Toelichting bij COM(2025)237 - Verslag over hoofdstuk III van Verordening 2022/1854 betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen Solidariteitsbijdrage en vastgestelde gelijkwaardige maatregelen: een stand van zaken - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2025)237 - Verslag over hoofdstuk III van Verordening 2022/1854 betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen ... |
---|---|
bron | COM(2025)237 ![]() ![]() |
datum | 14-05-2025 |
COM(2025) 237 final
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD
Verslag over hoofdstuk III van Verordening (EU) 2022/1854 van de Raad van 6 oktober 2022 betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen
Solidariteitsbijdrage en vastgestelde gelijkwaardige maatregelen: een stand van zaken
I.
Inleiding
Dit verslag bevat de bevindingen van de evaluatie van de bepalingen van hoofdstuk III van Verordening (EU) 2022/1854 van de Raad van 6 oktober 2022 1 betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen (hierna “verordening van de Raad” genoemd) in het licht van de algemene toestand van de fossiele-brandstofsector en het geboekte surplus aan winsten. Dit tweede en laatste verslag wordt door de Commissie aan de Raad voorgelegd overeenkomstig haar verslagleggingsverplichting uit hoofde van artikel 20, lid 2, van de verordening van de Raad, als follow-up van het eerste verslag van november 2023 2 .
Het verslag heeft met name tot doel een update te geven van de algemene toestand van de fossiele-brandstofsector in 2024. Het bevat ook informatie over de geïnde opbrengsten voor de boekjaren 2022 en 2023 en de totale geraamde opbrengsten voor beide boekjaren, en een analyse van het gebruik van die opbrengsten door de lidstaten. Het verslag is gebaseerd op de informatie die door de lidstaten is verstrekt overeenkomstig hun verslagleggingsverplichting uit hoofde van artikel 19, lid 4, van de verordening van de Raad, rekening houdend met de ontwikkelingen in de fossiele-brandstofsector en de ontwikkeling van de in deze sector gegenereerde winsten.
II.
Inhoudsopgave
- Achtergrond
- Brussel, 14.5.2025
- III.Algemene toestand van de fossiele-brandstofsector
- Aardgas
- Ruwe olie en geraffineerde olieproducten
- Steenkool
- IV.Geraamde en geïnde opbrengsten en het gebruik ervan in het kader van hoofdstuk III van de verordening van de Raad
- 1. Gerapporteerde geïnde opbrengsten
- 2. Gerapporteerde geraamde opbrengsten
- V.Gebruik van de opbrengsten
- VI.Conclusies
In hoofdstuk III van de verordening van de Raad is een verplichte tijdelijke solidariteitsbijdrage vastgesteld voor het surplus aan winsten dat, afhankelijk van de beleidskeuze van de lidstaten, in het boekjaar 2022 en/of 2023 is gegenereerd door EU-ondernemingen en vaste inrichtingen met activiteiten in de sectoren ruwe aardolie, aardgas, steenkool en raffinage, waarvan de omzet voor ten minste 75 % gekoppeld is aan de winning, ontginning, raffinage van aardolie en/of de vervaardiging van cokesovenproducten. De lidstaten moesten de solidariteitsbijdrage uiterlijk op 31 december 2022 hebben toegepast, tenzij zij op die datum gelijkwaardige nationale maatregelen hadden vastgesteld die bijdragen tot de betaalbaarheid van energie. Deze nationale maatregelen hebben vergelijkbare doelstellingen en zijn onderworpen aan vergelijkbare regels als die voor de solidariteitsbijdrage, en genereren opbrengsten die vergelijkbaar zijn met of hoger zijn dan de geraamde opbrengsten van de solidariteitsbijdrage.
De verordening van de Raad vormde de basis voor de berekening van de solidariteitsbijdrage en van een fiscaal minimumpercentage. Alleen de belastbare winst gemaakt in 2022 en/of 2023 die meer dan 20 % hoger lag dan de gemiddelde belastbare winst in de vier boekjaren die aanvingen op of na 1 januari 2018 mocht worden onderworpen aan de solidariteitsbijdrage. Het minimumpercentage werd door de lidstaten vastgesteld op 33 %. Voorts werden in hoofdstuk III ook de doeleinden opgesomd waarvoor de opbrengsten van de solidariteitsbijdrage moeten worden aangewend om ervoor te zorgen dat de maatregel de schadelijke gevolgen van de energiecrisis voor huishoudens en bedrijven in de hele Unie beperkt en verzacht, en tegelijkertijd de interne markt beschermt en het risico van verdere versnippering voorkomt.
Hoofdstuk III van de verordening van de Raad was van kracht tot en met 31 december 2023. Dit doet geen afbreuk aan de verplichting van de Commissie om verslag uit te brengen aan de Raad over de toepassing van hoofdstuk III in de lidstaten. De Commissie moest haar tweede verslag uiterlijk op 15 oktober 2024 voorleggen. Aangezien de lidstaten de solidariteitsbijdrage of de door hen vastgestelde gelijkwaardige nationale maatregelen in de boekjaren 2022 en 2023 konden toepassen, waren de opbrengsten echter pas in een later stadium bekend. Deze opbrengsten zullen in sommige lidstaten ook in de nabije toekomst verder worden geïnd.
In dit deel worden de ontwikkelingen van de algemene toestand van de fossiele-brandstofsector beschreven sinds het eerste verslag van de Commissie aan de Raad, dat eind 2023 werd gepubliceerd. Hoofdstuk III van de verordening van de Raad tot vaststelling van een verplichting voor de lidstaten om de solidariteitsbijdrage toe te passen of als alternatief gelijkwaardige nationale maatregelen vast te stellen, heeft de lidstaten geholpen een deel van de financiële lasten te dragen in verband met de kosten van energiemaatregelen ter ondersteuning van huishoudens en bedrijven.
Sinds de publicatie van het eerste verslag van de Commissie aan de Raad is de energieprijs in 2023 geleidelijk gedaald. Ondanks het feit dat de prijzen boven het historische niveau blijven, is het klimaat voor het genereren van uitzonderlijke winsten gematigd in vergelijking met de buitengewone omstandigheden van het voorgaande jaar 2022.
Tabel 1: Gemiddelde prijsontwikkelingen voor geselecteerde energieproducten, 2018-2024
[zie origineel document voor tabel]
Energieproduct | Eenheid | Gemiddelde vóór de crisis (2018-2021) | 2022 | 2023 | 2024 (31.12.2024) |
Aardgas | Groothandelsprijs EUR/MWh | 23 | 123 | 41 | 34 |
Aardgas | Detailhandelsprijs EUR/MWh | 69 | 137 | 116 | 104 |
Steenkool | EUR/ton | 70 | 283 | 120 | 103 |
Olie | EUR/vat | 54 | 97 | 76 | 75 |
Diesel | EUR/l | 1,29 | 1,83 | 1,71 | 1,61 |
(bronnen: Europese Commissie, Hoofdeconoom DG ENER, op basis van S&P Global Commodities, VaasaETT, Weekly Oil Bulletin)
De maatregelen die de EU en de lidstaten in 2022 hebben genomen, hebben de druk op de energiemarkten verlicht en zo de aardgasprijzen doen dalen, die sinds begin 2023 op of onder 50 EUR/MWh schommelen 3 . De prijzen blijven echter volatiel en liggen hoger dan de historische gemiddelden.
De EU is nog altijd veerkrachtiger en beter voorbereid om de prijsvolatiliteit tot een minimum te beperken dankzij de aanhoudend ruime toevoer van lng (de invoer van lng is gestegen van 70 miljard kubieke meter in 2021 tot 100 à 120 miljard kubieke meter in 2023/2024), de gezonde vullingsgraad, de inspanningen op het gebied van gasvraagreductie (–18 % voor de periode augustus 2022 tot en met juli 2024, oftewel meer dan de doelstelling van 15 %) en de versnelde uitrol van hernieuwbare energiebronnen (+56 GW aan zonne- en windenergie in 2022, +71 GW in 2023 en bijna +80 GW in 2024, met een jaarlijkse besparing van meer dan 10 miljard kubieke meter gasverbruik). De EU heeft ook de weggevallen Russische gasvolumes gedeeltelijk gecompenseerd: de afhankelijkheid van de EU van Russisch gas is dankzij een toename van de lng-invoer en de invoer via pijpleidingen van betrouwbaardere internationale partners gedaald van 45 % in 2021 naar 19 % in 2024.
De mondiale prijzen voor ruwe olie zijn in 2024 gedaald tot een niveau dat rond 75 USD/vat schommelde als gevolg van de algemene verbetering van de fundamentele marktontwikkelingen, hetgeen wijst op minder krapte op de markt 4 . Dit wordt gedeeltelijk tenietgedaan door de risicopremie op de markt naar aanleiding van recente gebeurtenissen in het Midden-Oosten die van invloed kunnen zijn op de toekomstige voorziening en de transportroutes. De olieprijzen waren gestegen als reactie op de crisis in het Midden-Oosten en op de verlenging tot het einde van het jaar van de vrijwillige productieverlaging die OPEC+ begin april en juni 2023 had aangekondigd 5 en in november 2023 en december 2024 opnieuw had bevestigd (de maatregel van OPEC+ had tot doel de dalende tendens van de olieprijzen te keren: van circa 100 USD/vat in oktober 2022 en circa 60 USD/vat in de eerste helft van 2021, naar minder dan 75 USD/vat in juni 2023). De dalende trend werd geschraagd door westerse sancties en prijsplafonds op Russische olie 6 , alsook door zorgen over de mondiale macro-economische vooruitzichten, met name na de recente zwakke economische positie van China, het trage herstel van de westerse economieën en de aanscherping van het mondiale monetaire beleid. Aangespoord door het EU-embargo op Russische olie is de EU erin geslaagd haar afhankelijkheid van Russische olie terug te dringen door middel van diversificatie.
Wat geraffineerde olieproducten betreft, waren de prijzen van olieproducten — na een scherpe daling tot het begin van de zomer van 2023, waarbij de dieselprijzen in juni 2023 1,55 EUR/l bedroegen ten opzichte van meer dan 2 EUR/l in het voorgaande jaar 7 — weer gestegen (de prijs van diesel lag in 2023 op 1,71 EUR/l 8 ). Dit was een weerspiegeling van de stijging van de prijzen van ruwe olie in de voorgaande maanden, die werd geschraagd door de sterke vraag, die op haar beurt tot hogere raffinagemarges voor Europese raffinaderijen leidde. In 2024 lagen de dieselprijzen rond 1,61 EUR/l. Voor diesel deden zich in juni en oktober 2022 prijspieken voor (meer dan 2 EUR/l) als gevolg van het feit dat Midden- en Oost-Europa tot dan toe voornamelijk met Russische diesel werd bevoorraad en het enige tijd duurde om alternatieve bronnen te vinden.
Na een piek van meer dan 400 EUR/ton in de zomer van 2022 ten opzichte van de prijzen van vóór de crisis van circa 50 EUR/ton, zijn de steenkoolprijzen voortdurend gedaald en hebben zij in de zomer van 2023 en in 2024 een stabiel niveau bereikt van circa 100 EUR/ton. Het EU-embargo op Russische steenkool in het kader van het vijfde sanctiepakket 9 heeft Europa in staat gesteld volledig te diversifiëren ten opzichte van Russische steenkool door alternatieven van betrouwbaardere partners te verkrijgen, als gevolg waarvan de prijzen zijn gestabiliseerd.
IV.Geraamde en geïnde opbrengsten en het gebruik ervan in het kader van hoofdstuk III van de verordening van de Raad
Artikel 14 van de verordening van de Raad bood de lidstaten de mogelijkheid de solidariteitsbijdrage toe te passen of gelijkwaardige nationale maatregelen vast te stellen. Ter herinnering, van de 27 lidstaten die bij de Commissie verslag hebben uitgebracht, passen 16 lidstaten (AT, BG, CY, DE, DK, EL, FI, FR, HR, IE, LT, NL, PL, RO, SI, SK) de solidariteitsbijdrage toe, en hebben 8 lidstaten (BE, CZ, EE, ES, HU, IT, PT, SE) gekozen voor de vaststelling of toepassing van gelijkwaardige nationale maatregelen, zoals krachtens de verordening van de Raad uitdrukkelijk toegestaan. Daarnaast meldden drie lidstaten (LU, LV, MT) dat zij geen ondernemingen of vaste inrichtingen hebben die binnen het toepassingsgebied van de verordening van de Raad vallen en waarop de solidariteitsbijdrage van toepassing zou kunnen zijn. Voor nadere bijzonderheden over de specifieke uitvoering, met inbegrip van het toepasselijke boekjaar, kan het eerste verslag van de Commissie aan de Raad worden geraadpleegd 10 .
Voor dit verslag hebben de lidstaten verslag uitgebracht over alle geïnde opbrengsten van maatregelen uit hoofde van hoofdstuk III van de verordening van de Raad voor zowel het boekjaar 2022 als 2023, afhankelijk van het jaar van toepassing in hun respectieve rechtsgebieden (per 30 juni 2024). Ten behoeve van dit verslag meldden 17 lidstaten (AT, BE, BG, DE, ES, EE, EL, FR, HU, IE, IT 11 , NL, RO, PL, PT, SI, SK) geïnde opbrengsten voor 2022 en 12 lidstaten (AT, BE, BG, CZ, DK, EE, ES, IE, IT, PL, PT, RO) geïnde opbrengsten voor 2023. Eén lidstaat (HR) meldde nulopbrengsten voor 2022, terwijl zeven lidstaten (CY, DE, FI, LT, SK, SE, SI) nulopbrengsten rapporteerden voor 2023. Met betrekking tot de cijfers in tabel 2 is het voorts van belang op te merken dat enkele lidstaten, zoals Letland, Luxemburg en Malta, hebben gemeld dat zij geen ondernemingen in het toepassingsgebied hebben. Op 30 juni 2024 bedroegen de geïnde opbrengsten voor het boekjaar 2022 16,497 miljard EUR. Voor het boekjaar 2023 bedroegen de geïnde opbrengsten 9,653 miljard EUR. De geïnde opbrengsten voor beide boekjaren 2022 en 2023 bedroegen dus 26,150 miljard EUR.
Dit zijn hogere inkomsten dan gerapporteerd in het verslag van 2023. Daarin bedroegen de geïnde opbrengsten voor het boekjaar 2022 6,850 miljard EUR, terwijl het totaal was geraamd op 17,574 miljard EUR.
Tabel 2: Geïnde opbrengsten (in miljoen EUR) per 30 juni 2024, zoals door de lidstaten aan de Commissie gerapporteerd voor de boekjaren 2022 en 2023
[zie origineel document voor tabel]
Jaar LS | 2022 | 2023 | 2022+2023 |
Polen | 3 901,00 | 3 026,00 | 6 927,00 |
Nederland | 5 629,00 | n.v.t. | 5 629,00 |
Italië 12 | 2 897,00 | 3 413,00 | 6 310,00 |
Tsjechië | n.v.t. | 1 564,00 | 1 564,00 |
Spanje | 1 089,34 | 390,12 | 1 479,46 |
Roemenië | 633,22 | 624,78 | 1 258,00 |
Griekenland | 631,00 | 0,00 | 631,00 |
België | 288,94 | 306,37 | 595,31 |
Slowakije | 520,00 | 0,00 | 520,00 |
Hongarije | 351,37 | n.v.t. | 351,37 |
Ierland | 167,20 | 99,70 | 266,90 |
Bulgarije | 43,30 | 111,00 | 154,30 |
Estland | 81,00 | 42,10 | 123,10 |
Duitsland | 113,00 | 0,00 | 113,00 |
Oostenrijk | 79,00 | 18,00 | 97,00 |
Frankrijk | 67,00 | n.v.t. | 67,00 |
Denemarken | n.v.t. | 54,90 | 54,90 |
Portugal | 4,80 | 3,50 | 8,30 |
Slovenië | 0,74 | 0,00 | 0,74 |
Kroatië | 0,00 | n.v.t. | 0,00 |
Cyprus | n.v.t. | 0,00 | 0,00 |
Finland | n.v.t. | 0,00 | 0,00 |
Litouwen | n.v.t. | 0,00 | 0,00 |
Zweden | n.v.t. | 0,00 | 0,00 |
Letland | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Luxemburg | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Malta | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Totaal | 16 497 | 9 653 | 26 150 |
In het kader van het toezicht door de Commissie op de toepassing van hoofdstuk III van de verordening van de Raad hebben de lidstaten ook de geraamde opbrengsten voor het boekjaar 2023 gerapporteerd. In dit verband hebben twaalf lidstaten (BE, BG, CZ, DE, DK, EE, EL, ES, PL, PT, RO, SK) een raming verstrekt. Voor zes van deze lidstaten (DE, DK, EL, ES, RO, SK) is de raming hoger dan wat zij als reeds geïnd hebben gerapporteerd. AT en IE hebben geen specifieke puntschatting verstrekt; in plaats daarvan werden daarom de geïnde opbrengsten gebruikt om een minimumraming te verstrekken. De geraamde opbrengsten voor het boekjaar 2023 (per 30 juni 2024) bedragen 12,164 miljard EUR. Dit is 2,511 miljard EUR hoger dan wat tot nu toe in het begrotingsjaar 2023 is geïnd (zie hieronder). De samenvoeging van de geïnde opbrengsten voor het boekjaar 2022 met de geraamde opbrengsten voor 2023 levert in totaal 28,661 miljard EUR op.
Tabel 3: Overzicht van de geraamde opbrengsten (in miljoen EUR) per 30 juni 2024, zoals door de lidstaten aan de Commissie gerapporteerd voor het boekjaar 2023
[zie origineel document voor tabel]
Status LS | Geraamd | Geïnd |
Italië | 3 413,00 | 3 413,00 |
Polen | 3 026,00 | 3 026,00 |
Tsjechië | 1 564,00 | 1 564,00 |
Duitsland | 1 000,00 | 0,00 |
Spanje | 824,97 | 390,12 |
Roemenië | 787,00 | 624,78 |
Griekenland | 478,00 | 0,00 |
Slowakije | 401,00 | 0,00 |
België | 306,37 | 306,37 |
Bulgarije | 111,00 | 111,00 |
Ierland* | 99,70 | 99,70 |
Denemarken | 89,40 | 54,90 |
Estland | 42,10 | 42,10 |
Oostenrijk* | 18,00 | 18,00 |
Portugal | 3,50 | 3,50 |
Cyprus | 0 | 0 |
Finland | 0 | 0 |
Litouwen | 0 | 0 |
Slovenië | 0 | 0 |
Zweden | 0 | 0 |
Kroatië | n.v.t. | n.v.t. |
Frankrijk | n.v.t. | n.v.t. |
Hongarije | n.v.t. | n.v.t. |
Letland | n.v.t. | n.v.t. |
Luxemburg | n.v.t. | n.v.t. |
Malta | n.v.t. | n.v.t. |
Nederland | n.v.t. | n.v.t. |
Totaal | 12 164 | 9 653 |
*geraamde opbrengsten niet gerapporteerd; in plaats daarvan geïnde opbrengsten weergegeven
De lidstaten moesten bovendien verslag uitbrengen over het gebruik van de opbrengsten uit de solidariteitsbijdrage of de vastgestelde gelijkwaardige maatregelen. In artikel 17 van de verordening van de Raad is bepaald voor welke doeleinden die opbrengsten kunnen worden gebruikt in overeenstemming met de doelstelling van de verordening van de Raad, te weten het verlagen van de lasten voor eindafnemers van energie als gevolg van de stijgende energieprijzen.
Overeenkomstig artikel 17 moeten de lidstaten de opbrengsten van de solidariteitsbijdrage of de vastgestelde gelijkwaardige maatregel gebruiken voor een of meer van de volgende doeleinden:
a) gerichte financiële steunmaatregelen voor eindafnemers van energie, en met name kwetsbare huishoudens, om de gevolgen van de hoge energieprijzen te verzachten;
b) financiële steunmaatregelen om bij te dragen tot het verminderen van het energieverbruik, bijvoorbeeld door middel van vraagverminderende veilingen of aanbestedingsregelingen, het verlagen van de prijzen van een bepaald volume energie voor eindafnemers en het bevorderen van investeringen door eindafnemers in hernieuwbare energiebronnen, structurele investeringen in energie-efficiëntie of andere decarbonisatietechnologieën;
c) financiële steunmaatregelen ter ondersteuning van ondernemingen in energie-intensieve sectoren, gekoppeld aan de verplichting om te investeren in hernieuwbare energie, energie-efficiëntie of andere decarbonisatietechnologieën;
d) financiële steunmaatregelen om de energieautonomie te ontwikkelen, met name investeringen in overeenstemming met de REPowerEU-doelstellingen van het REPowerEU-plan en in het gemeenschappelijk Europees optreden REPowerEU, zoals projecten met een grensoverschrijdende dimensie;
e) de lidstaten kunnen, in een geest van onderlinge solidariteit tussen de lidstaten, een deel van de opbrengst van de tijdelijke solidariteitsbijdrage toewijzen aan de gemeenschappelijke financiering van maatregelen om de schadelijke gevolgen van de energiecrisis te beperken, met inbegrip van steun voor de bescherming van de werkgelegenheid en voor de om- en bijscholing van werknemers of ter bevordering van investeringen in energie-efficiëntie en hernieuwbare energie, met inbegrip van grensoverschrijdende projecten, en in het in artikel 33 van Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde financieringsmechanisme van de Unie voor hernieuwbare energie.
De verordening bevat geen bepalingen over de toewijzing van de opbrengsten aan de verschillende bestedingsdoeleinden die zijn opgesomd in artikel 17 van de verordening van de Raad; de lidstaten zijn derhalve vrij om te kiezen voor welk doel zij de geïnde opbrengsten bestemmen en of zij de geïnde opbrengsten verdelen over een of meer van de verschillende in de lijst opgenomen doeleinden.
Uit de verslaglegging door de lidstaten blijkt dat de meeste lidstaten ervoor hebben gekozen de opbrengsten te bestemmen voor financiële steunmaatregelen voor eindafnemers van energie, en met name kwetsbare huishoudens.
Voor elf lidstaten (BE, DK, FR, EL, IE, HU, PL, PT, RO, SI, SK) is dit de enige geselecteerde bestemming. Zes andere lidstaten (AT, CZ, DE, IE, IT, NL) hebben de opbrengsten verdeeld over verschillende van de in artikel 17 genoemde opties: naast de in punt a) bedoelde steun voor eindafnemers van energie, waren de andere bestemmingen voor de geïnde opbrengsten die van punt b) (financiële steunmaatregelen om bij te dragen tot het verminderen van het energieverbruik), punt c) (financiële steunmaatregelen ter ondersteuning van ondernemingen in energie-intensieve sectoren) en punt d) (financiële steunmaatregelen om de energieautonomie te ontwikkelen). Er zijn negen lidstaten die geen melding hebben gemaakt van het gebruik van de opbrengsten, hetzij omdat zij hoofdstuk III van de verordening van de Raad niet hebben toegepast omdat zij geen ondernemingen in het toepassingsgebied hadden (LU, LV, MT), hetzij omdat zij geen opbrengsten hebben geïnd (CY, FI, HR, MT, SE) of omdat zij de uitgaven nog niet hebben bevestigd (BG).
Tot slot wordt opgemerkt dat de in hoofdstuk III van de verordening van de Raad vastgestelde maatregel(en) niet tot doel had(den) de begrotingskosten van de verschillende binnenlandse beleidsmaatregelen van de lidstaten ter verlichting van de gevolgen van de scherpe stijging van de energieprijzen voor burgers en bedrijven, volledig te financieren, maar om bij te dragen aan dergelijke inspanningen. De Commissie heeft het effect van de kosten van energiemaatregelen vanuit begrotingsoogpunt beoordeeld. De cijfers met betrekking tot de geraamde kosten waren veel hoger dan de totale geraamde opbrengsten die door de lidstaten aan de Commissie zijn gerapporteerd voor de solidariteitsbijdrage of gelijkwaardige nationale maatregelen, wat inhoudt dat deze opbrengsten de geraamde begrotingsuitgaven slechts gedeeltelijk konden financieren. De nettobegrotingskosten van steunmaatregelen voor energie in de EU bedroegen naar schatting 1,2 % van het bbp van de EU in 2022 en 0,9 % van het bbp in 2023, met grote verschillen tussen de lidstaten 13 . Dit komt overeen met ongeveer 190 miljard EUR in 2022 en 150 miljard EUR in 2023 op basis van de feitelijke gegevens over het bbp in lopende prijzen 14 .
Dit eindverslag over de toepassing van Verordening (EU) 2022/1854 van de Raad werpt licht op de marktontwikkelingen in de fossiele-energiesector en op de opbrengsten en de bestedingsdoeleinden van de lidstaten, via de uitvoering van de solidariteitsbijdrage of een vastgestelde gelijkwaardige nationale maatregel.
Uit de ontwikkelingen op de markten voor fossiele energie blijkt dat de toestand sterk is geëvolueerd ten opzichte van de toestand toen de verordening van de Raad in oktober 2022 in werking trad. De daling en stabilisering van de energieprijzen in 2023 en 2024 en een onzekerder economisch klimaat en stijgende kapitaalkosten hebben ertoe geleid dat ondernemingen in de olie-, gas- en steenkoolsector een daling van hun winsten zien ten opzichte van het buitengewone surplus aan winsten van 2022.
Op de afsluitdatum van 30 juni 2024 bedragen de totale geïnde opbrengsten voor de boekjaren 2022 en 2023 26,150 miljard EUR. De geraamde totale opbrengsten voor het boekjaar 2023 bedragen 12,164 miljard EUR, wat, eenmaal geïnd de totale geïnde opbrengsten op 28,661 miljard EUR zou brengen. Dit bedrag is hoger dan de oorspronkelijke raming van de Commissie van 25 miljard EUR bij de vaststelling van het voorstel voor een verordening van de Raad. Hoewel deze crisismaatregel niet tot doel had de begrotingskosten van de verschillende binnenlandse beleidsmaatregelen ter verlichting van de gevolgen van de scherpe stijging van de energieprijzen volledig te financieren, heeft de maatregel ongetwijfeld een bijdrage geleverd aan de inspanningen van de lidstaten om de gevolgen van de energiecrisis voor huishoudens en bedrijven in de hele EU te verzachten.
Zoals uit het gerapporteerde gebruik van de opbrengsten blijkt, hebben de lidstaten uit de opties die de verordening van de Raad bood om het gebruik van de opbrengsten toe te wijzen, er meestal voor gekozen de opbrengsten te bestemmen voor financiële steunmaatregelen voor eindafnemers van energie, en met name kwetsbare huishoudens. Sommige lidstaten hebben besloten de inkomsten te spreiden over de verschillende categorieën belanghebbenden: daarom hebben zij niet alleen steunmaatregelen voor eindafnemers van energie verstrekt, maar ook financiële steunmaatregelen om het energieverbruik te helpen verminderen, financiële steunmaatregelen ter ondersteuning van ondernemingen in energie-intensieve industrieën en financiële steunmaatregelen om de energieautonomie te ontwikkelen.
(1)
PB L 261I van 7.10.2022, blz. 1; ELI: data.europa.eu/eli/reg/2022/1854/oj .
(2)
COM(2023) 768 final.
(3)
Bron: S&P Global Commodity Insights.
(4)
Bron: S&P Global Commodity Insights.
(5)
De begin april door OPEC+ aangekondigde vrijwillige verlaging van de productie met 1,66 miljoen vaten per dag (mvpd) en de door Saudi-Arabië op 4 juni aangekondigde verlaging van nog eens 1 mvpd in juli (en later verlengd tot eind 2023). In september kondigde ook Rusland een verlaging aan van de olie-export met 0,3 mvpd (later verlengd tot eind 2023).
(6)
Op 5 december 2022 trad het EU-embargo op ruwe olie over zee uit Rusland in werking, alsook het door de G7+-coalitie vastgestelde prijsplafond voor Russische olie van 60 USD/vat (het prijsplafond zal Europese exploitanten toelaten Russische olie naar derde landen te vervoeren, mits de prijs ervan strikt onder het plafond blijft) — EUR-Lex - 02014R0833-20230624 - NL - EUR-Lex (europa.eu).
(7)
Bron: Weekly Oil Bulletin van de Europese Commissie.
(8)
Bron: Weekly Oil Bulletin van de Europese Commissie.
(9)
Bron: Weekly Oil Bulletin van de Europese Commissie (6 november).
(10)
COM(2023) 768 final.
(11)
Italië gaf aan in 2022 2,897 miljard EUR te hebben geïnd in het kader van de voorgaande nationale maatregel, zoals toegelicht in COM(2023) 768 final.
(12)
Italië gaf aan in 2022 2,897 miljard EUR te hebben geïnd in het kader van de voorgaande nationale maatregel, zoals toegelicht in COM(2023) 768 final.
(13)
Zie Europese Commissie (2024): Europese economische prognose – voorjaar 2024. Institutional Paper 286; en Europese Commissie (2023): The 2023 Stability & Convergence Programmes – An Overview with an Assessment of the Euro Area Fiscal Stance. Institutional Paper 253.
(14)
Benadering op basis van de feitelijke gegevens van Eurostat over het bbp in lopende prijzen.