Toelichting bij COM(2025)186 - Wijziging van Verordening (EU) 2024/1348 wat betreft de vaststelling van een lijst van veilige landen van herkomst op het niveau van de Unie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

1.

Achtergrond



In december 2023 bereikten het Europees Parlement en de Raad een politiek akkoord over de wetgevingsvoorstellen die samen het migratie- en asielpact uitmaken. Deze wetgeving zal leiden tot een alomvattende hervorming van de EU-regels voor migratiebeheer en het gemeenschappelijk Europees asielstelsel.

Op grond van Richtlijn 2013/32/EU (“de richtlijn asielprocedures”) kunnen landen van herkomst alleen op het niveau van de lidstaten als veilig worden aangemerkt. Verordening (EU) 2024/1348 tot vaststelling van een gemeenschappelijke procedure voor internationale bescherming in de Unie en tot intrekking van Richtlijn 2013/32/EU (“de asielprocedureverordening”), die deel uitmaakt van het pact, maakt het voor het eerst mogelijk om op het niveau van de Unie veilige landen van herkomst aan te wijzen.

Op 16 december 2024 schreef voorzitter Von der Leyen in haar brief aan de staatshoofden en regeringsleiders voorafgaand aan de bijeenkomst van de Europese Raad dat het Asielagentschap van de EU (EUAA) was verzocht zijn analyse van de specifieke derde landen die mogelijk als veilige landen van herkomst zouden kunnen worden aangemerkt, sneller uit te voeren, zodat een EU-lijst kon worden opgesteld. In de conclusies van de Europese Raad van december 2024 wordt nota genomen van de lopende werkzaamheden met betrekking tot de veilige landen van herkomst. In haar brief van 17 maart 2025 aan de staatshoofden en regeringsleiders voorafgaand aan de bijeenkomst van de Europese Raad deelde voorzitter Von der Leyen mee dat de Commissie, op basis van de analyse van het Asielagentschap van de EU en andere beschikbare informatiebronnen, een voorstel zal indienen voor een eerste EU-lijst van veilige landen van herkomst. Na goedkeuring door het Europees Parlement en de Raad zal deze lijst dynamisch blijven en van tijd tot tijd kunnen worden uitgebreid of herzien.

Dit voorstel heeft tot doel de kandidaat-lidstaten en één potentiële kandidaat voor het EU-lidmaatschap en zes andere landen op het niveau van de Unie aan te wijzen als veilige landen van herkomst. Op grond van Verordening (EU) 2024/1348 moet de behandeling van een verzoek worden versneld en worden afgerond binnen een termijn van ten hoogste drie maanden indien de persoon die om internationale bescherming verzoekt, uit een veilig land van herkomst komt. Bovendien kan een lidstaat, indien de verzoeker nog geen toestemming heeft gekregen om het grondgebied van de lidstaat binnen te komen, het verzoek in een grensprocedure behandelen.

Overeenkomstig de asielprocedureverordening kan een derde land slechts worden aangewezen als veilig land van herkomst overeenkomstig die verordening indien op basis van de rechtstoestand, de toepassing van de rechtsvoorschriften in een democratisch stelsel en de algemene politieke omstandigheden kan worden aangetoond dat er geen sprake is van vervolging als gedefinieerd in artikel 9 van Verordening (EU) 2024/1347 (verordening asielnormen), noch van een reëel risico op ernstige schade als gedefinieerd in artikel 15 van die verordening.

De beoordeling of een derde land een veilig land van herkomst is overeenkomstig de asielprocedureverordening, vindt plaats op basis van een reeks relevante en beschikbare informatiebronnen, waaronder informatie van de lidstaten, het EU-Asielagentschap, de Europese Dienst voor extern optreden, de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen en andere relevante internationale organisaties, waarbij rekening wordt gehouden met de in artikel 11 van Verordening (EU) 2021/2303 (EUAA-verordening) bedoelde gemeenschappelijke analyse van de informatie over het land van herkomst, indien deze beschikbaar is.

Bij de beoordeling wordt onder meer rekening gehouden met de mate waarin bescherming wordt geboden tegen vervolging of ernstige schade door middel van:

·de desbetreffende wetten en voorschriften van het betrokken land en de wijze waarop die worden toegepast;

·de naleving van de rechten en vrijheden die zijn neergelegd in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten of het Verdrag van de Verenigde Naties tegen foltering, in het bijzonder de rechten waarop geen afwijkingen uit hoofde van artikel 15, lid 2, van voornoemd Europees Verdrag zijn toegestaan;

·het achterwege laten van uitzetting, verwijdering of uitlevering van eigen onderdanen naar derde landen waar er, onder meer, een ernstig risico bestaat dat zij zouden worden onderworpen aan de doodstraf, foltering, vervolging of andere onmenselijke of onterende behandelingen of bestraffingen, of waar hun leven of vrijheid bedreigd zou worden op grond van hun ras, godsdienst, nationaliteit, seksuele geaardheid, het behoren tot een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging, dan wel een ernstig risico bestaat op uitzetting, verwijdering of uitlevering vanuit dat land naar een ander derde land;

·de beschikbaarheid van een systeem van daadwerkelijke rechtsmiddelen tegen schendingen van voornoemde rechten en vrijheden.

Het voorstel heeft tot doel de praktische toepassing van het begrip “veilig land van herkomst” te versterken als essentieel hulpmiddel voor een snelle behandeling van verzoeken die waarschijnlijk ongegrond zijn.

Het feit dat een derde land is opgenomen in een lijst van veilige landen van herkomst, op het niveau van de Unie of op nationaal niveau, kan geen absolute waarborg vormen voor de veiligheid van alle onderdanen van dat land. De lidstaten mogen het begrip “veilig land van herkomst” alleen toepassen indien de verzoeker in het kader van een individuele beoordeling geen elementen kan verstrekken die rechtvaardigen waarom het begrip “veilig land van herkomst” in zijn/haar geval niet van toepassing is, en mits de verzoeker de nationaliteit van dat land heeft of een staatloze is en voorheen zijn/haar gewone verblijfplaats in dat land had.

Hoewel de lidstaten bevoegd blijven om wetgeving toe te passen of in te voeren die het mogelijk maakt om op nationaal niveau andere derde landen aan te wijzen dan die welke op het niveau van de Unie als veilige landen van herkomst zijn aangewezen, moet de gemeenschappelijke aanwijzing op het niveau van de Unie ervoor zorgen dat het begrip door alle lidstaten op eenvormige wijze wordt toegepast met betrekking tot verzoekers wier landen van herkomst op het niveau van de Unie als veilig zijn aangemerkt. Dit zal naar verwachting de eenvormige beoordeling van verzoeken en eenvormige toepassing van bijbehorende procedures vergemakkelijken en daardoor ook niet-toegestane verplaatsingen van verzoekers om internationale bescherming tegengaan.

2.

Bij de asielprocedureverordening zijn ook aanvullende instrumenten ingevoerd om de lidstaten te helpen asielaanvragen efficiënter te beheren.


Ten eerste wordt bij artikel 42, lid 1, punt j), en artikel 42, lid 3, punt e), van de asielprocedureverordening een nieuwe grond ingevoerd voor de toepassing van versnelde procedures en grensprocedures op basis van een EU-breed erkenningspercentage van maximaal 20 %. Dit erkenningspercentage heeft betrekking op het percentage verzoekers met een bepaalde nationaliteit aan wie in de EU internationale bescherming wordt verleend. Indien dit percentage 20 % of lager is, vormt het een indicatie dat verzoeken van personen met die nationaliteit waarschijnlijk ongegrond zijn. Het percentage is bedoeld om de lidstaten een aanvullend, flexibel hulpmiddel te bieden bij de behandeling van bepaalde verzoeken om internationale bescherming die waarschijnlijk ongegrond zijn. Hierdoor kunnen de lidstaten flexibeler omgaan met veranderingen in migratiestromen en verzoeken die waarschijnlijk ongegrond zijn, sneller behandelen.

Ten tweede staan artikel 59, lid 2, en artikel 61, lid 2, van de asielprocedureverordening toe dat bij de aanwijzing van respectievelijk veilige derde landen en veilige landen van herkomst uitzonderingen worden gemaakt. De lidstaten krijgen daardoor meer flexibiliteit bij het bepalen van het toepassingsgebied van veiligheidsbeoordelingen doordat zij specifieke regio’s of duidelijk identificeerbare categorieën personen kunnen uitsluiten. Samen bieden deze bepalingen mogelijkheden om verzoeken die waarschijnlijk ongegrond zijn, efficiënt te beheren, met behoud van de nodige juridische waarborgen.

Ze kunnen volgens de Commissie helpen om enkele uitdagingen aan te pakken die zich in de praktijk hebben voorgedaan met betrekking tot de toepassing van de begrippen “veilig derde land” en “veilig land van herkomst”. Aangezien de bepalingen volgens de huidige planning pas in juni 2026 van toepassing zullen worden, ontstaat er echter een leemte voor de lidstaten die op zoek zijn naar onmiddellijke en doeltreffende oplossingen voor procedurele problemen bij het beheer van verzoeken om internationale bescherming.

Daarom is de Commissie van mening dat een eerdere toepassing van deze bepalingen via een gerichte wijziging van de huidige asielprocedureverordening de lidstaten de nodige juridische en procedurele middelen zou bieden om de begrippen “veilig derde land” en “veilig land van herkomst” efficiënter toe te passen. Bovendien zouden de lidstaten de mogelijkheid krijgen om de nieuwe grondslag voor de versnelde procedure en grensprocedures alvast toe te passen (d.w.z. voor de landen met een laag erkenningspercentage), zodat zij zich snel kunnen aanpassen aan veranderingen in de migratiestromen en hier snel op kunnen reageren. De wijziging levert ook een extra hulpmiddel op om asielaanvragen die waarschijnlijk ongegrond zijn, doeltreffend en snel te behandelen. Een snellere toepassing van deze bepalingen zou ook bijdragen tot meer consistentie tussen de lidstaten, wat de verschillen tussen nationale praktijken en het risico op rechtszaken verkleint. Door een vervroegde toepassing zouden de lidstaten over aanvullende instrumenten beschikken om de verwerking van asielaanvragen te stroomlijnen.

Dit voorstel moet daarom zorgen voor een vervroegde toepassing van de bepalingen van de asielprocedureverordening die het mogelijk maken om verzoeken in de grensprocedure of de versnelde procedure te behandelen als zij afkomstig zijn van verzoekers met de nationaliteit van een derde land waarvoor op EU-niveau in hoogstens 20 % van de gevallen door de bevoegde autoriteiten wordt besloten om internationale bescherming te verlenen. Daarnaast beoogt het voorstel de toepassing te vervroegen van de bepalingen van de asielprocedureverordening die het mogelijk maken veilige derde landen en veilige landen van herkomst aan te wijzen met bepaalde uitzonderingen (artikel 59, lid 2, en artikel 61, lid 2), zodat de lidstaten meer flexibiliteit krijgen om desgewenst op nationaal niveau veilige landen aan te wijzen.

3.

Proces dat voorafgaat aan de vaststelling van dit voorstel


Op verzoek van de diensten van de Europese Commissie heeft het Asielagentschap van de Europese Unie een methode ontwikkeld die het makkelijker moet maken om te bepalen welke landen mogelijk op het niveau van de Unie als veilige landen van herkomst kunnen worden aangewezen, waaronder de kandidaat-lidstaten en één potentiële kandidaat voor lidmaatschap van de EU, landen van herkomst waar een aanzienlijk aantal asielaanvragers in de EU vandaan komt met een EU-erkenningspercentage van 5 % of lager, visumvrije landen waar een aanzienlijk aantal asielaanvragers in de EU vandaan komt met een EU-erkenningspercentage van 5 % of lager en landen die op de bestaande lijsten van veilige landen van herkomst van de lidstaten staan.

De Commissie heeft het Agentschap verzocht op basis van deze methode informatie over landen van herkomst te verzamelen ter ondersteuning van de beoordeling van de Commissie.

Het Agentschap ontleent deze informatie onder meer aan: verslagen van de Europese Commissie, waaronder de uitbreidingsverslagen van de EU, verslagen van de Europese Dienst voor extern optreden, verslagen van de EU-agentschappen (zoals het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten), verslagen van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen en andere internationale organisaties (bv. de Raad van Europa, het Bureau van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de mensenrechten) en niet-gouvernementele organisaties, politieke analyses van denktanks op het gebied van beleid en internationale betrekkingen, geverifieerde onlinemedia-artikelen, krantenartikelen en nationale wetgeving van de betrokken landen.

Met de hulp van het Asielagentschap van de Europese Unie en in overleg met de Europese Dienst voor extern optreden is de Europese Commissie tot de conclusie gekomen dat Bangladesh, Colombia, Egypte, India, Marokko en Tunesië, alsook de potentiële EU-kandidaat Kosovo 1 als veilige landen van herkomst kunnen worden aangemerkt, aangezien er in deze landen in het algemeen geen risico op vervolging of ernstige schade in de zin van Verordening (EU) 2024/1347 bestaat, zoals blijkt uit de zeer lage erkenningspercentages. Niettemin moet bijzondere aandacht worden besteed aan verzoekers die een gegronde vrees voor vervolging kunnen hebben of een reëel risico lopen op ernstige schade.

Voorts kwam de Commissie tot de conclusie dat landen waaraan de status van kandidaat-lidstaat voor het EU-lidmaatschap is toegekend, kunnen worden aangemerkt als veilige landen van herkomst in de zin van de asielprocedureverordening, tenzij er sprake is van bepaalde specifieke omstandigheden. Niettemin moet bijzondere aandacht worden besteed aan verzoekers die een gegronde vrees voor vervolging kunnen hebben of een reëel risico lopen op ernstige schade.

Dit voorstel doet geen afbreuk aan de mogelijke toekomstige aanwijzing van andere derde landen als veilige landen van herkomst overeenkomstig de vereisten van de asielprocedureverordening.

4.

Derde landen die op het niveau van de Unie als veilige landen van herkomst kunnen worden aangewezen


Kandidaat-lidstaten

Wat de landen betreft die de status van kandidaat-lidstaat van de EU hebben: in artikel 49 van het Verdrag betreffende de Europese Unie worden de voorwaarden en beginselen vastgesteld waaraan elk land dat lid van de EU wil worden, moet voldoen.

Deze criteria (“criteria van Kopenhagen”) zijn vastgesteld door de Europese Raad van Kopenhagen in 1993 en aangescherpt door de Europese Raad van Madrid in 1995.

De criteria zijn:

·stabiele instellingen die de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en het respect voor en de bescherming van minderheden garanderen;

·een functionerende markteconomie en het hoofd kunnen bieden aan de concurrentiedruk en de marktkrachten binnen de EU;

·het vermogen om de verplichtingen die het lidmaatschap met zich meebrengt, op zich te nemen, met inbegrip van het vermogen om de regels, normen en beleidsmaatregelen die samen de essentie van de EU-wetgeving vormen (het “acquis”), doeltreffend uit te voeren, en de doelstellingen van de politieke, economische en monetaire unie onderschrijven.

De Europese Raad verleent een land de status van kandidaat-lidstaat op basis van een advies van de Europese Commissie dat is opgesteld naar aanleiding van het verzoek van het land om toetreding tot de EU.

Wat met name de politieke criteria voor het EU-lidmaatschap betreft, is gebleken dat de kandidaat-lidstaten van de EU vooruitgang hebben geboekt op het gebied van stabiele instellingen die de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en het respect voor en de bescherming van minderheden garanderen.

De landen die de status van kandidaat-lidstaat van de EU hebben gekregen, kunnen daarom worden aangewezen als veilige landen van herkomst in de zin van de asielprocedureverordening. Er moet echter rekening mee worden gehouden dat de situatie in een kandidaat-lidstaat tijdens het toetredingsproces zodanig kan evolueren dat de aanwijzing van het land als veilig land van herkomst niet langer gerechtvaardigd is. Dit kan het geval zijn wanneer:

·er sprake is van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict in het land;

·beperkende maatregelen in de zin van het vijfde deel, titel IV, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zijn vastgesteld naar aanleiding van het optreden van het land; of

·het EU-brede erkenningspercentage voor verzoekers uit het land hoger is dan 20 %, het maximumpercentage dat volgens de asielprocedureverordening als grond voor de versnelde procedure of de asielgrensprocedure kan worden gebruikt, aangezien een hoger percentage geen indicatie vormt dat verzoeken ongegrond kunnen zijn.

5.

Potentiële kandidaat voor EU-lidmaatschap


Volgens de informatie van het EUAA wijzen 16 lidstaten Kosovo momenteel op nationaal niveau aan als een veilig land van herkomst, en in 2024 bedroeg het EU-brede erkenningspercentage voor verzoekers uit Kosovo 5 %. Kosovo is een potentiële kandidaat voor het EU-lidmaatschap.

In de grondwet van Kosovo zijn de belangrijkste internationale mensenrechteninstrumenten opgenomen. Kosovo heeft het EU-lidmaatschap aangevraagd en zet hervormingen door om de werking van de rechterlijke macht te verbeteren en de bescherming van de grondrechten te versterken. Het toepasselijke rechtskader is in overeenstemming met de Europese normen. In het algemeen waarborgt het rechtskader de bescherming van de grondrechten en is het in overeenstemming met de Europese normen.

Kosovo is een parlementaire, representatieve democratie met meerdere partijen en een scheiding van de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. De onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechterlijke macht en het openbaar ministerie worden gewaarborgd door de grondwet en de wet. De wetgeving moet worden gewijzigd om de resterende uitdagingen met betrekking tot de onafhankelijkheid, integriteit en verantwoordingsplicht van de rechterlijke macht aan te pakken. Kosovo beschikt over een strategie voor de rechtsstaat voor de periode 2021-2026.

Er zijn geen aanwijzingen dat burgers van Kosovo worden uitgezet, verwijderd of uitgeleverd aan landen waar zij risico zouden lopen op de doodstraf, foltering, vervolging of onmenselijke of vernederende behandeling.

Er is in Kosovo geen sprake van vervolging in de zin van artikel 9 van de verordening asielnormen. Er zijn echter nog steeds gevallen waarin journalisten worden aangevallen of bedreigd. Bovendien is het juridische, beleids- en institutionele kader met betrekking tot gendergerelateerd geweld wel in overeenstemming met de Europese normen, maar blijft de uitvoering ervan ongelijkmatig.

Er bestaat in Kosovo geen reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 15 van de verordening asielnormen. De doodstraf is niet opgenomen in de nationale wetgeving en de Kosovaarse autoriteiten zetten zich zichtbaar in voor het voorkomen van foltering en mishandeling.

Er kan worden geconcludeerd dat de Kosovaarse bevolking niet te maken heeft met vervolging of een reëel risico op ernstige schade, zoals blijkt uit bovenstaande analyse en uit het lage erkenningspercentage. Kosovo kan daarom op het niveau van de Unie als veilig land van herkomst worden aangewezen.

6.

Andere landen van herkomst


Volgens de informatie van het EUAA wijzen zes lidstaten Bangladesh momenteel op nationaal niveau aan als veilig land van herkomst, en in 2024 bedroeg het EU-brede erkenningspercentage voor verzoekers uit Bangladesh 4 %.

Het land heeft een aantal internationale mensenrechteninstrumenten geratificeerd, waaronder het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.

Bangladesh kende een repressief systeem waarin de mensenrechten frequent werden geschonden, maar het land maakt nu een politieke overgang door. Dit proces is momenteel nog gaande. Het land is een parlementaire republiek met een grondwet waarin de scheiding tussen de uitvoerende en de rechterlijke macht is vastgelegd. De vorige regering werd afgezet na landelijke massaprotesten in juli en begin augustus 2024. Op 8 augustus 2024 werd een interim-regering onder leiding van Nobelprijswinnaar Muhammad Yunus geïnstalleerd. Haar belangrijkste taken zijn het organiseren van nieuwe verkiezingen, die volgens de planning eind 2025 of begin 2026 zullen plaatsvinden, en het opstarten van uitgebreide hervormingen om de democratische instellingen weer te laten functioneren. Er zijn tien hervormingscommissies opgericht, onder meer voor vrouwenrechten, die voorstellen moeten doen voor de hervorming van de grondwet, de politie, de rechterlijke macht, de verkiezingscommissie en het openbaar bestuur en voor de bestrijding van corruptie.

Bangladesh levert al geruime tijd inspanningen om bijna een miljoen Rohingya-vluchtelingen uit Myanmar op te vangen, ondanks de aanhoudende uitdagingen, waaronder de economische problemen voor de bevolking in het algemeen. Bangladesh werkt hard toe naar meer politieke stabiliteit en democratisch bestuur door middel van de lopende hervormingen. Er wordt vooruitgang geboekt bij het versterken van de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid, zoals blijkt uit de intrekking van de cyberbeveiligingswet. Hoewel er nog enkele uitdagingen bestaan, is er een duidelijke wil om het maatschappelijk middenveld toegankelijker te maken.

De EU is de grootste exportmarkt van Bangladesh dankzij de handelspreferenties in het kader van de “Alles behalve wapens”-regeling (EBA) en de zeer concurrerende kledingindustrie van het land, die de afgelopen jaren van wezenlijk belang is geweest voor de positieve groei van de economie en heeft bijgedragen tot het terugdringen van de armoede. Dit heeft geleid tot reële resultaten voor de bevolking wat betreft onderwijs en gezondheidszorg. De EU voert een actieve dialoog met Bangladesh over mensenrechten, arbeidsrechten en klimaatkwesties. De EU is bereid een democratisch, vreedzaam en inclusief overgangsproces te ondersteunen en te begeleiden. De onderhandelingen over een partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst zijn in 2023 van start gegaan.

Ook van de toegang tot de rechter wordt werk gemaakt: de interim-regering heeft commissies opgericht die ideeën moeten verzamelen over de hervorming van de rechterlijke macht, onder meer wat betreft het verlagen van de gerechtskosten en het verminderen van de achterstand bij de behandeling van zaken. Deze positieve ontwikkelingen moeten nog resultaten opleveren, aangezien de rechtbanken naar verluidt te kampen hebben met capaciteitsproblemen door een grote achterstand bij de behandeling van zaken, vertragingen bij de afhandeling van zaken en een gebrek aan digitale infrastructuur. Ook zou corruptie een grote belemmering vormen voor de toegang tot de rechter.

Er zijn geen aanwijzingen dat burgers van Bangladesh worden uitgezet, verwijderd of uitgeleverd aan landen waar zij risico zouden lopen op de doodstraf, foltering, vervolging of onmenselijke of vernederende behandeling. Bangladesh heeft inzet getoond voor de eerbiediging van de grondrechten door te waarborgen dat zijn burgers niet worden uitgezet, verwijderd of uitgeleverd aan landen waar zij het risico zouden kunnen lopen op de doodstraf, foltering, vervolging of onmenselijke of vernederende behandeling.

Er blijven uitdagingen bestaan met betrekking tot de situatie van Rohingya-vluchtelingen, waaronder gevallen waarbij Rohingya-vluchtelingen naar de staat Rakhine in Myanmar worden teruggestuurd. Alleen een verbetering van de situatie in Myanmar zou omstandigheden kunnen scheppen waarin het voor de Rohingya mogelijk is om op een veilige, duurzame, vrijwillige en waardige manier terug te keren. Er worden echter inspanningen geleverd om deze kwesties in samenwerking met internationale partners aan te pakken.

In het algemeen is er in het land geen sprake van vervolging in de zin van artikel 9 van de verordening asielnormen. De Bengalese grondwet waarborgt de vrijheid van godsdienst en verbiedt discriminatie op grond van godsdienst, ras, kaste of geboorteplaats. De regering blijft zich inzetten voor de bevordering van een inclusieve samenleving, en incidenten met inheemse en religieuze minderheden zijn sporadisch. Ahmadi-moslims en christelijke minderheden, hindoes en andere minderheden hebben soms met spanningen te maken gehad, maar er wordt werk verricht om de wettelijke bescherming te versterken en tolerantie te bevorderen.

Bangladesh heeft vooruitgang geboekt bij de bevordering van gendergelijkheid en de bestrijding van discriminatie. Het bewustzijn op het gebied van diversiteit en inclusie neemt geleidelijk toe, hoewel lhbtiq’ers nog steeds geconfronteerd worden met discriminatie en intimidatie. Er is steeds meer discussie over de bescherming van de mensenrechten en maatschappelijke organisaties pleiten actief voor inclusiever beleid. Seksuele handelingen tussen personen van hetzelfde geslacht zijn echter nog altijd strafbaar.

Bangladesh heeft het Verdrag inzake de afschaffing van alle vormen van discriminatie tegen vrouwen geratificeerd. Het land heeft ook een nationaal actieplan ter voorkoming van geweld tegen vrouwen en kinderen (2018-2030) aangenomen en de secundaire wetgeving van Bangladesh bevat verschillende wetten om specifieke vormen van geweld tegen vrouwen tegen te gaan. Gendergerelateerd geweld blijft een wijdverbreid probleem in het land, met gevallen van seksuele intimidatie op het werk en op scholen.

Rohingya-vluchtelingen ontvangen humanitaire steun in kampen, onder meer in de vorm van onderdak en essentiële diensten. Er blijven echter uitdagingen bestaan, aangezien Bangladesh geen partij is bij het Verdrag van Genève van 1951 betreffende de status van vluchtelingen. Rohingya-vluchtelingen hebben daardoor te maken met beperkingen van de bewegingsvrijheid en beperkte toegang tot formeel onderwijs en werk. De autoriteiten werken samen met internationale partners om betere bescherming te bieden, de levensomstandigheden te verbeteren en veiligheidsproblemen in de kampen aan te pakken. De samenwerking met humanitaire organisaties is er bovendien op gericht om de mogelijkheden voor zelfredzaamheid en stabiliteit op lange termijn te verbeteren.

In het algemeen bestaat er geen reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 15 van de verordening asielnormen. Hoewel Bangladesh de doodstraf kent en het land het Tweede Facultatieve Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, gericht op de afschaffing van de doodstraf, niet heeft ondertekend, worden opgelegde doodvonnissen zelden uitgevoerd. Verder onthield Bangladesh zich bij de meest recente stemming over de doodstraf in de Mensenrechtenraad, en dat past bij het feit dat het land tegenwoordig betrokken is bij mondiale discussies over mensenrechten.

Bangladesh heeft het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing geratificeerd. Er zijn meldingen geweest van foltering en mishandeling van gedetineerden door rechtshandhavingsinstanties en door het leger onder de vorige regering. Bangladesh blijft een land in vrede. Er vindt geen gewapend conflict plaats in Bangladesh en daarom is er geen sprake van een dreiging als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict. Hoewel er af en toe opstanden plaatsvinden in de regio Chittagong Hill Tracts, blijven deze beperkt tot het lokale niveau en vormen ze geen breder veiligheidsrisico. De regering blijft een dialoog aangaan en initiatieven ontwikkelen om de stabiliteit in de regio te bevorderen.

Uit bovenstaande analyse kan worden geconcludeerd dat de bevolking van Bangladesh in het algemeen niet met vervolging of een reëel risico op ernstige schade wordt geconfronteerd, zoals ook blijkt uit het lage erkenningspercentage in de hele EU. Bangladesh kan daarom als veilig land van herkomst worden aangewezen. Dit doet geen afbreuk aan de specifieke uitdagingen waarmee bepaalde groepen in het land worden geconfronteerd en die bijzondere aandacht verdienen.

Volgens de informatie van het EUAA wijst geen enkele lidstaat Colombia momenteel op nationaal niveau aan als veilig land van herkomst, en in 2024 bedroeg het EU-brede erkenningspercentage voor aanvragers uit Colombia 5 %.

Het land heeft de belangrijkste internationale mensenrechteninstrumenten geratificeerd, waaronder het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.

Colombia is een federale republiek met een democratisch, representatief politiek systeem en een scheiding tussen de uitvoerende, de wetgevende en de rechterlijke macht. De grondwet van 1991 en de daaruit voortvloeiende jurisprudentie van het grondwettelijk hof bieden sterke waarborgen voor de mensenrechten. Het hof heeft ook herhaaldelijk de stand van zaken op het gebied van mensenrechten en milieurechten ongrondwettelijk verklaard, zo ook een specifiek besluit over mensenrechtenverdedigers in december 2023.

Colombia kent ook een aantal beleidsmaatregelen, mechanismen en wetten om misbruik te voorkomen jegens bepaalde groepen mensen die vaak het doelwit zijn, zoals mensenrechtenverdedigers, voormalige strijders en andere personen die gevaar lopen, en om de toegang tot de rechter te verbeteren.

Er zijn geen aanwijzingen dat burgers van Colombia op grote schaal worden uitgezet, verwijderd of uitgeleverd aan landen waar zij het risico zouden lopen op de doodstraf, foltering, vervolging of onmenselijke of vernederende behandeling.

Colombia geldt als wereldwijd voorbeeld vanwege zijn respons op de ongekende migratie van miljoenen Venezolanen die het land binnen zijn gekomen. Daarmee heeft het nieuwe normen gesteld voor de integratie van grote stromen mensen die gedwongen ontheemd zijn.

In het algemeen is er in het land geen sprake van vervolging in de zin van artikel 9 van de verordening asielnormen. Lhbtiq’ers worden wettelijk beschermd, maar zijn vaak het doelwit van sociale discriminatie. Colombia is lange tijd gezien als een pionier op het gebied van de bescherming van mensenrechtenverdedigers door de instelling van een beschermingsprogramma in 1997. Mensenrechtenverdedigers, sociale leiders en milieuactivisten zijn het slachtoffer geweest van moord, bedreigingen en stigmatisering. Journalisten hebben te maken gehad met intimidatie, geweld en vergeldingen voor hun werk. De aanvallen vonden voornamelijk plaats in de departementen Antioquia, Arauca en Cauca. In het licht van deze uitdagingen heeft de regering gecoördineerde inspanningen geleverd om geweld aan te pakken.

Er bestaat in het algemeen geen reëel risico op ernstige schade in Colombia in de zin van artikel 15 van de verordening asielnormen. De doodstraf is krachtens de Colombiaanse grondwet verboden. Het rechtskader dat foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing verbiedt, is in overeenstemming met de internationale normen.

Wat het bestaan van een dreiging als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict betreft, zijn er nog altijd gewapende groepen actief, die hun aanwezigheid in het hele land uitbreiden. De gebieden die het zwaarst door geweld worden getroffen, zijn doorgaans de gebieden die voorheen onder het gezag van de FARC vielen en waar wordt gestreden om hulpbronnen als cocateelt en illegale mijnbouw. Volgens de verificatiemissie van de VN in Colombia vinden gewapende conflicten voornamelijk plaats in gebieden die historisch door geweld worden getroffen, zoals de plattelandsgebieden Antioquia, Arauca, Zuid-Bolívar, Caquetá, Cauca, Chocó, Guaviare, Meta, Nariño, Norte de Santander, Putumayo en Valle del Cauca.

Aangezien het reële risico op vervolging en ernstige schade geconcentreerd lijkt te zijn in specifieke plattelandsgebieden van bepaalde regio’s in Colombia, moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, overeenkomstig hun verplichting uit hoofde van artikel 8 van de verordening asielnormen, onderzoeken of verzoekers uit Colombia geen internationale bescherming nodig hebben, omdat zij op een veilige en wettige manier kunnen reizen naar en zich toegang kunnen verschaffen tot een ander deel van Colombia en er redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij zich daar vestigen, en of de verzoekers in dat deel van het land geen gegronde vrees hebben voor vervolging of geen reëel risico lopen op ernstige schade, of daar toegang hebben tot doeltreffende bescherming van niet-tijdelijke aard tegen vervolging of ernstige schade.

Uit bovenstaande analyse kan worden geconcludeerd dat de bevolking van Colombia in het algemeen niet met vervolging of een reëel risico op ernstige schade wordt geconfronteerd, zoals ook blijkt uit het lage erkenningspercentage in de hele EU. Colombia kan daarom als veilig land van herkomst worden aangewezen. Dit doet geen afbreuk aan de specifieke uitdagingen waarmee bepaalde groepen in het land worden geconfronteerd en die bijzondere aandacht verdienen.

Volgens de informatie van het EUAA wijzen zes lidstaten Egypte momenteel op nationaal niveau aan als veilig land van herkomst, en in 2024 bedroeg het EU-brede erkenningspercentage voor verzoekers uit Egypte 4 %.

Het land heeft de belangrijkste internationale mensenrechteninstrumenten geratificeerd, waaronder het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, maar heeft zich nog niet aangesloten bij het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning. Het land vangt miljoenen vluchtelingen en asielzoekers op, een situatie die nog eens is verslechterd door de verergering van het conflict in Sudan. Egypte heeft onlangs een nieuwe asielwet goedgekeurd en werkt samen met het UNHCR om over te gaan tot uitvoering ervan.

In de grondwet van Egypte wordt het land omschreven als een democratische republiek waar de president zowel staatshoofd als hoofd van de uitvoerende macht is. In 2021 heeft Egypte de noodtoestand opgeheven (met uitzondering van gebieden in de Sinaï).

Wat de toegang tot de rechter betreft, waarborgt de Egyptische grondwet de onafhankelijkheid, immuniteit en onpartijdigheid van de rechterlijke macht. Sinds de opheffing van de noodtoestand in 2021 zijn de gewone gerechtelijke mechanismen van toepassing. De autoriteiten blijven echter nood- en militaire rechtbanken inzetten om personen te vervolgen op grond van brede bepalingen van de wetgeving inzake terrorismebestrijding en andere wetten.

Er zijn geen aanwijzingen dat burgers van Egypte worden uitgezet, verwijderd of uitgeleverd aan landen waar zij risico zouden lopen op de doodstraf, foltering, vervolging of onmenselijke of vernederende behandeling.

In het algemeen is er in het land geen sprake van vervolging in de zin van artikel 9 van de verordening asielnormen. In de grondwet worden het christendom, de islam en het jodendom erkend. Ook wordt daarin bevestigd dat burgers gelijk zijn voor de wet en wat rechten, vrijheden en algemene plichten betreft, en dat zij dus niet gediscrimineerd mogen worden op grond van bijvoorbeeld godsdienst en geslacht. Discriminatie en het aanzetten tot haat zijn bij wet strafbaar. Aanhangers van bepaalde religies kunnen echter in de praktijk te maken krijgen met discriminatie. Mensenrechtenverdedigers, politieke activisten en tegenstanders kunnen te maken krijgen met willekeurige arrestaties en foltering en er kunnen hen maatregelen opgelegd worden, zoals reisbeperkingen en de bevriezing van tegoeden. Consensuele seksuele handelingen tussen personen van hetzelfde geslacht zijn in Egypte niet expliciet strafbaar, maar de omstandigheden voor lhbtiq’ers blijven moeilijk.

In Egypte blijven grote uitdagingen bestaan op het gebied van mensenrechten, met name wat betreft de bescherming van de fundamentele vrijheden, het bestuur en de rechtsstaat. De afgelopen jaren heeft het politieke leiderschap in Egypte echter stappen gezet en meer nadruk gelegd op het belang van de eerbiediging van de mensenrechten. Egypte heeft de noodtoestand opgeheven (met uitzondering van gebieden in de Sinaï), de eerste nationale strategie voor de mensenrechten gepresenteerd, de presidentiële amnestiecommissie nieuw leven ingeblazen, politieke gevangenen vrijgelaten en de nationale dialoog in gang gezet. Egypte heeft zich vaker betrokken opgesteld in de samenwerking met de EU op het gebied van mensenrechten, onder meer door in gesprek te gaan met de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de mensenrechten. Egypte is betrokken bij internationale fora en werkt samen met het OHCHR van de VN aan een door de EU gefinancierd project dat tot doel heeft een partnerschap tussen de EU en de VN tot stand te brengen, waarbij synergieën een cultuur van mensenrechten in Egypte moeten versterken.

In het algemeen bestaat er geen reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 15 van de verordening asielnormen. Egypte heeft het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing geratificeerd. In het wetboek van strafrecht en de militaire wetgeving van Egypte is echter nog altijd de doodstraf opgenomen, en in bepaalde gevallen wordt deze ook in de praktijk toegepast. Er vindt geen gewapend conflict plaats in Egypte en daarom is er geen sprake van een dreiging als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict.

Om de bestaande uitdagingen aan te pakken, heeft Egypte in zijn nationale strategie voor de mensenrechten verklaard voornemens te zijn de wet inzake voorlopige hechtenis te hervormen, de detentieomstandigheden te verbeteren, het aantal misdaden waarop de doodstraf staat, te beperken en de aandacht voor de mensenrechten in alle overheidsinstellingen te vergroten. Tot dusver is vooruitgang geboekt in het institutionele traject, maar er is behoefte aan een doeltreffende uitvoering.

Uit bovenstaande analyse kan worden geconcludeerd dat de bevolking van Egypte in het algemeen niet met vervolging of een reëel risico op ernstige schade wordt geconfronteerd, zoals ook blijkt uit het lage erkenningspercentage in de hele EU. Egypte kan daarom als veilig land van herkomst worden aangewezen. Dit doet geen afbreuk aan de specifieke uitdagingen waarmee bepaalde groepen in het land worden geconfronteerd en die bijzondere aandacht verdienen.

Volgens de informatie van het EUAA wijzen negen lidstaten India momenteel op nationaal niveau aan als een veilig land van herkomst, en in 2024 bedroeg het EU-brede erkenningspercentage voor verzoekers uit India 2 %.

Het land heeft de belangrijkste internationale mensenrechteninstrumenten geratificeerd, waaronder het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.

India is een constitutionele republiek en een parlementaire democratie. Wat de toegang tot de rechter betreft, is de Indiase rechterlijke macht over het algemeen functioneel en onafhankelijk van de wetgevende en uitvoerende macht. Bovendien kunnen schendingen van de mensenrechten worden onderzocht en verholpen door de nationale mensenrechtencommissie, een onafhankelijk orgaan in het kader van de wet inzake de bescherming van de mensenrechten, die verantwoording moet afleggen aan het Indiase parlement.

Er zijn geen aanwijzingen dat burgers van India worden uitgezet, verwijderd of uitgeleverd aan landen waar zij risico zouden lopen op de doodstraf, foltering, vervolging of onmenselijke of vernederende behandeling.

In het algemeen is er in het land geen sprake van vervolging in de zin van artikel 9 van de verordening asielnormen. Naar verluidt hebben journalisten, mensenrechtenverdedigers en activisten die zich inzetten voor de bestrijding van corruptie te maken met fysieke en online intimidatie en aanvallen.

De vrijheid van godsdienst en levensovertuiging is verankerd in de grondwet. Er blijven uitdagingen bestaan voor moslim- en christelijke gemeenschappen die het slachtoffer zijn van discriminatie en sektarisch geweld. Er zijn ook uitdagingen in verband met gerechtelijke en administratieve rechtsmiddelen voor de aanpak van discriminatie van religieuze minderheidsgroepen.

India erkent de rechten van vrouwen en gendergelijkheid officieel in zijn nationale wetgeving. Seksueel geweld blijft een ernstig probleem. Maatschappelijke organisaties helpen de aandacht te vestigen op de situatie van vrouwen in het land en de gerechtelijke autoriteiten hebben verschillende belangrijke besluiten genomen om de rechten van vrouwen te beschermen.

De Indiase grondwet waarborgt gelijke kansen en de Indiase regering heeft maatregelen genomen om in de publieke sector en bij universiteiten plaatsen te reserveren voor leden van geregistreerde kasten en stammen, wat de sociale mobiliteit naar verluidt heeft verbeterd. De wetten ter bescherming van de geregistreerde kasten en stammen worden nog steeds onvoldoende gehandhaafd.

In het algemeen bestaat er geen reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 15 van de verordening asielnormen. India heeft de doodstraf opgenomen in zijn strafrecht en het Tweede Facultatieve Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, gericht op de afschaffing van de doodstraf, niet ondertekend. Niettemin is het aantal uitgesproken doodvonnissen gedaald en is de doodstraf naar verluidt sinds 2020 niet meer in de praktijk uitgevoerd.

India heeft het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing geratificeerd. Er zijn echter wel gevallen van foltering door rechtshandhavingsinstanties gemeld. Er vindt geen gewapend conflict plaats in India en daarom is er geen sprake van een bedreiging door willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict.

Uit bovenstaande analyse kan worden geconcludeerd dat de bevolking van India in het algemeen niet met vervolging of een reëel risico op ernstige schade wordt geconfronteerd, zoals ook blijkt uit het lage erkenningspercentage in de hele EU. India kan daarom als veilig land van herkomst worden aangewezen. Dit doet geen afbreuk aan de specifieke uitdagingen waarmee bepaalde groepen in het land worden geconfronteerd en die bijzondere aandacht verdienen.

Volgens de informatie van het EUAA wijzen elf lidstaten Marokko momenteel op nationaal niveau aan als veilig land van herkomst, en in 2024 bedroeg het EU-brede erkenningspercentage voor aanvragers uit Marokko in 4 %.

Het land heeft de belangrijkste internationale mensenrechteninstrumenten geratificeerd, waaronder het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.

In de grondwet van 2011 is bepaald dat Marokko een parlementaire monarchie is met de koning als hoogste autoriteit. De grondwet voerde ook het beginsel van de scheiding der machten, machtsevenwicht en samenwerking tussen de machten in. Daarnaast bevestigt de grondwet de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, waarvoor de koning garant staat, alsook het beginsel dat rechters voor het leven worden benoemd.

In 2012 is Marokko begonnen met een ongekende hervorming voor het versterken van de rechtsstaat en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, inclusief een hervorming van het wetboek van strafrecht. De autoriteiten hebben maatregelen genomen om de toegang tot de rechter te verbeteren en blijven verdere verbeteringen doorvoeren op het gebied van transparantie en de bestrijding van corruptie en misbruik.

Er zijn geen aanwijzingen dat burgers van Marokko worden uitgezet, verwijderd of uitgeleverd aan landen waar zij risico zouden lopen op de doodstraf, foltering, vervolging of onmenselijke of vernederende behandeling.

In het algemeen is er in het land geen sprake van vervolging in de zin van artikel 9 van de verordening asielnormen. Er worden inspanningen geleverd om huiselijk geweld te bestrijden en de rechten van vrouwen te bevorderen, onder meer door de hervorming van het familierecht die nu gaande is. Marokko speelt een actieve rol in multilaterale fora en neemt een aantal ambitieuze initiatieven. Er zijn gevallen geweest waarin maatschappelijke organisaties aan bepaalde beperkingen werden onderworpen en kritische journalisten werden veroordeeld wegens vermeende strafbare feiten. De koning verleende hun vervolgens gratie. Hoewel consensueel seksueel gedrag van personen van hetzelfde geslacht tussen volwassenen in de privésfeer over het algemeen wordt getolereerd, blijft het strafbaar op grond van het wetboek van strafrecht. De situatie van lhbtiq’ers blijft moeilijk.

In het algemeen bestaat er geen reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 15 van de verordening asielnormen. Marokko heeft in 1993 een moratorium op de uitvoering van de doodstraf ingesteld, maar de doodstraf is nog altijd opgenomen in het strafrecht en het land heeft het Tweede Facultatieve Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, gericht op de afschaffing van de doodstraf, niet geratificeerd. In december 2024 stemde Marokko in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties vóór een resolutie voor een wereldwijd moratorium op de doodstraf.

De inwerkingstelling van het nationale preventiemechanisme tegen foltering is een belangrijke stap voor verbeterde rechten van gevangenen, een gebied waarop nog enkele uitdagingen bestaan.

Er vindt geen gewapend conflict plaats in Marokko en daarom is er geen sprake van een bedreiging door willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict.

Uit bovenstaande analyse kan worden geconcludeerd dat de bevolking van Marokko in het algemeen niet met vervolging of een reëel risico op ernstige schade wordt geconfronteerd, zoals ook blijkt uit het lage erkenningspercentage in de hele EU. Marokko kan daarom als veilig land van herkomst worden aangewezen. Dit doet geen afbreuk aan de specifieke uitdagingen waarmee bepaalde groepen in het land worden geconfronteerd en die bijzondere aandacht verdienen.

Volgens de informatie van het EUAA wijzen tien lidstaten Tunesië momenteel op nationaal niveau aan als veilig land van herkomst, en in 2024 bedroeg het EU-brede erkenningspercentage voor aanvragers uit Tunesië 4 %.

Het land heeft de belangrijkste internationale mensenrechteninstrumenten geratificeerd, waaronder het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.

Met de grondwet van 2022 is een presidentieel stelsel ingevoerd, waarbij de president om de vijf jaar wordt verkozen door een nationale stemming. De president en de vergadering van volksvertegenwoordigers zijn bevoegd om wetgeving voor te stellen, maar de voorstellen van de president hebben voorrang boven de wetgevingsvoorstellen die worden ingediend door leden van de vergadering van volksvertegenwoordigers.

Wat de toegang tot de rechter betreft, bepaalt de grondwet dat de rechterlijke macht onafhankelijk is en wordt uitgeoefend door rechters die enkel onder het gezag van de wet vallen. De grondwet geeft de rechterlijke instanties tot taak om rechten en vrijheden te beschermen, waarbij de onafhankelijke rol van de rechterlijke macht bij de bescherming tegen schendingen door de uitvoerende en wetgevende macht wordt erkend. Het rechtsstelsel kampt naar verluidt met enkele moeilijkheden, onder meer vanwege beperkte middelen.

Er zijn geen aanwijzingen dat burgers van Tunesië worden uitgezet, verwijderd of uitgeleverd aan landen waar zij risico zouden lopen op de doodstraf, foltering, vervolging of onmenselijke of vernederende behandeling.

In het algemeen is er in het land geen sprake van vervolging in de zin van artikel 9 van de verordening asielnormen. Er worden soms beperkende maatregelen ingesteld tegen politieke figuren, activisten, advocaten en rechters, met inbegrip van detentie, arrestatie en vervolging, vaak op grond van antiterrorisme- en anticorruptiewetgeving. Journalisten zijn vervolgd en opgesloten omdat zij bijvoorbeeld worden beschuldigd van het beledigen van de autoriteiten of het verspreiden van nepnieuws. In het algemeen wordt er niet zodanig hard opgetreden dat er een beeld ontstaat van grootschalige, systematische repressie. Leden van organisaties die migranten en vluchtelingen helpen onderdak te vinden, zijn echter het voorwerp van politieonderzoek geworden en in voorlopige hechtenis genomen. Consensueel seksueel gedrag tussen volwassen personen van hetzelfde geslacht is verboden op grond van het Tunesische strafrecht en er staat tot drie jaar gevangenisstraf op. Die wetgeving is de afgelopen jaren af en toe gehandhaafd. De situatie van lhbtiq’ers blijft moeilijk. Tegelijkertijd zijn sommige lhbtiq-specifieke mensenrechtengroepen officieel erkend en wettelijk geregistreerd.

In het algemeen bestaat er geen reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 15 van de verordening asielnormen. Sinds 1991 is in Tunesië een moratorium op de uitvoering van de doodstraf ingesteld, maar de doodstraf is nog altijd opgenomen in het strafrecht en Tunesië heeft het Tweede Facultatieve Protocol bij het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, gericht op de afschaffing van de doodstraf, niet geratificeerd. Ook is gemeld dat nationale rechtbanken personen tot de doodstraf hebben veroordeeld.

Tunesië heeft het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing geratificeerd. Het wordt nog niet volledig uitgevoerd.

Er vindt geen gewapend conflict plaats in Tunesië en daarom is er geen sprake van een dreiging als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict.

Uit bovenstaande analyse kan worden geconcludeerd dat de bevolking van Tunesië in het algemeen niet met vervolging of een reëel risico op ernstige schade wordt geconfronteerd, zoals ook blijkt uit het lage erkenningspercentage in de hele EU. Tunesië kan daarom als veilig land van herkomst worden aangewezen. Dit doet geen afbreuk aan de specifieke uitdagingen waarmee bepaalde groepen in het land worden geconfronteerd en die bijzondere aandacht verdienen.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel is in overeenstemming met de asielprocedureverordening, die het mogelijk maakt om derde landen op het niveau van de Unie als veilige landen van herkomst aan te wijzen. Het is ook in overeenstemming met de verordening asielnormen, die van toepassing is op de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten en op de inhoud van de verleende internationale bescherming, en die gedetailleerde bepalingen bevat over welke handelingen moeten worden beschouwd als daden van vervolging of ernstige schade in de zin van het Verdrag van Genève, en welke elementen in aanmerking moeten worden genomen bij de beoordeling van de gronden voor vervolging.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel om een gemeenschappelijke EU-lijst van veilige landen van herkomst op te stellen en daarop met name derde landen te plaatsen die de Europese Raad de status van kandidaat-lidstaat voor het EU-lidmaatschap heeft toegekend, is in overeenstemming met het uitbreidingsbeleid van de Unie. Toen de Europese Raad de betrokken landen de status van kandidaat-lidstaat toekende, werd geoordeeld dat zij voldeden aan de criteria die door de Europese Raad van Kopenhagen van 21-22 juni 1993 zijn vastgesteld met betrekking tot de stabiliteit van de instellingen die de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en het respect voor en de bescherming van minderheden garanderen. Kandidaat-lidstaten zullen aan deze criteria moeten blijven voldoen om lid te kunnen worden van de Unie. De vooruitgang die kandidaat-lidstaten boeken ten aanzien van de politieke en economische criteria en de aanpassing aan het acquis wordt telkens in het jaarlijkse voortgangsverslag van de Europese Commissie geëvalueerd.

Het voorstel ondersteunt de algemene doelstellingen van het migratie- en asielpact, en met name de doelstelling om de behandeling van asielverzoeken in de EU efficiënter te maken en manieren te vinden om samen te werken en de lasten te delen met derde landen.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 78, lid 2, punt d), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dat de rechtsgrondslag vormt voor maatregelen met betrekking tot gemeenschappelijke procedures voor toekenning of intrekking van de uniforme status van asiel en subsidiaire bescherming. Het voorstel heeft tot doel op het niveau van de Unie veilige landen van herkomst aan te wijzen voor de toepassing van de asielprocedureverordening door wijziging van deze verordening, die is vastgesteld op basis van artikel 78, lid 2, punt d), VWEU.

Variabele geometrie

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het VWEU, neemt Ierland niet deel aan de aanneming van overeenkomstig deel III, titel V, van het VWEU vastgestelde maatregelen en zijn deze maatregelen niet bindend voor Ierland. Hieronder vallen ook maatregelen tot instelling van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel. Overeenkomstig artikel 3 van dat protocol kan Ierland evenwel besluiten deel te nemen aan de aanneming en toepassing van dergelijke maatregelen. Ierland heeft laten weten dat het wenst deel te nemen aan de nieuwe asielprocedureverordening. Ierland kan er overeenkomstig de artikelen 3 en 4 bis van Protocol nr. 21 ook voor kiezen deel te nemen aan de aanneming en toepassing van onderhavig voorstel ter wijziging van de asielprocedureverordening.

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Titel V van het VWEU over de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht verleent de Europese Unie bepaalde bevoegdheden op dit gebied. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, te weten indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, en derhalve vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Europese Unie kunnen worden verwezenlijkt.

Het voorstel heeft tot doel een gemeenschappelijke lijst van veilige landen van herkomst op te stellen op het niveau van de Unie, aangezien dit het voor de lidstaten makkelijker zal maken om procedures uit te voeren die verband houden met de toepassing van het begrip “veilig land van herkomst”. Het voorstel heeft ook tot doel een aantal van de bestaande verschillen tussen de nationale lijsten van veilige landen van herkomst van de lidstaten aan te pakken, die er momenteel toe leiden dat personen uit dezelfde derde landen die om internationale bescherming verzoeken, in verschillende lidstaten aan verschillende procedures kunnen worden onderworpen. De algemene doelstelling van de voorgestelde maatregel kan niet voldoende worden verwezenlijkt door de lidstaten alleen en kan beter door de Europese Unie worden bereikt.

Evenredigheid

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaan de voorgestelde wijzigingen van het bestaande rechtskader niet verder dan nodig is om het gestelde doel te bereiken. De gemeenschappelijke EU-lijst van veilige landen van herkomst zal worden opgesteld overeenkomstig de criteria voor de aanwijzing van veilige landen van herkomst die reeds zijn vastgesteld in de asielprocedureverordening, en de landen op de gemeenschappelijke EU-lijst zullen regelmatig worden geëvalueerd. De voorgestelde wijzigingen van de asielprocedureverordening zijn beperkt tot wat nodig is om ervoor te zorgen dat de bepalingen van de verordening met betrekking tot de toepassing van het begrip “veilig land van herkomst” van toepassing zijn op derde landen op de gemeenschappelijke EU-lijst van veilige landen van herkomst.

Keuze van het instrument

De keuze van een verordening voor de vaststelling van een gemeenschappelijke EU-lijst van veilige landen van herkomst is gerechtvaardigd door de aard van een dergelijke gemeenschappelijke lijst, die op het niveau van de Unie wordt vastgesteld en rechtstreeks toepasselijk moet zijn in de rechtsstelsels van de lidstaten.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

Voorafgaand aan de Europese Raad deelde Ursula von der Leyen, de voorzitter van de Europese Commissie, in haar brief aan de staatshoofden en regeringsleiders van 16 december 2024 mee dat het Asielagentschap van de EU was verzocht zijn analyse van de specifieke derde landen die mogelijk als veilige landen van herkomst konden worden aangewezen, sneller uit te voeren, zodat een EU-lijst kon worden opgesteld. In de conclusies die na zijn bijeenkomst van 19 december 2024 zijn aangenomen, staat dat de Europese Raad nota heeft genomen van de brief en van de lopende werkzaamheden met betrekking tot de veilige landen van herkomst. Er vond overleg plaats op het hoogste niveau.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Het Agentschap ontleent deze informatie onder meer aan: verslagen van de Europese Commissie, waaronder de uitbreidingsverslagen van de EU, verslagen van de Europese Dienst voor extern optreden, verslagen van de EU-agentschappen (zoals het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten), verslagen van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen en andere internationale organisaties (bv. de Raad van Europa, het Bureau van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de mensenrechten) en niet-gouvernementele organisaties, waaronder maatschappelijke organisaties, politieke analyses van denktanks op het gebied van beleid en internationale betrekkingen, geverifieerde onlinemedia-artikelen, krantenartikelen en nationale wetgeving van de betrokken landen.

Grondrechten

Dit voorstel eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de EU, met inbegrip van het recht op asiel en bescherming tegen refoulement, zoals vastgesteld in de artikelen 18 en 19 van het Handvest.

In overeenstemming met de asielprocedureverordening kan het feit dat een derde land als veilig land van herkomst is aangewezen geen absolute waarborg vormen voor de veiligheid van de onderdanen van dat land, en maakt dit een passende individuele behandeling van een verzoek om internationale bescherming dus niet overbodig. Ook wordt eraan herinnerd dat, wanneer een verzoeker ernstige redenen aanvoert om het land in zijn of haar bijzondere omstandigheden als niet-veilig te beschouwen, de aanmerking van het land als veilig land niet langer als ter zake doende kan worden beschouwd voor die persoon.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de EU en zal naar verwachting geen gevolgen hebben voor de begroting van de lidstaten.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Op grond van de asielprocedureverordening is de Commissie, hierin bijgestaan door het EUAA, verplicht de situatie in derde landen die op het niveau van de Unie als veilige landen van herkomst zijn aangewezen, te evalueren. Indien de situatie van een dergelijk derde land significant verslechtert, moet de Commissie, na een onderbouwde beoordeling, de aanwijzing op het niveau van de Unie van dat derde land als veilig land van herkomst voor een periode van zes maanden schorsen door middel van een gedelegeerde handeling. Overeenkomstig de asielprocedureverordening moet de Commissie, indien ze een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld waarbij de aanwijzing op het niveau van de Unie van een derde land als veilig land van herkomst wordt geschorst, binnen drie maanden na de datum van vaststelling van die gedelegeerde handeling overeenkomstig de gewone wetgevingsprocedure een voorstel indienen tot wijziging van deze verordening waarbij de aanwijzing op het niveau van de Unie van dat derde land als veilig land van herkomst wordt ingetrokken.

Indien de Commissie het voorstel niet binnen drie maanden na de vaststelling van de gedelegeerde handeling heeft ingediend, is de gedelegeerde handeling waarbij de aanwijzing op het niveau van de Unie van het derde land als veilig land van herkomst wordt geschorst, niet langer van kracht. Indien de Commissie een dergelijk voorstel binnen drie maanden na de vaststelling van de gedelegeerde handeling indient, is de Commissie bevoegd om, op basis van een onderbouwde beoordeling, de geldigheidsduur van deze gedelegeerde handeling te verlengen voor een periode van zes maanden, met een mogelijkheid om die verlenging eenmaal te hernieuwen.

Bovendien zal het Asielagentschap van de Europese Unie, vanaf het van toepassing worden van het pact in juni 2026, toezicht houden op de operationele en technische toepassing van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, overeenkomstig artikel 14 van de EUAA-verordening (Verordening (EU) 2021/2303). De toepassing van het begrip “veilig land van herkomst” zal ook worden gemonitord door het EUAA. Daarnaast bevatten de jaarverslagen die de Commissie op grond van artikel 9 van de verordening asiel- en migratiebeheer moet opstellen, de resultaten van de monitoring door het EUAA, dus ook wat betreft de toepassing van het begrip “veilig land van herkomst” en de lijst. Deze verschillende elementen moeten door de Commissie in aanmerking worden genomen wanneer zij beoordeelt of lidstaten onder migratiedruk staan, een risico daarop lopen of met een aanzienlijke migratiesituatie te maken hebben, alsook wanneer zij bepaalt of er in een lidstaat sprake is van systemische tekortkomingen die ernstige negatieve gevolgen kunnen hebben voor de werking van het Dublinsysteem.

Artikelsgewijze toelichting

7.

Opstelling van een lijst van veilige landen van herkomst op het niveau van de Unie


Artikel 1 wijzigt artikel 62 door toevoeging van een nieuw lid waarin kandidaat-lidstaten voor het lidmaatschap van de Unie worden aangewezen als veilige landen van herkomst, en door toevoeging van bijlage II, waarin zes landen en één potentiële kandidaat voor het EU-lidmaatschap op het niveau van de Unie als veilige landen van herkomst worden aangewezen.

Vervroeging van de toepassing van de nieuwe grond voor de versnelde procedure/grensprocedure, namelijk met betrekking tot personen die afkomstig zijn uit landen waarvoor een klein aandeel asielverzoeken wordt erkend (landen waarvoor het erkenningspercentage 20 % of lager is)

Deze nieuwe grond voor de versnelde procedure en grensprocedure waarin de asielprocedureverordening voorziet, moet de lidstaten een extra mogelijkheid bieden om snel en flexibel te kunnen reageren op veranderingen in de migratiestromen. De nieuwe grond is gebaseerd op een objectiever en gebruiksvriendelijker criterium: lidstaten moeten de behandeling van een verzoek versnellen indien het is ingediend door een verzoeker uit een derde land waarvoor, volgens de recentste beschikbare jaargemiddelden van Eurostat voor de gehele Unie, 20 % of minder van het totale aantal asielbeslissingen positief is. De toepassing van de nieuwe grond moet ook leiden tot een meer geharmoniseerde aanpak van de lidstaten met betrekking tot asielprocedures, aangezien er wordt uitgegaan van het percentage beslissingen op EU-niveau tot toekenning van internationale bescherming – een objectief, verifieerbaar cijfer dat kan aanduiden hoe waarschijnlijk het is dat iemand bescherming nodig heeft.

De toepassing van de grond voor de versnelde procedure blijft vrijwillig totdat de asielprocedureverordening van toepassing wordt. In de praktijk moeten de lidstaten verzoeken van personen die waarschijnlijk geen internationale bescherming nodig hebben, in de versnelde procedure of in de grensprocedure kunnen behandelen en vervolgens snel de terugkeer van dergelijke verzoekers kunnen organiseren. Dit zal de asiel- en migratieautoriteiten in staat stellen gegronde verzoeken efficiënter te beoordelen, sneller beslissingen te nemen en zo de werking en de geloofwaardigheid van het asiel- en terugkeerbeleid te bevorderen, met volledige inachtneming van de grondrechten.

8.

Vroegtijdige toepassing van uitzonderingen voor veilige derde landen en veilige landen van herkomst in het nationale recht


De asielprocedureverordening staat toe dat zowel op het niveau van de Unie als op nationaal niveau veilige derde landen en veilige landen van herkomst worden aangewezen met uitzonderingen voor specifieke delen van het grondgebied of voor duidelijk identificeerbare categorieën personen, om rekening te kunnen houden met de complexe en veranderlijke realiteit in derde landen. Om de twee begrippen in de praktijk toepasbaar te maken, moeten de lidstaten deze bepalingen zo lang mogelijk vóór juni 2026 al kunnen toepassen ten aanzien van hun nationale lijsten.