Toelichting bij COM(2025)183 - Standpunt EU in het Handelscomité dat is opgericht bij de Vrijhandelsovereenkomst met Nieuw-Zeeland, aangaande wijzigingen van die overeenkomst met betrekking tot de fundamentele beginselen en rechten op het werk - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2025)183 - Standpunt EU in het Handelscomité dat is opgericht bij de Vrijhandelsovereenkomst met Nieuw-Zeeland, aangaande wijzigingen ... |
---|---|
bron | COM(2025)183 ![]() ![]() |
datum | 25-04-2025 |
Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Handelscomité dat is opgericht bij de Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland 1 (“de overeenkomst”) in verband met de voorgenomen vaststelling van een besluit van het Handelscomité tot wijziging van artikel 19.3, leden 3 en 5, van de overeenkomst. De voorgestelde wijziging van artikel 19.3, lid 3, voorziet in de opneming van een veilige en gezonde werkomgeving in de lijst van fundamentele beginselen en rechten op het werk overeenkomstig Resolutie I 2 , die op 10 juni 2022 is aangenomen door de Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) tijdens haar 110e vergadering (“de 110e Internationale Arbeidsconferentie”). Daarnaast wordt met de voorgestelde wijziging beoogd de verwijzing naar de IAO-verklaring over de fundamentele principes en rechten met betrekking tot werk te actualiseren door te verwijzen naar de meest recente wijziging ervan tijdens de 110e Internationale Arbeidsconferentie. Tot slot voorziet de voorgestelde wijziging, naar aanleiding van de meest recente wijziging van de IAO-verklaring over de fundamentele principes en rechten met betrekking tot werk en in samenhang met de wijzigingen van artikel 19.3, lid 3, ook in de schrapping van een voetnoot in artikel 19.3, lid 5.
2. Achtergrond van het voorstel
2.1.De vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland
De overeenkomst heeft tot doel “de handel en de investeringen tussen de Partijen te liberaliseren en te vergemakkelijken alsmede nauwere economische banden tussen de Partijen te bevorderen”. De overeenkomst is op 1 mei 2024 in werking getreden.
Hoofdstuk 19 (Handel en duurzame ontwikkeling) van de overeenkomst heeft tot doel “de integratie van duurzame ontwikkeling, met name de ecologische en sociale dimensie (met name de arbeidsaspecten), in de handels- en investeringsbetrekkingen tussen de Partijen te bevorderen, onder meer door de dialoog en de samenwerking te versterken”.
2.2.Het Handelscomité
Het Handelscomité is opgericht bij artikel 24.1 (“Handelscomité”) van de overeenkomst. In artikel 27.1, lid 3, van de overeenkomst is bepaald dat het Handelscomité de overeenkomst kan wijzigen voor zover artikel 24.3 van de overeenkomst daarin voorziet. In artikel 24.3, punt j), is bepaald dat het Handelscomité besluiten kan vaststellen tot wijziging van artikel 19.3 (Multilaterale arbeidsnormen en -overeenkomsten), leden 3 en 4, van hoofdstuk 19 (Handel en duurzame ontwikkeling).
In artikel 19.3, lid 4, is bepaald dat het Handelscomité uiterlijk op zijn eerste vergadering een besluit kan vaststellen tot wijziging van artikel 19.3, lid 3, om een veilige en gezonde werkomgeving toe te voegen aan de fundamentele beginselen en rechten op het werk.
2.3.De beoogde handeling van het Handelscomité
Zoals bepaald in artikel 19.3, lid 4, van de overeenkomst zal het Handelscomité tijdens zijn eerste vergadering een besluit (“de beoogde handeling”) vaststellen om in artikel 19.3, lid 3, de opneming van een veilige en gezonde werkomgeving in het kader van de fundamentele beginselen en rechten op het werk van de IAO weer te geven. Daarnaast moet de beoogde handeling de verwijzing naar de IAO-verklaring over de fundamentele principes en rechten met betrekking tot werk zodanig wijzigen dat de wijziging daarvan tijdens de 110e Internationale Arbeidsconferentie wordt weergegeven. Tot slot moet bij de handeling artikel 19.3, lid 5, worden gewijzigd door de voetnoot in dat artikel te schrappen.
De beoogde handeling heeft tot doel artikel 19.3, leden 3 en 5, van de overeenkomst als volgt te wijzigen:
1) een verwijzing naar de IAO-verklaring over de fundamentele principes en rechten met betrekking tot werk moet worden geactualiseerd door te verwijzen naar de meest recente wijziging ervan die in 2022 tijdens de 110e vergadering van de Internationale Arbeidsconferentie is aangenomen;
2) aan de in artikel 19.3, lid 3, genoemde fundamentele beginselen en rechten op het werk moet een veilige en gezonde werkomgeving worden toegevoegd, en
3) de achterhaalde voetnoot in artikel 19.3, lid 5, moet worden geschrapt.
De voorgestelde wijziging van artikel 19.3, leden 3 en 5, vloeit voort uit de op 10 juni 2022 aangenomen Resolutie I waarbij de 110e Internationale Arbeidsconferentie onder meer:
1. “Besluit lid 2 van de Verklaring van de IAO over de fundamentele principes en rechten met betrekking tot werk te wijzigen door er na de woorden “de uitbanning van discriminatie met betrekking tot werk en beroep” de woorden “en e) een veilige en gezonde werkomgeving” in op te nemen, en de daaruit voortvloeiende wijzigingen aan te brengen in de bijlage bij de IAO-verklaring over de fundamentele principes en rechten met betrekking tot werk, alsmede in de IAO-verklaring over sociale gerechtigheid voor een eerlijke mondialisering en het mondiale banenplan, zoals gespecificeerd in de bijlage bij de onderhavige resolutie.”.
De beoogde handeling zal voor de Partijen bindend zijn overeenkomstig artikel 24.5, lid 1, van de overeenkomst, waarin het volgende is bepaald: “De besluiten die door het Handelscomité of, in voorkomend geval, door een gespecialiseerd comité worden vastgesteld, zijn bindend voor de Partijen”.
3. Namens de Unie in te nemen standpunt
Het namens de Unie in het Handelscomité in te nemen standpunt moet worden gebaseerd op het aan dit voorstel gehechte ontwerpbesluit van het Handelscomité.
4. Rechtsgrondslag
4.1.Procedurele rechtsgrondslag
4.1.1.Beginselen
Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.
Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 3 .
4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval
Het Handelscomité is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, te weten de Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Nieuw-Zeeland.
De door het Handelscomité vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 24.5, lid 1, van de overeenkomst volkenrechtelijk bindend zijn.
De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.
De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.
4.2.Materiële rechtsgrondslag
4.2.1.Beginselen
De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.
4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval
De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de gemeenschappelijke handelspolitiek.
De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU.
4.3.Conclusie
De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.
5. Bekendmaking van de beoogde handeling
Aangezien de handeling van het Handelscomité de overeenkomst zal wijzigen, is het passend de handeling na de vaststelling ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.