Toelichting bij COM(2025)278 - Machtiging tot het openen van onderhandelingen over de herziening van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2025)278 - Machtiging tot het openen van onderhandelingen over de herziening van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap. |
---|---|
bron | COM(2025)278 ![]() ![]() |
datum | 05-06-2025 |
• Motivering en doel van het voorstel
Het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap 1 (TCT) is goedgekeurd door de Europese Unie 2 en geratificeerd door zes partners uit de Westelijke Balkan (de Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina, de Republiek Noord-Macedonië, Kosovo 3*, Montenegro en de Republiek Servië (hierna “de Zuidoost-Europese partijen” genoemd). Het verdrag is op 1 mei 2019 in werking getreden.
Het is van toepassing op het gebied van vervoer over de weg, per spoor, over de binnenwateren en over zee en voorziet in de geleidelijke integratie van vervoersmarkten en -netwerken, met inbegrip van luchthaveninfrastructuur, op basis van de relevante EU-wetgeving, onder meer op het gebied van technische normen, interoperabiliteit, veiligheid, beveiliging, verkeersbeheer, mededinging, sociaal beleid, overheidsopdrachten en milieu.
Sinds 2019 streeft de Vervoersgemeenschap deze doelstelling na door de regionale samenwerking te versterken en gerichte technische bijstand te bieden naast initiatieven voor capaciteitsopbouw. Dankzij deze inspanningen heeft de Vervoersgemeenschap vooruitgang geboekt bij de aanpassing van de wetgeving en de integratie van de vervoersmarkten, zowel tussen de Zuidoost-Europese partijen als tussen deze partijen en de EU. Er is echter nog meer werk nodig.
Artikel 42 van het verdrag bepaalt dat het moet worden herzien op verzoek van een overeenkomstsluitende partij en in ieder geval vijf jaar na de inwerkingtreding ervan.
Op 15 november 2022 hebben de overeenkomstsluitende partijen bij het verdrag en de ministers van vervoer van Oekraïne, Georgië en de Republiek Moldavië een gezamenlijke verklaring over samenwerking voor de ontwikkeling van de vervoerssectoren bekrachtigd. Dit politieke document vormde de basis voor de betrokkenheid van deze landen als waarnemers bij de werkzaamheden van de Vervoersgemeenschap. In de gezamenlijke verklaring werd ook gesteld dat de mogelijke wederzijdse voordelen die voortvloeien uit de eventuele toetreding van Oekraïne, de Republiek Moldavië en Georgië tot het verdrag, naar behoren moeten worden onderzocht.
In deze aanbeveling wordt voorgesteld dat de Raad de Commissie machtigt om onderhandelingen te openen over de herziening van het verdrag.
De algemene doelstelling moet zijn om met de Zuidoost-Europese partijen, Oekraïne en de Republiek Moldavië te onderhandelen over wijzigingen van het verdrag om de aanpassing van de wetgeving van alle verdragsluitende partijen aan het relevante EU-acquis te ondersteunen en te versterken, met het oog op hun respectieve Europese perspectieven.
Daarbij gaat het onder meer om nieuwe mechanismen om de bindende verbintenissen van het verdrag te versterken door te voorzien in sancties (zoals het opschorten van stemrechten) in geval van ernstige en aanhoudende inbreuken op deze verbintenissen. Om het mechanisme voor aanpassing aan het acquis te versterken, moet worden gestreefd naar een grotere rol voor het permanent secretariaat van het verdrag. Daarnaast moeten de wijzigingen de rol van het verdrag bij de ondersteuning van de ontwikkeling van de indicatieve uitbreiding van het trans-Europees vervoersnetwerk (TEN-T) naar de Zuidoost-Europese partijen verfijnen, met name door rekening te houden met beleidsontwikkelingen in het wetgevingskader voor TEN-T. Voorts moet ook bijlage I bij het verdrag worden herzien, met name om er het EU-acquis van voor de ondertekening van het verdrag aan toe te voegen en om rekening te houden met relevante beleidsontwikkelingen op een in bijlage I genoemd vervoersgebied of daarmee samenhangend gebied. Ten slotte moeten de wijzigingen tot doel hebben bepaalde operationele aspecten te verbeteren die bij de toepassing van het verdrag aan het licht zijn gekomen en de regels over de toepassing van de rechtspraak van het Hof van Justitie over onder het verdrag vallende aangelegenheden te verfijnen.
De wijzigingen moeten het ook mogelijk maken dat Oekraïne en de Republiek Moldavië als volwaardig lid kunnen toetreden tot het verdrag. Voorts moet de Commissie, met het oog op hun volledige integratie in het verdrag, onderhandelen over bijlagen over overgangsregelingen, als bedoeld in artikel 40 van het verdrag, die op beide landen van toepassing moeten zijn bij hun toetreding. Daarnaast moet de Commissie in staat zijn tegemoet te komen aan potentiële inhoudelijke eisen van Oekraïne en de Republiek Moldavië met betrekking tot de inhoud van het verdrag.
In het licht van de achteruitgang van de democratie in Georgië, waaronder de vaststelling van de wet inzake transparantie van buitenlandse invloed, die het EU-traject van Georgië in gevaar brengt en de facto heeft geleid tot een stopzetting van het toetredingsproces, moet het besluit om concrete stappen te zetten in de richting van de toetreding van Georgië als volwaardig lid tot het verdrag worden uitgesteld. Dit uitstel is in overeenstemming met de besprekingen in de Europese Raad van 27 juni 2024 4 , 17 oktober 2024 5 en 19 december 2024 6 en weerspiegelt de bevindingen van het uitbreidingsverslag van de Commissie.
• Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
De doelstellingen van deze aanbeveling zijn in overeenstemming met en vormen een aanvulling op de bredere inspanningen van de EU ter ondersteuning van hervormingen in de vervoerssector van de Zuidoost-Europese partijen, Oekraïne en de Republiek Moldavië, als onderdeel van hun toetredingsproces in het algemeen. Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap heeft de Europese Raad herhaaldelijk bevestigd dat de toekomst van de Zuidoost-Europese partijen binnen de EU verankerd ligt. In maart 2020 hebben de leden van de Europese Raad hun goedkeuring gehecht aan het besluit van de Raad Algemene Zaken 7 om toetredingsonderhandelingen te openen met de Republiek Noord-Macedonië en de Republiek Albanië. In maart 2024 heeft de Europese Raad besloten 8 toetredingsonderhandelingen met Bosnië en Herzegovina te openen. In december 2022 heeft Kosovo zijn verzoek om toetreding tot de EU ingediend.
De Europese Raad van 14-15 december 2023 heeft besloten toetredingsonderhandelingen met Oekraïne en de Republiek Moldavië te openen 9 . De toetredingsonderhandelingen met de twee landen zijn formeel van start gegaan tijdens twee intergouvernementele conferenties in Luxemburg op 25 juni 2024.
Daarnaast is de doelstelling om de integratie van vervoersnetwerken verder te ondersteunen in overeenstemming met Verordening (EU) 2024/1679 van het Europees Parlement en de Raad 10 . Deze verordening voorziet onder meer in specifieke Europese vervoerscorridors om de connectiviteit tussen de lidstaten en de Zuidoost-Europese partijen, Oekraïne en de Republiek Moldavië verder te versterken.
• Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
De aanbeveling is in overeenstemming met ander EU-beleid, met name met het uitbreidings- en nabuurschapsbeleid. Op 8 november 2023 heeft de Europese Commissie het nieuwe groeiplan voor de Westelijke Balkan 11 aangenomen, met als doel om de regio voorafgaand aan de toetreding te laten kennismaken met een aantal voordelen van het lidmaatschap, de economische groei te stimuleren en de broodnodige sociaal-economische convergentie te versnellen. Het doel ervan is de partners in staat te stellen meer vaart te zetten achter de hervormingen en investeringen om aldus het tempo van het uitbreidingsproces en de groei van hun economieën aanzienlijk te verhogen.
Evenzo heeft de Commissie op 15 april 2024 haar goedkeuring gehecht aan het Oekraïneplan 12 , dat Oekraïne helpt bij het herstel, de wederopbouw en de modernisering, en met name de hervormingsinspanningen van het land op zijn weg naar EU-lidmaatschap ondersteunt. Tot slot heeft de Commissie op 10 oktober 2024 een mededeling aangenomen over het groeiplan voor Moldavië 13 , dat tot doel heeft de Moldavische economie te stimuleren en het land dichter bij het EU-lidmaatschap te brengen door de hervormingen te versnellen en financiële bijstand te verlenen.
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
• Rechtsgrondslag
Het doel van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap is de oprichting van een Vervoersgemeenschap op het gebied van vervoer over de weg, per spoor, over de binnenwateren en over zee, evenals de ontwikkeling van een vervoersnetwerk tussen de Europese Unie en de Zuidoost-Europese partijen. In artikel 91 VWEU is bepaald dat maatregelen op het gebied van spoorvervoer, wegvervoer en binnenvaart binnen het kader van het gemeenschappelijk vervoersbeleid volgens de gewone wetgevingsprocedure worden aangenomen. Krachtens artikel 100, lid 2, worden ook passende bepalingen voor de zeevaart vastgesteld volgens de gewone wetgevingsprocedure Derhalve vormen artikel 91 en artikel 100, lid 2, VWEU de materiële rechtsgrondslag voor het beoogde besluit waarbij machtiging wordt verleend tot het openen van onderhandelingen over een overeenkomst en waarbij richtsnoeren tot de onderhandelaar worden gericht.
In artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is de procedure vastgelegd voor de onderhandelingen over en de sluiting van overeenkomsten tussen de EU en derde landen of internationale organisaties. In lid 3 van dat artikel is met name bepaald dat de Commissie aanbevelingen doet aan de Raad, die een besluit vaststelt houdende machtiging tot het openen van de onderhandelingen en waarbij, naar gelang van de inhoud van de voorgenomen overeenkomst, de onderhandelaar of het hoofd van het onderhandelingsteam van de Unie wordt aangewezen. Artikel 218, lid 4,voorziet in de mogelijkheid dat de Raad de onderhandelaar richtsnoeren geeft en een bijzonder comité aanwijst, waarmee moet worden overlegd bij het voeren van de onderhandelingen. De procedurele rechtsgrondslag voor het beoogde besluit waarbij machtiging wordt verleend tot het openen van onderhandelingen over een overeenkomst en waarbij richtsnoeren tot de onderhandelaar worden gericht, is artikel 218, leden 3 en 4, VWEU.
• Bevoegdheid van de Unie
Artikel 216, lid 1, VWEU bepaalt:
“De Unie kan een overeenkomst met een of meer derde landen of internationale organisaties sluiten wanneer de Verdragen daarin voorzien of wanneer het sluiten van een overeenkomst ofwel nodig is om, in het kader van het beleid van de Unie, een van de in de Verdragen bepaalde doelstellingen te verwezenlijken, of wanneer daarin bij een juridisch bindende handeling van de Unie is voorzien of wanneer zulks gemeenschappelijke regels kan aantasten of de strekking daarvan kan wijzigen”.
Het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap is door de Unie gesloten krachtens Besluit (EU) 2019/392 van de Raad 14 . Aangezien het verdrag een overeenkomst tussen de EU en de Zuidoost-Europese partijen is, moet op EU-niveau worden onderhandeld over een wijziging ervan.
De Vervoersgemeenschap is gebaseerd op de geleidelijke integratie van de vervoersmarkten van de Zuidoost-Europese partijen in de vervoersmarkt van de EU op basis van het desbetreffende acquis, onder meer op het gebied van technische normen, interoperabiliteit, veiligheid, beveiliging, verkeersbeheer, sociaal beleid, overheidsopdrachten en milieu, voor alle vervoerswijzen behalve luchtvaart.
Dit voorstel betreft het openen van onderhandelingen met het oog op de wijziging van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap teneinde: i) de aanpassing van de wetgeving van de Zuidoost-Europese partijen te ondersteunen en te versterken; ii) de rol van het permanent secretariaat van het verdrag te versterken; iii) bijlage I bij het verdrag te herzien, met name om er het EU-acquis van voor de ondertekening van het verdrag aan toe te voegen en om rekening te houden met relevante beleidsontwikkelingen op het gebied van vervoer of een daarmee samenhangend gebied dat onder die bijlage valt; iv) bepaalde operationele aspecten te verbeteren; v) de regels voor de uitlegging van het verdrag te verfijnen in het licht van de rechtspraak van het Hof van Justitie, overeenkomstig artikel 19 van het verdrag, zodat ook de rechtspraak die na de datum van ondertekening van het verdrag is gegeven, eronder valt; en vi) de toetreding van Oekraïne en de Republiek Moldavië tot het verdrag als volwaardige leden mogelijk te maken, onder meer door te onderhandelen over bijlagen over overgangsregelingen voor elk van deze landen. Het voorstel heeft derhalve geen gevolgen voor het materiële toepassingsgebied van de overeenkomst, is in overeenstemming met de beleidsdoelstellingen die ermee worden nagestreefd en doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de EU met betrekking tot de overeenkomst.
De EU heeft daarom de exclusieve bevoegdheid om een internationale overeenkomst te sluiten tot wijziging van het verdrag en de bijlagen betreffende overgangsregelingen die van toepassing moeten zijn bij de mogelijke toetreding van Oekraïne en de Republiek Moldavië.
• Evenredigheid
De wijzigingen waarover moet worden onderhandeld, wijzigen het materiële toepassingsgebied van het verdrag niet en zijn beperkt tot maatregelen die nodig zijn om de doeltreffendere uitvoering ervan te waarborgen en ervoor te zorgen dat Oekraïne en de Republiek Moldavië als volwaardig lid tot het verdrag kunnen toetreden.
De beoogde overeenkomst is het meest efficiënte instrument om de vervoersbetrekkingen tussen de EU, de Zuidoost-Europese partijen, Oekraïne en de Republiek Moldavië te verbeteren. De aanbeveling gaat overeenkomstig artikel 5, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie niet verder dan hetgeen nodig is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken.
• Keuze van het instrument
Een aanbeveling van de Commissie voor een besluit van de Raad houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen is in overeenstemming met artikel 218, lid 3, VWEU, waarin is bepaald dat de Commissie aanbevelingen doet aan de Raad, die een besluit vaststelt houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen.
3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
• Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan
Op verzoek van de Commissie heeft het permanent secretariaat in januari 2024 een informele werkgroep opgericht om een voorlopige beoordeling uit te voeren van de huidige uitvoering van het verdrag en mogelijke gebieden voor inhoudelijke en operationele verbeteringen vast te stellen als onderdeel van de herziening van het verdrag.
De informele werkgroep, die onder leiding stond van het permanent secretariaat, bestond uit vertegenwoordigers van de Commissie, de lidstaten en de Zuidoost-Europese partijen, alsmede vertegenwoordigers van de waarnemers. Zij had tot taak het volgende vast te stellen:
·mogelijke materiële wijzigingen die een positieve bijdrage konden leveren aan de doelstelling van het verdrag van een nauwere integratie van de vervoersmarkt van de Zuidoost-Europese partijen, op basis van het relevante EU-acquis;
·de potentiële behoefte om de steun voor het toezicht op de ontwikkeling van het indicatieve trans-Europese vervoersnetwerk (TEN-T) in de regio te verbeteren;
·nieuwe werkterreinen/taken om de ontwikkelingen in de betrekkingen van de EU met de Zuidoost-Europese partijen aan te pakken; en
·mogelijke operationele veranderingen die de goede werking en uitvoering van het verdrag konden verbeteren.
De beschouwingen zijn afgerond en het permanent secretariaat heeft een eindverslag opgesteld met een samenvatting van de werkzaamheden en de belangrijkste conclusies daarvan, waarin de belangrijkste gebieden worden belicht die tijdens het herzieningsproces aan bod kunnen komen.
In het kader van de werkzaamheden van de informele werkgroep heeft Kosovo verzocht om zijn huidige benaming in het verdrag (Kosovo*) te wijzigen in “de Republiek Kosovo”. Kosovo wil ook de manier waarop zijn grenzen worden weergegeven op de indicatieve TEN-T-kaarten in bijlage I bij het verdrag wijzigen. De Republiek Noord-Macedonië heeft erop gewezen dat de aan het verdrag gehechte bilaterale protocollen opnieuw moeten worden bezien en moeten worden aangepast aan de specifieke situatie van niet aan zee grenzende partijen, met name wat betreft de bepalingen met betrekking tot zeevervoer. Montenegro merkte op dat bepaalde in bijlage I bij het verdrag vermelde regelgeving moet worden geactualiseerd.
• Raadpleging van belanghebbenden
In de loop van 2023 hebben de diensten van de Commissie een aantal bilaterale besprekingen gevoerd met de Zuidoost-Europese partijen over de nauwere betrokkenheid van de waarnemende deelnemers uit Oekraïne en de Republiek Moldavië bij de werkzaamheden van het verdrag 15 .
Zonder afbreuk te doen aan de formalisering van hun respectieve regeringsstandpunten, is er over het algemeen sterke steun voor het initiatief om Oekraïne en de Republiek Moldavië nauwer te betrekken bij de werkzaamheden van het verdrag met het oog op een volwaardig lidmaatschap, met een opmerkelijk voorbehoud met betrekking tot de bilaterale betrekkingen tussen een specifieke partner van de Westelijke Balkan (Kosovo) en de waarnemende deelnemers.
Albanië heeft geen specifieke kwesties aan de orde gesteld in verband met de nauwere betrokkenheid van de waarnemende deelnemers bij de werkzaamheden van het verdrag en heeft verklaard dat het voorstander is van de uitbreiding van het verdrag tot Oekraïne en de Republiek Moldavië.
Bosnië en Herzegovina heeft zijn steun uitgesproken voor de uitbreiding van het verdrag tot Oekraïne en de Republiek Moldavië.
Kosovo heeft benadrukt dat het geen belangrijke problemen heeft met het volwaardige lidmaatschap van de waarnemende deelnemers aan het verdrag, maar heeft bepaalde zorgen geuit, zoals de niet-erkenning van de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo door Oekraïne en de Republiek Moldavië.
Montenegro heeft geen kwesties aan de orde gesteld in verband met de nauwere betrokkenheid van de waarnemende deelnemers bij de werkzaamheden van het verdrag en heeft zijn steun uitgesproken voor de toetreding tot het verdrag van Oekraïne en de Republiek Moldavië als volwaardige deelnemers.
Noord-Macedonië heeft geen kwesties aan de orde gesteld in verband met de nauwere betrokkenheid van de waarnemende deelnemers bij de werkzaamheden van het verdrag en heeft verklaard dat het de toetreding van Oekraïne en de Republiek Moldavië tot het verdrag steunt.
Servië heeft geen kwesties aan de orde gesteld in verband met de nauwere betrokkenheid van Oekraïne en de Republiek Moldavië bij de werkzaamheden van het verdrag; het heeft echter ook opgemerkt dat er momenteel geen officieel standpunt van de Servische regering bestaat over een toetreding van de waarnemende deelnemers tot het verdrag als volwaardig lid. Dat standpunt zou worden bepaald naar aanleiding van een meer formele aanpak door de EU van de eventuele toetreding van Oekraïne en de Republiek Moldavië tot het verdrag.
Tijdens bilaterale uitwisselingen in 2023 hebben de diensten van de Commissie aan Oekraïne en de Republiek Moldavië de voorlopige standpunten van de Zuidoost-Europese partijen gepresenteerd over de vooruitzichten op toetreding van de waarnemende deelnemers als volwaardige leden. De diensten van de Commissie hebben ook gewezen op de mogelijke financiële gevolgen (d.w.z. bijdragen aan de TCT-begroting). Tijdens deze uitwisselingen hebben Oekraïne en de Republiek Moldavië hun grote belangstelling getoond om als volwaardige leden toe te treden tot het verdrag.
Daarnaast heeft de Commissie een verzoek om input gepubliceerd dat liep van 6 november tot en met 4 december 2024. De Commissie heeft één anonieme bijdrage aan het verzoek om input ontvangen, waarin algemene steun werd uitgesproken voor het initiatief om de vervoersnetwerken in de buurlanden verder te integreren, maar werd ook benadrukt dat alleen moet worden gestreefd naar nauwere samenwerking met partners die reeds nauw samenwerken met de Europese partners.
• Effectbeoordeling
De aanbeveling verbindt de Commissie in dit stadium niet tot een specifiek standpunt, aangezien zij louter een aanbeveling bevat tot machtiging om onderhandelingen te openen met de Zuidoost-Europese partijen, Oekraïne en de Republiek Moldavië. Deze onderhandelingen hebben betrekking op gerichte wijzigingen van technische aard van een reeds bestaande internationale overeenkomst en de uitbreiding ervan tot Oekraïne en de Republiek Moldavië. Het resultaat van het herzieningsproces zal worden vastgesteld op basis van internationale onderhandelingen met derde landen. De voorgestelde toetreding van Oekraïne en de Republiek Moldavië tot het verdrag is gebaseerd op een duidelijk politiek signaal van de Europese Raad, die deze landen de status van kandidaat-lidstaat van de EU heeft verleend en met hen formeel toetredingsonderhandelingen heeft geopend. Bovendien bepaalt artikel 42 van het verdrag dat de overeenkomst wordt herzien vijf jaar na de inwerkingtreding ervan. De Commissie zal daartoe een aanbeveling voor een besluit van de Raad houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen aannemen. Daarom is een formeel effectbeoordelingsproces niet gerechtvaardigd.
• Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging
Niet van toepassing.
• Grondrechten
Dit initiatief eerbiedigt volledig het Handvest van grondrechten van de Europese Unie.
4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Hoewel het effect op de EU-begroting beperkt is, zou dit kunnen neerkomen op een verhoging met maximaal 34 % (0,8 miljoen EUR) van de jaarlijkse EU-bijdrage aan het verdrag, afhankelijk van het resultaat van de onderhandelingen over de berekening van de respectieve bijdragen van de regionale partners, en een eenmalige initiële investering van 0,2 miljoen EUR.
Overeenkomstig artikel 35 van het verdrag dekt de begroting van de Vervoersgemeenschap alleen de operationele uitgaven van de Vervoersgemeenschap die nodig zijn voor de werking van haar instanties.
De gevolgen voor de periode van het meerjarig financieel kader met betrekking tot de geraamde vereiste begroting en personele middelen zijn nader uitgewerkt in het bij deze aanbeveling gevoegde financieel memorandum.
Inhoudsopgave
• Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
Het onderhandelingsproces zal naar verwachting in 2025 van start gaan.
•
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 bevat de machtiging om namens de Unie onderhandelingen te voeren over een internationale overeenkomst tot herziening van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap (TCT).
In artikel 2 wordt bepaald dat de onderhandelingen moeten worden gevoerd op basis van de in de bijlage bij het besluit opgenomen onderhandelingsrichtsnoeren van de Raad.
Artikel 3 bepaalt dat de onderhandelingen worden gevoerd in overleg met een speciaal comité.
Artikel 4 bepaalt dat het besluit tot de Commissie is gericht.
• Keuze van de onderhandelaar
Aangezien de onderhandelingen uitsluitend onder het beleidsgebied buiten het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid vallen, moet de Commissie overeenkomstig artikel 218, lid 3, VWEU worden aangewezen als onderhandelaar.
BESLUIT VAN DE RAAD
houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen over de herziening van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91 en artikel 100, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 218, leden 3 en 4,
Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
Het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap is door de Unie ondertekend krachtens Besluit (EU) 2017/1937 van de Raad 16 . Het is namens de Unie op 4 maart 2019 bij Besluit (EU) 2019/392 van de Raad goedgekeurd 17 . Het verdrag is op 1 mei 2019 in werking getreden.
Het verdrag bevordert de ontwikkeling van het vervoersnetwerk tussen de Unie en de Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina, de Republiek Noord-Macedonië, Kosovo 18 *, Montenegro en de Republiek Servië (hierna “Zuidoost-Europese partijen” genoemd) op het gebied van vervoer over de weg, per spoor, over de binnenwateren en over zee, en is gebaseerd op de geleidelijke integratie van de vervoersmarkten van de Zuidoost-Europese partijen in de vervoersmarkt van de Unie op basis van de desbetreffende bepalingen van het acquis van de Unie.
Artikel 42 van het verdrag bepaalt dat het moet worden herzien op verzoek van een overeenkomstsluitende partij en in ieder geval vijf jaar na de inwerkingtreding ervan.
In januari 2024 is een werkgroep opgericht om verkennende gesprekken te houden over de herziening van het verdrag. De werkgroep bestond uit vertegenwoordigers van de Commissie, de lidstaten, de Zuidoost-Europese partijen en de huidige waarnemers. Zij heeft haar besprekingen over de noodzaak van een actualisering van het verdrag afgerond.
Er is aanzienlijke vooruitgang geboekt met de nauwere samenwerking tussen de Vervoersgemeenschap en de waarnemende deelnemers uit Oekraïne en de Republiek Moldavië.
De Unie moet deelnemen aan de onderhandelingen over de wijziging van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
De Commissie wordt gemachtigd om namens de Unie onderhandelingen te voeren over een internationale overeenkomst tot herziening van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap (TCT).
De onderhandelingsrichtsnoeren zijn opgenomen in de bijlage.
De onderhandelingen worden gevoerd in overleg met het [door de Raad in te voegen naam van het speciale comité].
Dit besluit is gericht tot de Commissie.
Gedaan te Brussel,
De voorzitter
(1) PB L 278 van 27.10.2017, blz. 3, ELI: data.europa.eu/eli/agree_internation/2017/1937/oj .
(2) Besluit (EU) 2019/392 van de Raad van 4 maart 2019 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap (PB L 71 van 13.3.2019, blz. 1, ELI: data.europa.eu/eli/dec/2019/392/oj ).
(3) * Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet en is in overeenstemming met Resolutie 1244 (1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.
(4) www.consilium.europa.eu/media/pinfmj1i">https://www.consilium.europa.eu/media/pinfmj1i .
(5) www.consilium.europa.eu/media/l05jo3bj">https://www.consilium.europa.eu/media/l05jo3bj .
(6) www.consilium.europa.eu/media/43efsq3b">https://www.consilium.europa.eu/media/43efsq3b .
(7) https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-7002-2020-INIT/nl/pdf .
(8) www.consilium.europa.eu/media/70902">https://www.consilium.europa.eu/media/70902 .
(9) www.consilium.europa.eu/media/68979">https://www.consilium.europa.eu/media/68979 .
(10) Verordening (EU) 2024/1679 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2024 betreffende richtsnoeren van de Unie voor de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk, tot wijziging van Verordening (EU) 2021/1153 en Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1315/2013 (PB L, 2024/1679, 28.6.2024, ELI: data.europa.eu/eli/reg/2024/1679/oj ).
(11) https://neighbourhood-enlargement.ec.europa.eu/enlargement-policy/new-growth-plan-western-balkans_en .
(12) https://neighbourhood-enlargement.ec.europa.eu/proposal-council-implementing-decision-approval-assessment-ukraine-plan_en .
(13) https://neighbourhood-enlargement.ec.europa.eu/growth-plan-moldova-commission-proposal_en .
(14) Besluit (EU) 2019/392 van de Raad van 4 maart 2019 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap (PB L 71 van 13.3.2019, blz. 1, ELI: data.europa.eu/eli/dec/2019/392/oj ).
(15) Deze bilaterale besprekingen hadden ook betrekking op de mogelijke nauwere betrokkenheid van Georgië, als huidige waarnemer bij de Vervoersgemeenschap.
(16) Besluit (EU) 2017/1937 van de Raad van 11 juli 2017 betreffende de ondertekening namens de Europese Unie en de voorlopige toepassing van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap (PB L 278 van 27.10.2017, blz. 1).
(17) Besluit (EU) 2019/392 van de Raad van 4 maart 2019 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van het Verdrag tot oprichting van de Vervoersgemeenschap (PB L 71 van 13.3.2019, blz. 1).
(18) * Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet en is in overeenstemming met Resolutie 1244 (1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.