beperking van de gevolgen van droogte en woestijnvorming, alsook van (cyber-)beveiligingsrisico’s, en een vermindering van de verontreiniging, met name door naleving van het EU-acquis op watergebied, met inbegrip van de richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater.

6.

Energietransitie


Een ander gebied waarop investeringen in het kader van het cohesiebeleid bijdragen tot de prioriteiten van de EU, zijn klimaatactie en klimaattransitie, waarin het beleid meer dan 110 miljard EUR investeert.

De Commissie heeft in het kompas voor concurrentievermogen, de Clean Industrial Deal en het actieplan voor betaalbare energie een concreet traject gepresenteerd voor Europa om zijn concurrentievermogen te herstellen en duurzame welvaart te waarborgen, met decarbonisatie en circulariteit als aanjagers van groei.

De cohesiefondsen kunnen nu al investeringen in klimaatdoelstellingen ondersteunen, maar de inspanningen moeten verder worden opgevoerd om ervoor te zorgen dat decarbonisatie een motor is voor groei voor Europese industrieën en de welvaart van de Europeanen. In het licht van de aanzienlijke investeringsbehoeften van de schone transitie moeten de lidstaten blijven investeren in de transitie in overeenstemming met de bestaande klimaatdoelstellingen.

Er wordt aanzienlijke steun verleend aan projecten op het gebied van energie-efficiëntie, hernieuwbare energie, stedelijke vervoersinfrastructuur en spoorweginvesteringen die rechtstreeks zullen bijdragen tot de vermindering van de emissies in de EU. In het kader van het cohesiebeleid wordt bijvoorbeeld 24 miljard EUR geïnvesteerd in energie-efficiëntie, waaronder een aanzienlijk aandeel in de huisvestingssector.

Investeringen in schone, betaalbare energiebronnen en in een efficiënter energiegebruik zijn cruciaal voor de transitie naar een koolstofvrije economie en voor het vermogen van Europa om wereldwijd te concurreren, aangezien de energieprijzen zwaar wegen in de industriële kosten. In de programma’s 2021-2027 zijn al voor meer dan 15 miljard EUR aan investeringen gepland.

In dit verband, en om de decarbonisatie van de industrie te versnellen die nodig is om de klimaatdoelstellingen van de EU te verwezenlijken, stelt de Commissie voor het toepassingsgebied van de steun uit het EFRO voor decarbonisatieprojecten uit te breiden. Dit is met name belangrijk voor projecten die zijn geselecteerd in het kader van het Innovatiefonds dat is opgericht door het emissiehandelssysteem (ETS) en waaraan een “soevereiniteitszegel” is toegekend.

Om het belang en de focus van investeringen voor het vergroten van de energiezekerheid, het versnellen van de energietransitie en het stimuleren van schone mobiliteit naar behoren te benadrukken, stelt de Commissie voor een specifieke doelstelling op te nemen in verband met de bevordering van energie-interconnectoren en de bijbehorende transmissie-infrastructuur en de uitrol van oplaadinfrastructuur met middelen van het EFRO en het Cohesiefonds.

De Commissie stelt voor dat de voorfinanciering voor dergelijke investeringen in dit prioritaire gebied die worden ondersteund door een herbestemming, in 2026 worden verhoogd tot 30 % en dat die investeringen in aanmerking komen voor een hoger EU-medefinancieringspercentage van 100 %.

Dankzij deze verhoogde investeringsinspanningen zullen energie-intensieve sectoren toegang krijgen tot stabielere en diversere energiebronnen in een minder gefragmenteerde interne energiemarkt, waardoor hun duurzaamheid en concurrentievermogen worden versterkt. Bovendien zal de uitbreiding van de EFRO-steun voor decarbonisatieprojecten energie-intensieve industrieën in staat stellen prioriteit te geven aan innovaties met een grote impact die zijn afgestemd op de klimaatdoelstellingen van de EU. Wat oplaadinfrastructuur betreft, zal de steun een aanvulling vormen op de faciliteit voor de infrastructuur voor alternatieve brandstoffen, die is ingesteld in het kader van de Connecting Europe Facility.

De Commissie dringt er bij de lidstaten en de regio’s op aan om bij de herprogrammering in het kader van de tussentijdse evaluatie:

·de steun voor schone technologie en de transitie naar schone energie op te voeren om de uitrol van schone energie en productie te versnellen. Hiertoe is het belangrijk de elektriciteitsnetten, interconnectoren en energieopslagfaciliteiten te moderniseren om een echte energie-unie te verwezenlijken, en het aantal oplaadpunten voor elektrische voertuigen te verhogen, wat een belangrijke prioriteit is in overeenstemming met het industrieel actieplan voor de automobielsector. In het kader van het cohesiebeleid wordt in de programma’s voor 2021-2027 bijna 9 miljard EUR besteed aan schone technologie en er zijn al voor meer dan een derde van dit bedrag aanvragen ingediend voor projecten;

·de decarbonisatie van productieprocessen en -producten te bevorderen, met name voor regio’s met energie-intensieve industrieën, door de industriële transitie te ondersteunen via de verschillende cohesie-instrumenten, waaronder het Fonds voor een rechtvaardige transitie. Dit geldt met name voor bepaalde sectoren die onder het EU-ETS vallen, maar ook voor sectoren als de automobielsector die ingrijpende industriële transformaties doormaken;

·de investeringen in paraatheid bij klimaatgerelateerde rampen, de adaptatie hieraan en mitigatie ervan te versterken, ook voortbouwend op het RESTORE-voorstel en het beginsel “betere wederopbouw”;

·bij te dragen aan de Clean Industrial Deal, bijvoorbeeld door de ontwikkeling van leidende markten in de EU te bevorderen, door middelen om te buigen naar het verminderen van de risico’s en het versnellen van het gebruik van waterstofproductie in de EU, en bij te dragen aan het actieplan voor betaalbare energie door steun te verlenen voor de voltooiing van energiegemeenschappen, voor de modernisering van de elektriciteitsnetten en interconnectoren van de EU en voor de ontwikkeling van bouw buiten de bouwplaats of energie-efficiëntiemaatregelen in woningen, ondernemingen en openbare infrastructuur, aangezien een vermindering van de vraag naar energie een belangrijke bijdrage levert aan betaalbare huisvesting en het concurrentievermogen van de industrie.

·de steun voor collectieve en door burgers aangestuurde energieacties, bijvoorbeeld de oprichting van energiegemeenschappen, te versterken door de administratieve capaciteit voor het verstrekken van technisch en financieel advies te vergroten.

Oostelijke grensregio’s

De oostelijke grensregio’s van de EU (die grenzen aan Rusland, Belarus en Oekraïne) staan voor de dubbele uitdaging om de veiligheid te vergroten en tegelijkertijd hun economieën nieuw leven in te blazen, die negatief zijn beïnvloed als direct of indirect gevolg van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne.

Met de tussentijdse evaluatie kunnen de middelen van het cohesiebeleid van de betrokken programma’s opnieuw worden toegewezen om de investeringen in defensie en het concurrentievermogen van de bredere economie te verhogen om hun herstel te stimuleren.

Met het oog op de versterking van de stimulansen om investeringen in deze regio’s te versnellen, stelt de Commissie voor dat de programma’s voor regio’s aan de oostelijke grenzen van de Unie in aanmerking komen voor:

-een medefinancieringspercentage van 100 %,

-een verdere voorfinanciering van 9,5 % van de totale programmatoewijzing in 2026,

-en een voorfinancieringspercentage van 30 % in 2026 voor de bedragen die worden overgeheveld naar de nieuwe prioriteiten van de tussentijdse evaluatie (STEP, defensie, huisvesting, waterweerbaarheid en energietransitie).

Deze stimulansen zijn alleen van toepassing als de herbestemming naar die nieuwe prioriteiten minstens 15 % van de totale programmatoewijzing bedraagt. Dit geldt niet voor nationale programma’s van lidstaten die zowel nationale als regionale programma’s hebben.

7.

Bevordering van de welvaart en het recht om in alle gebieden te blijven, dankzij beleid op maat voor elke plaats


De veranderende sociaal-economische en geopolitieke omgeving heeft zeer asymmetrische gevolgen voor de lidstaten en regio’s, afhankelijk van hun economische specialisatie, geografische situatie en demografische structuur.

Veel regio’s in Europa staan voor uitdagingen in verband met stagnerende of dalende groei en welvaart, die van invloed zijn op de kwaliteit van lokale diensten en kansen voor burgers. De Commissie en de lidstaten moeten er samen naar streven dat alle burgers daadwerkelijk het recht hebben om in de plaats te blijven die zij thuis noemen, door de beschikbaarheid van goede banen en toegang tot elementaire openbare diensten zoals onderwijs en gezondheidszorg te waarborgen. Dit is met name belangrijk in niet-stedelijke gebieden (landelijke gebieden, binnengebieden en afgelegen gebieden) en in de gebieden waarvan is vastgesteld dat zij met lacunes bij de ontwikkeling van talent te kampen hebben 17 . In dit verband zouden een sterkere complementariteit tussen de cohesiebeleidsprogramma’s en het Leader-initiatief in het kader van het GLB, alsook acties ter bevordering van duurzaam toerisme lokale gemeenschappen helpen om lokale oplossingen te vinden, zoals ook is benadrukt in de recente visie voor landbouw en voedsel. Dergelijke acties zouden ook andere sectoren naast de landbouw en de visserij helpen om andere zakelijke en economische kansen te bevorderen, en tegelijk bijdragen tot het beheer van de migratiestromen om met name ontvolking tegen te gaan.

Stedelijke gebieden kampen met specifieke uitdagingen in verband met betaalbare huisvesting, maatschappelijke integratie, congestie en vervuiling. Van de totale middelen van het cohesiebeleid wordt 24 miljard EUR geïnvesteerd in stedelijke ontwikkeling, waarbij steden een voortrekkersrol spelen op het gebied van decarbonisatie. De rol van steden en de banden tussen stad en platteland moeten beter worden benut om een evenwichtige regionale ontwikkeling te bevorderen, en de Commissie zal later dit jaar een ambitieuze agenda voor steden presenteren.

De Commissie erkent de belangrijke rol van steden bij de verwezenlijking van de EU-doelstellingen, de aanpak van lokale uitdagingen en de versterking van de banden tussen stad en platteland met het oog op een evenwichtige regionale ontwikkeling, en daarom stelt zij voor het Stedelijk Europa-initiatief te versterken door de overheveling van middelen van het EFRO naar het Stedelijk Europa-initiatief mogelijk te maken. Die bedragen zouden acties ondersteunen ten behoeve van de lidstaten die de overheveling initiëren. De Commissie stelt ook voor om een excellentiekeurmerk voor het Stedelijk Europa-initiatief in te voeren, zodat in het kader van cohesiebeleidsprogramma’s steun kan worden verleend aan projecten in het kader van het Stedelijk Europa-initiatief die zijn geselecteerd maar vanwege een gebrek aan middelen geen financiering konden krijgen. De lidstaten zouden ook EFRO-middelen van hun programma’s in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” kunnen overhevelen naar het instrument voor interregionale innovatie-investeringen en zo meer flexibiliteit krijgen bij het gebruik van middelen.

Eilanden en ultraperifere gebieden worden geconfronteerd met specifieke uitdagingen als gevolg van de hogere kosten van grondstoffen en energie, met name na het begin van de oorlog in Oekraïne, bovenop de inherente beperkingen die voortvloeien uit hun fysieke afscheiding en grote afstand van het vasteland, waardoor zij gevolgen ondervinden voor de arbeidsmarkt, het vervoer en de mobiliteit, de toegang tot grondstoffen en de energievoorziening. Bovendien bemoeilijkt die geografische afscheiding aanzienlijk de schone transitie van dergelijke gebieden naar een klimaatneutrale economie. Daarnaast verhult de seizoenswerkgelegenheid die door het toerisme wordt gecreëerd vaak een gebrek aan aantrekkelijke arbeidskansen voor lokale mensen. Tot slot hebben een aantal eilanden en ultraperifere gebieden te lijden gehad onder extreme natuurrampen waardoor aanzienlijke investeringen nodig zijn, niet alleen in herstel na rampen, maar ook in aanpassing aan de klimaatadaptatie en -weerbaarheid. Om eilanden en ultraperifere gebieden te helpen deze veelzijdige problemen aan te pakken, zal de Commissie een raadpleging starten over de ontwikkeling van een strategie voor eilanden en over een geactualiseerde strategie voor ultraperifere gebieden.

Daarom dringt de Commissie er bij de lidstaten en de regio’s op aan om bij de herprogrammering in het kader van de tussentijdse evaluatie:

·de rol van steden bij de verwezenlijking van veel EU-doelstellingen te versterken, bijvoorbeeld door middelen over te hevelen om het Stedelijk Europa-initiatief te verstevigen of door meer middelen voor steden uit te trekken. Tegelijkertijd zal de Commissie ernaar streven om in het kader van de stedenagenda een breed debat aan te moedigen over de wijze waarop steden kunnen bijdragen aan de prioriteiten van de EU;

·hun toezeggingen om bij te dragen aan het Nieuw Europees Bauhaus (NEB), die tot nu toe slechts gedeeltelijk zijn verwezenlijkt, uit te voeren. Alle lidstaten hebben zich ertoe verbonden met hun programma’s voor de periode 2021-2027 bij te dragen aan de uitvoering van het NEB en 18 lidstaten hebben het NEB-beginsel geïntegreerd in selectiecriteria en oproepen tot het indienen van projecten. De waarden van het NEB maken intrinsiek deel uit van steun voor betaalbare huisvesting en duurzame stedelijke ontwikkeling, met inbegrip van herontwikkeling van stadscentra, renovatie van cultureel erfgoed en verbeteringen van groene infrastructuur.

3.Sterkere overheidsdiensten met eenvoudigere, flexibelere en doeltreffendere regels

Om ervoor te zorgen dat het cohesiebeleid de verwezenlijking van zijn doelstellingen ondersteunt, moet het een hefboomeffect hebben op de capaciteit van zowel de overheid als de particuliere sector om het beleid en de investeringen die de fondsen van het cohesiebeleid kunnen mobiliseren, uit te voeren. Daartoe zijn maatregelen nodig om de administratieve capaciteit te versterken van de actoren die betrokken zijn bij de uitvoering van beleid in bredere zin, en niet alleen in verband met de uitvoering van het cohesiebeleid; tegelijkertijd kan het verminderen van de administratieve lasten door vereenvoudiging de opname van de cohesiefinanciering versnellen en vergemakkelijken.

8.

Hervormingen en administratieve capaciteit


De ervaring leert dat de capaciteit van overheidsdiensten om EU-financiering te beheren een voorwaarde is voor een efficiënt en doeltreffend gebruik van deze middelen. Er is al veel gedaan op dit vlak, hetzij met behulp van de technische bijstand van de cohesieprogramma’s, de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere initiatieven van de Commissie, hetzij met behulp van specifieke programma’s om de overheidsdiensten die de fondsen beheren, te versterken en te moderniseren.

Routekaarten met specifieke actieplannen ter verbetering van de administratieve capaciteit van het hele ecosysteem van het cohesiebeleid worden nu uitgevoerd of afgerond in 15 lidstaten en met name door de overheden die problemen hadden ondervonden in verband met hun capaciteit om EU-financiering in de loop van de tijd te gebruiken. De “routekaarten voor de opbouw van administratieve capaciteit” zijn strategische documenten met een analyse van behoeften en uitdagingen, acties om deze aan te pakken en verantwoordelijke actoren, met het oog op een meer strategische aanpak van het gebruik van middelen voor technische bijstand en capaciteitsopbouw. De tussentijdse evaluatie is een gelegenheid om de vooruitgang bij de uitvoering van deze strategieën te onderzoeken, een duidelijke verbintenis aan te gaan om de uitvoering te versnellen en passende begeleidende maatregelen te nemen door middel van technische bijstand, onder meer via het instrument voor technische ondersteuning.

Om overheidsdiensten te helpen hun capaciteiten en doeltreffendheid te verbeteren, wordt in het voorstel van de Commissie verduidelijkt dat kosten in verband met voorbereidende acties voor hervormingen in aanmerking zullen komen voor steun, ook voor op zichzelf staande hervormingen (d.w.z. die niet gepaard gaan met investeringen).

9.

Investeringen versnellen door vereenvoudiging en flexibiliteit


Tegelijkertijd is de Commissie zich ervan bewust dat er meer inspanningen nodig zijn om het regelgevingskader te vereenvoudigen om flexibeler en gerichter steun te verlenen.

Vereenvoudiging en verlichting van de administratieve lasten voor begunstigden, en vooral voor marktdeelnemers zoals kmo’s, zijn kernprioriteiten van de Commissie. Zoals gepland in het kompas voor concurrentievermogen zal de Commissie een ongekende inspanning tot vereenvoudiging leveren, onder meer in het kader van het cohesiebeleid.

Samen met deze mededeling stelt de Commissie via het wetgevingsvoorstel een reeks vereenvoudigings- en flexibiliteitsmaatregelen voor op de volgende gebieden:

·Ervoor zorgen dat de herbestemming van middelen naar EU-prioriteiten vlot kan verlopen door een versoepeling van de huidige regels volgens dewelke een aanzienlijk deel van de toewijzingen aan specifieke aandachtsgebieden moet worden gekoppeld. De Commissie stelt voor meer flexibiliteit in te voeren in de vereisten inzake thematische concentratie wat de toewijzingen aan de nieuwe prioriteiten 18 en de berekening van de klimaatbijdragen in het EFRO en het Cohesiefonds betreft (met inachtneming van de algemene vereisten).

·Om ervoor te zorgen dat het kader voor de voltooiing van de nieuw ingevoerde investeringen en voor betalingsverzoeken en terugbetalingen geschikt is voor het beoogde doel en niet ontmoedigt om het beleid doelgerichter te maken en te moderniseren, stelt de Commissie voor om te voorzien in een eenmalige voorfinanciering van 5 % voor alle programma’s die in het kader van de tussentijdse evaluatie ten minste 15 % van hun programmatoewijzingen overhevelen naar investeringen in verband met STEP, defensie, betaalbare huisvesting, waterweerbaarheid en energietransitie, en de einddatum voor subsidiabiliteit in het kader van het cohesiebeleid voor deze programma’s met één jaar te verlengen 19 .

·Om de uitvoering van het Fonds voor een rechtvaardige transitie (JTF) te vergemakkelijken, worden de beperkingen met betrekking tot de wijziging en werking van de programma’s ervan geschrapt:

ØDe regeling inzake het excellentiekeurmerk zal worden toegepast op het JTF, waardoor een vereenvoudigde selectieprocedure mogelijk wordt voor in het kader van andere EU-instrumenten geselecteerde projecten die niet over voldoende financiering beschikken.

ØDe Commissie stelt voor de aanpak te volgen die wordt gehanteerd voor projecten die in het kader van het Innovatiefonds worden ondersteund, waarbij kan worden geïnvesteerd in de productie, de verwerking, het vervoer, de distributie, de opslag of de verbranding van fossiele brandstoffen, op voorwaarde dat het “soevereiniteitszegel” aan deze projecten is toegekend in het kader van het Innovatiefonds.

ØDe streefdoelen van de indicatoren in de plannen voor een rechtvaardige transitie zullen gedurende de hele uitvoeringsperiode kunnen worden gewijzigd, met behoud van de inzet voor klimaatneutraliteit en de uitfasering van fossiele brandstoffen.

Naast de bovenvermelde vereenvoudigingsmaatregelen dringt de Commissie er bij de lidstaten en de regio’s op aan om bij de herprogrammering in het kader van de tussentijdse evaluatie:

·het gebruik van op prestaties gebaseerde mechanismen te vergemakkelijken, zoals de regels inzake vereenvoudigde kostenopties en financiering die niet gekoppeld is aan kosten;

·uiterlijk in juni 2025 vast te stellen welke projecten in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit het risico lopen in augustus 2026 niet te zijn voltooid en in aanmerking kunnen komen voor financiering uit het EFRO/CF. Bij de mogelijke wijzigingen van programma’s van het EFRO/CF/JTF in het kader van de tussentijdse evaluatie — die moeten worden ingediend zodra het wetgevingsvoorstel bij deze mededeling door de medewetgevers is goedgekeurd — kan derhalve met die projecten rekening worden gehouden. Voor projecten die door het EFRO/CF/JTF moeten worden gefinancierd, moeten de lidstaten verzoeken om een daarmee verband houdende wijziging van hun herstel- en veerkrachtplannen en er bepalingen in opnemen die garanderen dat dergelijke projecten niet aan dubbele financiering worden onderworpen.

Bij de uitvoering van de in punt 2 van deze mededeling voorgestelde nieuwe mogelijkheden voor ondernemingen moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de toepasselijke staatssteunregels van de Unie worden nageleefd en dat de financiering noodzakelijk is om in de vastgestelde behoeften te voorzien en tot het noodzakelijke minimum beperkt blijft. In dit verband heeft de Commissie een openbare raadpleging gehouden over het toepassingsgebied van het staatssteunkader voor de Clean Industrial Deal, dat de mogelijkheden om kmo’s te ondersteunen en ondernemingen in steungebieden te ondersteunen, zou uitbreiden en onder bepaalde voorwaarden ook steun voor grote ondernemingen in niet gesteunde gebieden mogelijk zou maken.


4.Conclusies

In het volgende MFK is de status quo geen optie. In de volgende langetermijnbegroting moeten de huidige complexiteit, zwakke punten en rigiditeiten worden aangepakt en het effect van elke uitgegeven euro worden gemaximaliseerd, met bijzonder aandacht voor de prioriteiten en doelstellingen van de EU waar het EU-optreden het meest nodig is.

Dat MFK zal echter pas in 2028 concrete resultaten opleveren. De Unie kan niet wachten. Zij moet nu actie ondernemen en de huidige financieringscyclus optimaal benutten. Aangezien het cohesiebeleid de belangrijkste investeringstak van de Unie is, is het daarom cruciaal om de tussentijdse evaluatie aan te grijpen om het beleid te moderniseren zodat het zowel de bestaande als de nieuwe prioriteiten aanpakt, en de uitvoering ervan te versnellen om zo snel mogelijk een sterker effect te sorteren.

In deze mededeling worden de lidstaten verzocht hun bestaande programma’s aan te passen om de bijdrage van investeringen in het kader van het cohesiebeleid aan de politieke prioriteiten van de Unie te maximaliseren.

Het grootste deel van de door het cohesiebeleid ondersteunde investeringen blijft afgestemd op de nieuwe EU-prioriteiten, of het nu gaat om de noodzaak om de innovatiekloof te dichten en het concurrentievermogen te versterken, de steun voor decarbonisatie en een circulaire economie te verhogen of belangrijke infrastructuren en nettonultechnologieën te financieren. Maar er kan meer worden gedaan, zoals in deze mededeling wordt uitgelegd.

Op het gebied van concurrentievermogen en innovatie, de digitale en de groene transitie, veiligheid en strategische autonomie, met inbegrip van defensie, of bij de verstrekking van beter op maat gesneden beleid, met name wat de beschikbaarheid van essentiële openbare diensten op meer afgelegen plaatsen betreft, kan het beleid selectiever en gerichter zijn, met een grotere Europese meerwaarde.

Het is ook cruciaal de cohesiebeginselen verder te versterken om een groter impact en meer doeltreffendheid te bewerkstelligen door middel van eenvoudige en flexibele regels, volgens een plaatsgebonden aanpak en op maat gesneden beleid. Daarbij is het zeer belangrijk dat het beginsel van partnerschap met nationale, regionale en lokale overheden wordt toegepast, waarbij regio’s en steden een belangrijke rol spelen.

De mededeling gaat vergezeld van een wetgevingsvoorstel dat de modernisering van het cohesiebeleid nu al mogelijk maakt voor de huidige programma’s. Om de grootste impact te bewerkstelligen op de doeltreffendheid en relevantie van het cohesiebeleid in het licht van de huidige geopolitieke omstandigheden, moeten de wetgevingsvoorstellen zo spoedig mogelijk door de medewetgevers worden vastgesteld.

De Commissie nodigt de lidstaten, de regio’s, de beheerautoriteiten, alsook het Europees Parlement en het Europees Comité van de Regio’s uit om constructief deel te nemen aan deze discussie en verzoekt de lidstaten en het Europees Parlement vaart te zetten achter de wetgevingswerkzaamheden om ervoor te zorgen dat het beginsel van cohesie en het cohesiebeleid centraal blijven staan in het Europese project.

De Commissie zal overwegen om tegen de zomer richtsnoeren voor te stellen over de mogelijkheden om de rapportage aan de Commissie te vereenvoudigen en over de interpretatie van bestaande bepalingen om de onzekerheid te verminderen die investeringen met steun van de cohesiefondsen kan ontmoedigen.

De lidstaten en de regio’s worden met klem verzocht hun wijzigingen van de programma’s binnen twee maanden na de inwerkingtreding van de herziene wetgeving in te dienen. De Commissie is bereid de nationale en regionale autoriteiten te ondersteunen bij het opstellen van hun programmawijzigingen. De Commissie zal de voorgestelde wijzigingen beoordelen en nauw samenwerken met de autoriteiten om ervoor te zorgen dat de herziene programma’s binnen twee maanden na de indiening van de wijzigingen door de nationale of regionale autoriteiten worden goedgekeurd. Het doel is de herprogrammering in het kader van de tussentijdse evaluatie zo spoedig mogelijk en uiterlijk tegen eind 2025 af te ronden, zodat de lidstaten, regio’s en lokale overheden vanaf 2026 en in de tweede helft van de huidige MFK-cyclus kunnen beginnen met de uitvoering van de aangepaste programma’s 20 .

Daarnaast moedigt de Commissie de lidstaten aan om, in nauwe coördinatie met de Commissie, een gezamenlijke monitoring in te voeren van belangrijke investeringen die door de cohesiefondsen op nationaal en regionaal niveau worden ondersteund. Die monitoring zou gericht zijn op belangrijke aandachtsgebieden, om de uitvoering beter te sturen en te versnellen en de tijdige uitvoering ervan te waarborgen. Hij moet licht blijven en zal gepaard gaan met een vereenvoudiging van de gegevensoverdracht en de rapportage door de lidstaten aan de Commissie via een uitgebreidere koppeling van nationale en EU-systemen voor financiële rapportage.

De Commissie zal tegen juli 2025 ook een uitvoeringsdialoog 21 bijeenroepen met belanghebbenden die specifiek betrekking heeft op het cohesiebeleid. Deze dialoog — een nieuw instrument — zal helpen om de voortgang van de uitvoering van het cohesiebeleid te evalueren door de resultaten te inventariseren, beste praktijken in kaart te brengen en belemmeringen voor bestaande regels en de uitvoering ervan te identificeren. Voorts zal er in de dialoog naar worden gestreefd specifieke aanbevelingen vast te stellen om de uitvoeringsprocessen te verbeteren en te vereenvoudigen en te zorgen voor een sterkere afstemming op de EU-doelstellingen.


Zoals is vastgesteld in de mededeling “De weg naar het volgende meerjarig financieel kader” 22 , vereist het vormgeven van de volgende langetermijnbegroting van de EU een gezamenlijke analyse van de onderliggende uitdagingen en nauwe samenwerking, met het oog op de voorbereiding van het Commissievoorstel. Een sterke en doeltreffende EU-begroting is een gemeenschappelijk belang. Daarom zal het voorstel voor het volgende financieel kader gebaseerd zijn op een brede raadpleging, die bijdragen op politiek, institutioneel en belanghebbendenniveau en actieve deelname van burgers zal omvatten en waarbij het perspectief op lidmaatschap in overweging zal worden genomen.

Een permanente en gestructureerde dialoog met vertegenwoordigers van de lidstaten op verschillende niveaus in heel Europa zal cruciaal zijn om te bepalen “wat” er gefinancierd zal worden en “hoe” onze gezamenlijke toekomst zal worden gefinancierd. Tegen deze achtergrond zal de Commissie op verschillende niveaus deelnemen aan een inclusief proces, als onderdeel van haar voorbereiding op het volgende meerjarig financieel kader.

Het volgende meerjarig financieel kader moet de basis leggen voor een sterkere en toekomstgerichte Unie.


(1) Artikel 3 VEU en artikel 174 VWEU.
(2) Verordeningen (EU) 2021/1056 en (EU) 2021/1058, en de afzonderlijk vastgestelde Verordening (EU) 2021/1057.
(3) In december 2024 bedroeg het nettopercentage van de tussentijdse betalingen 4,2 % van de totale middelen voor 2021-2027, wat iets hoger is dan het betalingspercentage in juni 2017 (3,6 %), toen er evenveel tijd was verstreken na de vaststelling van de verordeningen inzake het cohesiebeleid.
(4) In de MFK-cyclus 2014-2020 hadden de beheerautoriteiten tot drie jaar na het einde van de cyclus (d.w.z. in 2023) de tijd om aanvragen in te dienen, terwijl zij in de cyclus 2021-2027 twee jaar de tijd heeft na het einde van de cyclus (d.w.z. in 2029).
(5) Via het investeringsinitiatief coronavirusrespons, het investeringsinitiatief coronavirusrespons plus en React-EU.
(6) Verordening (EU) 2022/562 van het Europees Parlement en de Raad van 6 april 2022 tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013 en (EU) nr. 223/2014 wat betreft maatregelen uit hoofde van het cohesiebeleid ten behoeve van vluchtelingen in Europa (CARE) (PB L 109 van 8.4.2022, blz. 1).
(7) Verordening (EU) 2022/2039 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013 en (EU) 2021/1060 met het oog op extra flexibiliteit om de gevolgen van de militaire agressie van de Russische Federatie op te vangen FAST (Flexible Assistance for Territories) — CARE (PB L 275 van 25.10.2022, blz. 23).
(8) Maatregelen ter ondersteuning van betaalbare energie (Supporting Affordable Energy – SAFE) in het kader van het cohesiebeleid, als onderdeel van REPowerEU. Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).
(9) Verordening (EU) 2024/3236 van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 2024 tot wijziging van de Verordeningen (EU) 2021/1057 en (EU) 2021/1058 wat betreft regionale noodhulp voor wederopbouw (RESTORE).
(10) Met name heeft uitvoerend vicevoorzitter Fitto op 27 januari 2025 van gedachten gewisseld met de Commissie regionale ontwikkeling (REGI) van het Europees Parlement over de toekomst van het cohesiebeleid en op 20 februari 2025 deelgenomen aan de plenaire vergadering van het Comité van de Regio’s.
(11) COM(2025) 90 final.
(12) COM(2025) 82 final.
(13) Gezamenlijk witboek over de toekomst van de Europese defensie — Readiness 2030 (JOIN(2025) 120 final).
(14) De cohesiefondsen dragen door middel van een breed scala van investeringen ook bij tot de interne veiligheid van de EU en bevorderen zo een alomvattende en gestroomlijnde aanpak van veiligheid en paraatheid.
(15) https://pact-for-skills.ec.europa.eu/about/industrial-ecosystems-and-partnerships/aerospace-and-defence_en?prefLang=nl.
(16) https://unece.org/sites/default/files/2025-02/ECE-HBP-225_Housing%20Affordability_E_web.pdf .
(17) Zoals vastgesteld in de mededeling over het benutten van talent in Europa’s regio’s (https://ec.europa.eu/regional_policy/information-sources/publications/communications/2023/harnessing-talent-in-europe-s-regions_en).
(18) In het licht van de aanzienlijke investeringsbehoeften om de doelstellingen op het gebied van decarbonisatie en concurrentievermogen te verwezenlijken, moeten de lidstaten blijven investeren in projecten die rechtstreeks bijdragen aan de klimaat- en energietransitie in overeenstemming met de eisen van artikel 6 van Verordening (EU) 2021/1060, die van toepassing zullen blijven om het niveau van klimaatgerelateerde investeringen te handhaven.
(19) Voor de oostelijke grensregio’s blijven de in het specifieke deel van deze mededeling vermelde stimulansen van toepassing, en deze zijn niet cumulatief met de in dit punt vermelde stimulansen.
(20) Een verzoek om de volledige aanvullende voorfinanciering die voortvloeit uit de toepassing van de nieuwe wetgeving kan door de beheerautoriteit worden ingediend zodra de Commissie een gewijzigd programma, waarbij bedragen worden overgeheveld naar nieuwe prioriteiten, heeft goedgekeurd. Het bedrag van de in 2025 gevraagde voorfinanciering zal in aanmerking genomen worden voor de N+ 3-doelstellingen voor 2025.
(21) Zoals gedefinieerd in de mededeling “Een eenvoudiger en sneller Europa: mededeling over uitvoering en vereenvoudiging” (COM(2025) 47 final, https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=celex:52025DC0047 ).
(22) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, “De weg naar het volgende meerjarig financieel kader”, COM(2025) 46 final van 11 februari 2025.