Toelichting bij COM(2025)194 - Nieuwe onderhandelingsrichtsnoeren voor een regionale vrijhandelsovereenkomst en bilaterale vrijhandelsovereenkomsten met de landen van de Raad voor Samenwerking van de Arabische Golfstaten en respectievelijk Bahrein, Koeweit, het Sultanaat Oman, Qatar, Saudi-Arabië en Van de Verenigde Arabische Emiraten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De Raad heeft de Commissie in 1989 gemachtigd om namens de Europese Gemeenschap met de landen van de GCC onderhandelingen te openen over een interregionale vrijhandelsovereenkomst en, in voorkomend geval, over bilaterale vrijhandelsovereenkomsten. Na meer dan tien jaar van regio-tot-regio-onderhandelingen met de GCC heeft de Raad in 2001 herziene onderhandelingsrichtsnoeren aangenomen om deze onderhandelingen nieuw leven in te blazen. De onderhandelingen kwamen uiteindelijk in 2008 tot stilstand als gevolg van onoverkomelijke verschillen in de ambities voor een vrijhandelsovereenkomst. Sindsdien zijn verschillende pogingen ondernomen om de besprekingen over een regionale vrijhandelsovereenkomst te hervatten. Dit is echter nog niet gebeurd.

Hoewel de onderhandelingen op dit ogenblik stilliggen, zijn beide partijen tijdens de top EU-GCC van 16 oktober 2024 overeengekomen dat de handels- en investeringsrelatie tussen de EU en de GCC waar nodig verder moet worden uitgebouwd via multilaterale, regionale en bilaterale kaders en dat beide partijen zullen blijven zoeken naar op maat gesneden overeenkomsten ter ondersteuning van handel en investeringen.

In de gezamenlijke verklaring van de top EU-GCC van 16 oktober 2024 werden ook de wederzijdse belangen en de ambitie van de EU en de GCC-leden bevestigd, om gebruik te maken van de kansen die worden geboden door een verbeterd bedrijfs- en investeringsklimaat, de groene en de digitale transitie, duurzame energie en connectiviteit, en vooruitgang wordt geboekt op het gebied van sectorale samenwerking op gebieden die bijdragen tot een sterkere economische integratie en diversificatie van de respectieve economieën.

In overeenstemming met deze toezeggingen en met de doelstellingen van de gezamenlijke mededeling van de EU over een strategisch partnerschap met de Golf van mei 2022, waarin werd opgeroepen tot consolidatie van de economische bilaterale partnerschappen van de EU met de GCC-landen, biedt de EU de mogelijkheid om, parallel aan de bilaterale strategische partnerschapsovereenkomsten, te onderhandelen over vrijhandelsovereenkomsten met de Golfpartners die hierin geïnteresseerd zijn en het ambitieniveau van de EU delen. Deze overeenkomsten zouden een aanvulling vormen op het bestaande handels- en investeringspartnerschap tussen de EU en de GCC.

In dit verband zijn de nieuwe ontwerponderhandelingsrichtsnoeren bedoeld om de vorige onderhandelingsrichtsnoeren van 1989, zoals herzien in 2001, te actualiseren en te vervangen, rekening houdend met de noodzaak om de bestaande regionale en bilaterale handelssamenwerking te versterken door deze af te stemmen op de ambitieuze strategische oriëntaties die in de EU en in de GCC-landen worden gehanteerd en die bijdragen tot de bevordering van internationale normen, economische hervormingen en de verbetering van het ondernemingsklimaat. In de nieuwe onderhandelingsrichtsnoeren zal ook rekening worden gehouden met geavanceerde regels voor handelaren en investeerders, waarbij duurzaamheid centraal staat, zodat de betrokkenheid kan worden uitgebreid tot nieuwe samenwerkingsgebieden en nieuwe mogelijkheden voor markttoegang worden geboden, met als doel de rol van de EU als bevoorrechte partner van de Golfstaten te versterken.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De voorgestelde onderhandelingsrichtsnoeren zullen verder bijdragen aan moderne overeenkomsten met de GCC-landen, die zullen voortbouwen op de gezamenlijke mededeling over een strategisch partnerschap met de Golf en een aanvulling zullen vormen op en deel uitmaken van een breder netwerk van overeenkomsten tussen de EU en haar internationale partners.

Tijdens de allereerste top EU-GCC, die op 16 oktober 2024 in Brussel plaatsvond, werd de nadruk gelegd op de verbintenis ten aanzien van een ambitieuzer kader en werd bevestigd dat beide partijen vastbesloten zijn het strategisch partnerschap tussen de EU en de GCC op een hoger niveau te brengen en de samenwerking te versterken via multilaterale, regionale en bilaterale kaders.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De moderne overeenkomsten met de GCC-landen zijn relevant voor de prioriteiten van het handelsbeleid van de EU voor 2024-2029, met name om het strategische concurrentievermogen van de EU te vergroten, de handelsbetrekkingen en toeleveringsketens te diversifiëren, investeringen aan te moedigen en de duurzaamheid van de EU-economie te versterken. Zij zullen ook aansluiten bij de belangrijkste beleidsprioriteiten die voortvloeien uit de Global Gateway-strategie, de Europese Green Deal, het bevorderen van het strategische concurrentievermogen van de EU, het aanmoedigen van investeringen en het versterken van de duurzaamheid van de EU-economie (d.w.z. de nieuwe industriestrategie), en zij moeten worden beschouwd als een bijdrage aan de ontwikkeling van een toekomstige bilaterale strategische partnerschapsovereenkomst en strategie voor het Midden-Oosten.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het aanbevolen ontwerpbesluit van de Raad voor de vaststelling van herziene onderhandelingsrichtsnoeren heeft betrekking op de onderhandelingen over overeenkomsten die onder de gemeenschappelijke handelspolitiek vallen en ook specifieke verbintenissen inzake vervoer kunnen bevatten. Om die reden wordt de materiële rechtsgrondslag gevormd door artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU, en voor de vervoersaspecten door artikel 91 en artikel 100, lid 2, VWEU. Wat de procedure betreft, bepaalt artikel 218, lid 1, VWEU dat de specifieke regels van artikel 207 VWEU moeten worden toegepast op de bepalingen die onder de gemeenschappelijke handelspolitiek vallen. Op het vlak van de vervoersbepalingen is artikel 218 VWEU relevant voor de vaststelling van de procedurele rechtsgrondslag. Bovendien wordt in de procedurele rechtsgrondslag een onderscheid gemaakt tussen de aanbeveling van de Commissie en het besluit van de Raad. Daarom moet de aanbeveling van de Commissie worden gebaseerd op artikel 207, lid 3, tweede alinea, VWEU en op artikel 218, lid 3, VWEU. De procedurele grondslag voor het besluit van de Raad wordt gevormd door artikel 207, lid 3, derde alinea, VWEU en artikel 218, lid 4, VWEU. Al met al moet de aanbeveling voor een besluit van de Raad worden gebaseerd op het VWEU, en met name op artikel 91, artikel 100, lid 2, en artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 207, lid 3, tweede en derde alinea, artikel 218, lid 3, en artikel 218, lid 4.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De gemeenschappelijke handelspolitiek valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie overeenkomstig artikel 3, lid 1, punt e), VWEU. De onderhandelingen over internationale overeenkomsten betreffende verbintenissen inzake het verrichten van diensten op het gebied van vervoer zijn overeenkomstig artikel 3, lid 2, VWEU een exclusieve bevoegdheid geworden.

Evenredigheid

De onderhandelingen over de voorgenomen overeenkomsten mogen niet verder gaan dan wat nodig of passend is om de beleidsdoelstellingen van de gemeenschappelijke handelspolitiek te verwezenlijken.

Keuze van het instrument

De aanbeveling is het enige rechtsinstrument waarover de Commissie beschikt om de onderhandelingsrichtsnoeren van de Raad aan te passen.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing.

Raadpleging van belanghebbenden

In het kader van de duurzaamheidseffectbeoordeling zal een brede raadplegingsprocedure met belanghebbenden plaatsvinden, waarbij de particuliere sector, vakbonden en andere niet-gouvernementele organisaties worden betrokken. Deze zal de gelegenheid bieden om standpunten, verwachtingen en zorgen kenbaar te maken.

Aanvullende informatie zal worden gezocht in academische literatuur, verslagen van denktanks en ngo’s, en andere relevante betrouwbare bronnen, die kunnen bijdragen tot het verkrijgen van aanvullende informatie over de mogelijke gevolgen van de overeenkomsten.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

1.

Niet van toepassing


Effectbeoordeling

Parallel aan de onderhandelingen zal een duurzaamheidseffectbeoordeling van de overeenkomsten worden verricht.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Niet van toepassing.

Grondrechten

De aanbeveling betreft onderhandelingsrichtsnoeren die de Raad tot de Commissie richt. Deze heeft geen gevolgen voor de grondrechten die zijn vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting.

2.

Aanbeveling voor een


BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende nieuwe onderhandelingsrichtsnoeren voor een regionale vrijhandelsovereenkomst en bilaterale vrijhandelsovereenkomsten met de landen van de Raad voor Samenwerking van de Arabische Golfstaten en respectievelijk het Koninkrijk Bahrein, de Staat Koeweit, het Sultanaat Oman, de Staat Qatar, het Koninkrijk Saudi-Arabië en de Staat van de Verenigde Arabische Emiraten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91, artikel 100, lid 2, artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 207, lid 3, tweede en derde alinea, artikel 218, leden 3 en 4,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

In 1989 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om namens de Europese Gemeenschap met de landen van de GCC onderhandelingen te openen over een interregionale vrijhandelsovereenkomst of over bilaterale vrijhandelsovereenkomsten. In 2001 heeft de Raad herziene onderhandelingsrichtsnoeren aangenomen om deze onderhandelingen nieuw leven in te blazen.

Sinds 2008 zijn de onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en de landen van de Raad voor Samenwerking van de Arabische Golfstaten tot stilstand gekomen.

Op 20 juni 2022 heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan de gezamenlijke mededeling over een strategisch partnerschap met de Golf, waarin werd opgeroepen tot een alomvattend en sterker partnerschap tussen de EU en de GCC en zijn lidstaten. 1

Tijdens de allereerste top EU-GCC, die op 16 oktober 2024 in Brussel plaatsvond, werd het toenemende belang van de betrekkingen tussen de EU en de GCC benadrukt en werd opnieuw bevestigd dat de EU zich inzet voor een ambitieuzer partnerschap met de Golfstaten, onder meer op het gebied van handel en investeringen.

In de gezamenlijke verklaring van de top EU-GCC van 16 oktober 2024 hebben de landen van de Raad voor Samenwerking van de Arabische Golfstaten opnieuw belangstelling getoond voor de verdere ontwikkeling van hun handels- en investeringsbetrekkingen met de EU via multilaterale, regionale en bilaterale kaders, naargelang het geval.

Gezien de wederzijdse belangen en ambitie van de EU en de GCC-leden om de kansen te benutten die worden geboden door een versterkt handels- en investeringspartnerschap, biedt de EU de mogelijkheid om te onderhandelen over vrijhandelsovereenkomsten met de Golfpartners die geïnteresseerd zijn en het ambitieniveau van de EU delen, in overeenstemming met de doelstellingen die zijn uiteengezet in de Gezamenlijke mededeling over een strategisch partnerschap met de Golf van juni 2022.

Om de rol van de EU als bevoorrechte partner van de GCC-landen te versterken, hebben de nieuwe onderhandelingsrichtsnoeren tot doel de bestaande regionale en bilaterale handelssamenwerking te versterken door deze af te stemmen op de ambitieuze strategische oriëntaties die in de EU en in de GCC-landen worden gehanteerd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

3.

Artikel 1


De in 1989 aangenomen onderhandelingsrichtsnoeren voor een regionale vrijhandelsovereenkomst en bilaterale vrijhandelsovereenkomsten met de landen van de Raad voor Samenwerking van de Arabische Golfstaten, respectievelijk het Koninkrijk Bahrein, de Staat Koeweit, het Sultanaat Oman, de Staat Qatar, het Koninkrijk Saudi-Arabië en de Staat van de Verenigde Arabische Emiraten, zoals herzien in 2001, worden vervangen door de onderhandelingsrichtsnoeren in de bijlage bij dit besluit.

4.

Artikel 2


Dit besluit is gericht tot de Commissie.

Gedaan te Brussel,

5.

Voor de Raad


De voorzitter

(1) www.eeas.europa.eu/eeas/joint-communication-%E2%80%9Cstrategic-partnership-gulf%E2%80%9D_en">Gezamenlijke mededeling over een strategisch partnerschap met de Golf”| www.eeas.europa.eu/eeas/joint-communication-%E2%80%9Cstrategic-partnership-gulf%E2%80%9D_en">EDEO .