Toelichting bij COM(2025)193 - Standpunt in het Gemengd Comité EU-Thailand over de vaststelling van besluiten van het Gemengd Comité betreffende het reglement van orde van het Gemengd Comité en de oprichting van gespecialiseerde werkgroepen en de vaststelling van de mandaten ervan

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Gemengd Comité dat is opgericht bij de Kaderovereenkomst inzake een breed partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten en het Koninkrijk Thailand in verband met de beoogde vaststelling van besluiten tot vaststelling van zijn reglement van orde en de oprichting van gespecialiseerde werkgroepen en de vaststelling van de mandaten ervan.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De kaderovereenkomst inzake een breed partnerschap en samenwerking

De Kaderovereenkomst inzake een breed partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Thailand, anderzijds (hierna “de overeenkomst” genoemd) heeft tot doel een toekomstgerichte relatie tot stand te brengen met betrekking tot een meer gestructureerd en strategisch perspectief, gedeelde waarden en aangelegenheden van wederzijds belang, aangevuld met een omvattende dialoog en samenwerking tussen de partijen in sectoren van gemeenschappelijk belang. De overeenkomst wordt sinds 20 oktober 2024 voorlopig toegepast.

2.2.Het Gemengd Comité

Het Gemengd Comité is opgericht bij artikel 52 van de overeenkomst. Zijn voornaamste taken zijn het zorgen voor de goede werking en uitvoering van de overeenkomst en het vaststellen van prioriteiten met betrekking tot de doelstellingen van de overeenkomst. Andere taken van het Gemengde Comité hebben onder meer betrekking op: het doen van aanbevelingen ter bevordering van de doelstellingen van de overeenkomst, het oplossen van eventuele verschillen en geschillen met betrekking tot de interpretatie, uitvoering of toepassing van de overeenkomst en het onderzoeken van alle informatie betreffende de niet-naleving van de verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst.

Waar nodig doet het Gemengd Comité aanbevelingen en stelt het besluiten vast om uitvoering te geven aan specifieke aspecten van de overeenkomst. Het Gemengd Comité werkt op grond van consensus en vergadert normaal gesproken op het niveau van hoge ambtenaren. Het Gemengd Comité stelt zijn eigen reglement van orde vast. Het Gemengd Comité kan gespecialiseerde werkgroepen instellen om specifieke kwesties aan te pakken.

2.3.De beoogde handeling van het Gemengd Comité

Tijdens zijn eerste vergadering stelt het Gemengd Comité besluiten vast betreffende de vaststelling van zijn reglement van orde en de oprichting van gespecialiseerde werkgroepen en de vaststelling van de mandaten ervan (hierna “de beoogde handeling” genoemd).

De beoogde handeling is bedoeld om overeenkomstig artikel 52, lid 5, van de overeenkomst het reglement van orde, dat ten grondslag ligt aan de organisatie van het Gemengd Comité, vast te stellen, alsmede de mandaten van de gespecialiseerde werkgroepen. Het standpunt van de Unie moet worden gebaseerd op de ontwerpbesluiten van het Gemengd Comité.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Het namens de Unie in te nemen standpunt strekt tot vaststelling van het reglement van orde van het Gemengd Comité EU-Thailand en de mandaten van de gespecialiseerde werkgroepen. Het standpunt moet worden gebaseerd op de ontwerpbesluiten van het Gemengd Comité.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 1 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

Het Gemengd Comité is een lichaam dat krachtens een overeenkomst is opgericht, namelijk de Kaderovereenkomst inzake een breed partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Thailand, anderzijds.

De door het Gemengd Comité vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal volkenrechtelijk bindend zijn overeenkomstig artikel 52, lid 5, van de Kaderovereenkomst inzake een breed partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Thailand, anderzijds, in samenhang met artikel 8, lid 2, van het beoogde reglement van orde.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. Wanneer de geplande handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

Wanneer een beoogde handeling tegelijkertijd meerdere onlosmakelijk met elkaar verbonden doelstellingen of componenten heeft, zonder dat de ene ondergeschikt is aan de andere, moet een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit bij wijze van uitzondering de verschillende desbetreffende rechtsgrondslagen als materiële rechtsgrondslag hebben.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op ontwikkelingssamenwerking.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 209, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 209, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.