Toelichting bij COM(2025)524 - Wijziging van Verordening (EU) 2021/1119 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2025)524 - Wijziging van Verordening (EU) 2021/1119 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit. |
---|---|
bron | COM(2025)524 ![]() ![]() |
datum | 02-07-2025 |
• Motivering en doel van het voorstel
Zoals is bevestigd in het kompas voor concurrentievermogen 1 , heeft Europa een ambitieus kader vastgesteld om zijn economie uiterlijk in 2050 koolstofvrij te maken. Het zal blijven werken aan de Clean Industrial Deal, die ervoor moet zorgen dat de EU een aantrekkelijke productielocatie blijft, ook voor energie-intensieve sectoren, en die schone technologie en nieuwe circulaire bedrijfsmodellen moet bevorderen, met als doel de overeengekomen decarbonisatiedoelstellingen te halen. De uitvoering ervan zal ook de energieonafhankelijkheid van de EU van ingevoerde fossiele brandstoffen versterken. Zoals benadrukt in het rapport-Draghi over de toekomst van het Europese concurrentievermogen 2 , is decarbonisatie niet alleen cruciaal voor de planeet, maar is zij ook een belangrijke aanjager van economische groei als zij geïntegreerd is in het industrie-, mededingings- en handelsbeleid.
De EU heeft haar klimaatdoelstellingen voor 2030 en 2050 vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/1119 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit (de Europese klimaatwet).
Krachtens artikel 4, lid 3, van de Europese klimaatwet moet een tussentijdse klimaatdoelstelling voor 2040 worden vastgesteld om het tempo te bepalen voor de nettoreductie van broeikasgasemissies in de hele EU. Door de vaststelling van een doelstelling voor 2040 krijgen investeerders en EU-bedrijven voorspelbaarheid en een duidelijke aanwijzing voor het nodige transitietraject, om zakelijke beslissingen aan te sturen en particuliere investeringen aan te trekken.
Op 6 februari 2024 heeft de Commissie een mededeling over de klimaatdoelstelling van de Unie voor 2040 3 gepubliceerd, waarin een pad wordt uitgestippeld van de reeds overeengekomen tussentijdse doelstelling voor 2030 naar klimaatneutraliteit in 2050. Rekening houdend met het wetenschappelijk advies van de Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering en op basis van een gedetailleerde effectbeoordeling en een verslag over het koolstofbudget 4 , heeft de Commissie als aanbevolen doelstelling voor 2040 een nettoreductie van broeikasgasemissies van 90 % ten opzichte van de niveaus van 1990 voorgesteld.
Een doelstelling van 90 % brengt de EU op het traject dat over het geheel genomen de grootste voordelen biedt op het gebied van concurrentievermogen, veerkracht, onafhankelijkheid, autonomie en een rechtvaardige transitie, en dat de nakoming van haar verbintenissen in het kader van de Overeenkomst van Parijs waarborgt.
De EU erkent dat klimaatverandering een existentiële bedreiging vormt die nauw samenhangt met de mondiale veiligheid, vrede en duurzame ontwikkeling. Met de doelstelling voor 2040 zet de EU haar inspanningen inzake klimaatactie voort en blijft zij de partnerlanden op diplomatieke wijze aanmoedigen om de wereldwijde emissies terug te dringen en klimaatneutraliteit te bereiken.
• Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
De EU heeft een ambitieuze agenda op het vlak van decarbonisatie. Met het “Fit for 55”-wetgevingspakket is de EU op een eerlijke, kosteneffectieve en concurrerende manier op weg om haar klimaatdoelstellingen te bereiken. De volledige uitvoering van het huidige wetgevingskader voor het halen van de klimaat- en energiedoelstellingen voor 2030 is een voorwaarde om de EU op koers te houden voor de doelstelling voor 2040 en de doelstelling van klimaatneutraliteit in 2050.
Uit de effectbeoordeling 5 bij de mededeling over de klimaatdoelstelling voor 2040 blijkt dat de verwezenlijking van een klimaatdoelstelling voor 2040 betekent dat alle sectoren inspanningen moeten leveren om de broeikasgasemissies terug te dringen en de verwijderingen te verbeteren. Dit moet mogelijk worden gemaakt aan de hand van verschillende beleidsmaatregelen. Alle koolstofvrije en koolstofarme energieoplossingen (zoals hernieuwbare energiebronnen, kernenergie, energie-efficiëntie, opslag, CCS, CCU, koolstofverwijdering, geothermische en hydro-energie, en alle andere huidige en toekomstige nettonulenergietechnologieën) zijn nodig om het energiesysteem tegen 2040 te decarboniseren. Naar aanleiding van de vaststelling van de doelstelling voor 2040 en in lijn met de geplande evaluaties zal de Commissie een architectuur voor het beleid voor de periode na 2030 voorbereiden, waarbij wordt gezorgd voor billijkheid, technologische neutraliteit en kostenefficiëntie en waarbij het concurrentievermogen van de EU wordt versterkt, een rechtvaardige transitie wordt gewaarborgd en de ecologische duurzaamheid wordt vergroot.
Bij het ontwerpen van een dergelijke architectuur voor de toekomst zal de Commissie onderzoeken hoe vereenvoudiging en flexibiliteit in alle sectoren de verwezenlijking van de doelstelling voor 2040 kunnen vergemakkelijken, waarbij convergentie bevorderd wordt en rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van de lidstaten. Er moet ook worden gelet op nieuwe technologische ontwikkelingen, waaronder ruimtetechnologie. De toekomstige architectuur moet ook rekening houden met de nodige investeringsbehoeften en -mogelijkheden om de sociale, economische en milieueffecten van de transitie aan te pakken. Het beleid tot uitvoering van de klimaatdoelstelling voor 2040 zal gebaseerd zijn op solidariteit en billijkheid om een rechtvaardige transitie voor alle lidstaten en hun burgers te waarborgen.
Bij het ontwerpen van de beleidsarchitectuur voor de periode na 2030 overweegt de Commissie in de tweede helft van het decennium 2030-2040 het beperkte gebruik van hoogwaardige internationale credits uit hoofde van artikel 6 van de Overeenkomst van Parijs op te nemen. De specifieke rol en de uitrol van deze credits moeten gebaseerd zijn op een grondige effectbeoordeling en afhankelijk zijn van de ontwikkeling van Uniewetgeving waarin robuuste en hoge integriteitscriteria en -normen en voorwaarden inzake de oorsprong, de timing en het gebruik van dergelijke credits worden vastgesteld. De Commissie moet in de effectbeoordelingen over het kader voor de periode na 2030 het mogelijke beperkte gebruik van internationale kredieten analyseren, zodat 3 % van de netto-emissies in de EU van 1990 kan worden meegerekend voor de doelstelling voor 2040. Indien het door de medewetgevers vastgestelde pakket voor de periode na 2030 voorziet in een ander percentage kredieten, kan de Commissie voorstellen de klimaatwet te wijzigen bij de in artikel 11 bedoelde evaluatie. Deze internationale credits mogen geen rol spelen bij de naleving op de koolstofmarkt van de EU. Zij moeten verrekend worden op grond van een lineair traject en afkomstig zijn van geloofwaardige en transformatieve activiteiten en derde landen ondersteunen met trajecten voor nettoreductie van broeikasgasemissies die verenigbaar zijn met de doelstelling van de Overeenkomst van Parijs om de stijging van de wereldwijde gemiddelde temperatuur ruim onder 2 °C te houden en inspanningen te blijven leveren om de temperatuurstijging te beperken tot 1,5 °C boven de pre-industriële niveaus, en tegelijkertijd de totstandbrenging van nettonultoeleveringsketens mogelijk maken en ondersteunen. Overeenkomstig artikel 6 van de Overeenkomst van Parijs moet de EU met de betrokken derde landen overeenstemming bereiken over het delen van de mitigatievoordelen.
De toekomstige architectuur moet ook stimulansen omvatten, bijvoorbeeld naar aanleiding van de herziening van de ETS-richtlijn in 2026, om een businesscase te creëren voor permanente koolstofverwijderingen binnen de EU (bijvoorbeeld koolstofafvang en -opslag van biogene emissies (BioCCS) en directe afvang uit de lucht met koolstofopslag (DACCS)) ter compensatie van resterende emissies van sectoren die hun emissies moeilijk kunnen verminderen.
Als volgende stap zal de Commissie met het voorzitterschap van de Raad samenwerken om de laatste hand te leggen aan de mededeling van de nationaal bepaalde bijdrage (NDC), die ook een indicatief cijfer voor 2035 zal bevatten, aan het UNFCCC voorafgaand aan de COP 30.
De Commissie heeft in de effectbeoordeling bij de mededeling over de klimaatdoelstelling voor 2040 ook de verenigbaarheid van het initiatief met de doelstellingen van de Europese klimaatwet beoordeeld, zoals vereist op grond van artikel 6, lid 4, van de Europese klimaatwet.
• Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
Het initiatief houdt verband met veel andere beleidsterreinen, aangezien alle acties en beleidsmaatregelen van de EU het concurrentievermogen van de EU en een rechtvaardige transitie naar klimaatneutraliteit en een duurzame toekomst moeten bevorderen. Met het kompas voor concurrentievermogen en de Clean Industrial Deal heeft de Commissie de koers uitgestippeld om de economische dynamiek in de EU een nieuwe impuls te geven met een groei- en welvaartsstrategie waarin klimaat en concurrentievermogen worden samengebracht. De Clean Industrial Deal voor concurrerende industrieën en hoogwaardige banen bevat het werkplan om bedrijven te ondersteunen en de juiste voorwaarden te scheppen om gemeenschappelijke decarbonisatiedoelstellingen te verwezenlijken en te profiteren van de snel groeiende wereldmarkt voor nettonultechnologieën, die tegen 2030 naar verwachting zal verdrievoudigen tot een jaarlijkse waarde van ongeveer 600 miljard EUR wereldwijd 6 . Om ervoor te zorgen dat de EU-industrie op lange termijn concurrerend blijft bij de transitie naar klimaatneutraliteit, voorziet de Clean Industrial Deal in verschillende maatregelen, waaronder een nieuw staatssteunkader voor de Clean Industrial Deal, de oprichting van een bank voor decarbonisatie van de industrie, die tot 100 miljard EUR aan financiering voor innovatieve decarbonisatieprojecten moet mobiliseren, een herzien kader voor overheidsopdrachten om de ontwikkeling van leidende markten voor schone technologieën en producten te ondersteunen. De Clean Industrial Deal voorziet ook in initiatieven om de toegang tot kritieke materialen te verbeteren, circulaire productiemethoden te bevorderen en te zorgen voor een gelijk speelveld voor de EU-industrie. Innovatie speelt bij al deze inspanningen een centrale rol door de ontwikkeling en uitrol van baanbrekende technologieën te stimuleren, de industriële transformatie te versnellen en EU-bedrijven in staat te stellen het voortouw te nemen in de mondiale klimaatneutrale economie. De Unie streeft ernaar de duurzame en veerkrachtige productie in Europa te vergroten en moet de juiste voorwaarden scheppen om particuliere en publieke investeringen in de hele waardeketen aan te trekken. Deze inspanningen zullen bijdragen tot de industriële vernieuwing van de EU en tegelijkertijd haar ecologische voetafdruk verkleinen en de veerkracht van haar toeleveringsketens versterken.
Het nieuwe, op 25 juni gepubliceerde staatssteunkader voor de Clean Industrial Deal vereenvoudigt verder de procedure voor de lidstaten om steun te verlenen aan energie-intensieve industrieën en schone-technologie-sectoren, zonder onnodige concurrentieverstoringen te veroorzaken. Bovendien ligt de Commissie op schema om al in 2025 een proefproject op te starten voor de toekomstige bank voor decarbonisatie van de industrie. Dit proefproject zal bestaan in een veiling met een budget van 1 miljard EUR voor het koolstofvrij maken van warmte uit industriële processen en zal bedrijven in verschillende industriële sectoren ten goede komen.
Voor het concurrentievermogen van onze industrie is het essentieel om te zorgen voor betaalbare energie. Zoals benadrukt in het rapport-Draghi en de Clean Industrial Deal, is de afhankelijkheid van Europa van ingevoerde fossiele brandstoffen een van de belangrijkste oorzaken van hoge en volatiele energieprijzen. Er is vooruitgang geboekt met de uitvoering van het actieplan voor betaalbare energie 7 , dat voorziet in onmiddellijke gecoördineerde actie om de energiekosten te verlagen, met name met de oprichting van de Taskforce energie-unie. Netwerken en interconnecties zijn cruciaal voor de goede werking van de elektriciteitsmarkt van de EU en voor een snellere uitrol van schone energie. De Europese Investeringsbank (EIB) heeft in samenwerking met de Commissie nieuwe producten ontwikkeld om tegengaranties te bieden om zo de productie van netwerkcomponenten op te schalen en stroomafnameovereenkomsten te stimuleren. In 2025 zal de Commissie ook een wetgevingsvoorstel indienen betreffende snellere industriële decarbonisatie, met als doel concurrerende, duurzame en veerkrachtige productie in energie-intensieve industrieën in de EU te bevorderen.
Om de klimaatdoelstelling voor 2040 te halen, moet aan een aantal randvoorwaarden worden voldaan, zoals het waarborgen van het concurrentievermogen van de Europese industrie, onder meer door vereenvoudiging; meer aandacht voor een rechtvaardige transitie waarbij niemand aan zijn lot wordt overgelaten; en een gelijk speelveld met internationale partners, zoals blijkt uit de mededeling over de klimaatdoelstelling voor 2040. Op basis van actieve samenwerking met ondernemers, sociale partners en het maatschappelijk middenveld heeft de Commissie sinds begin 2025 een aantal sectorale strategische dialogen met het bedrijfsleven opgestart. Een van de resultaten van de strategische dialoog over de toekomst van de Europese auto-industrie was dat de medewetgevers overeenstemming hebben bereikt over een gerichte wijziging van de verordening inzake CO2-normen voor nieuwe auto’s en bestelwagens, die autofabrikanten flexibiliteit moet bieden om hun emissiedoelstellingen voor 2025 te halen en hun investeringscapaciteit te vrijwaren om tot emissievrije mobiliteit te komen. De Commissie zal eind 2025 ook een voorstel indienen voor schone bedrijfswagenparken 8 . Om de decarbonisatie van het vervoer te ondersteunen en tegelijkertijd de industriële ontwikkeling in Europa te bevorderen, zal de Commissie later dit jaar ook een investeringsplan voor duurzaam vervoer voorstellen, dat met name gericht zal zijn op het verminderen van de risico’s van investeringen voor de productie en het gebruik van duurzame alternatieve brandstoffen in sectoren die hun emissies moeilijk kunnen verminderen, waaronder de lucht- en scheepvaart. Om het concurrentievermogen van de staal- en metaalindustrie in de EU te behouden, heeft de Commissie het Europees actieplan voor staal en metaal vastgesteld met maatregelen die erop gericht zijn de toegang tot schone en betaalbare energie te waarborgen, koolstoflekkage te voorkomen, de Europese industriële capaciteiten te beschermen en de circulariteit voor metalen te bevorderen.
De schone transitie moet gepaard gaan met passende financieringsmogelijkheden, waarbij bestaande ondersteuningsmechanismen worden gecombineerd met nieuwe en innovatieve financieringsbronnen. Het nieuwe staatssteunkader voor de Clean Industrial Deal zal de investeringsrisico’s voor decarbonisatieprojecten verminderen en particuliere financiering aantrekken. De herstel- en veerkrachtfaciliteit, met een totale begroting van 648 miljard EUR, blijft een belangrijk instrument voor de financiering van de transitie, waarbij gemiddeld 42 % van de totale begroting voor groene maatregelen in alle lidstaten wordt uitgetrokken. Sinds 2013 heeft het emissiehandelssysteem van de EU meer dan 230 miljard EUR aan inkomsten gegenereerd die moeten worden geherinvesteerd in klimaat- en energiemaatregelen, onder meer om sociale aspecten in huishoudens met een laag en middeninkomen op te vangen. Vanaf 2026 zal het onlangs opgerichte Sociaal Klimaatfonds 86,7 miljard EUR beschikbaar stellen om kwetsbare personen en micro-ondernemingen te ondersteunen bij de energie- en de vervoertransitie. Het komende voorstel voor het meerjarig financieel kader zal verdere duidelijkheid verschaffen over de overheidsfinanciering die beschikbaar is voor de transitie, alsook over de nodige synergieën met particuliere investeringen en innovatieve financiële instrumenten.
Als andere landen ook een koolstofbeprijzing toepassen, ontstaat er een echt gelijk speelveld voor bedrijven in Europa en de rest van de wereld. Dit zou ook bijdragen tot een verhoging van de mondiale klimaatambitie. De taskforce voor internationale koolstofbeprijzing en diplomatie op het gebied van koolstofmarkten van de Commissie blijft samenwerken met en steun verlenen aan partnerlanden bij het opzetten van koolstofmarkten en het ontwikkelen van een mondiale aanpak van koolstofbeprijzing. Na de huidige overgangsfase zal vanaf 2026 de definitieve regeling van het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie (CBAM) van toepassing zijn. Door te bevestigen dat een prijs is betaald voor de ingebedde koolstofemissies die worden gegenereerd bij de productie van bepaalde goederen die in de EU worden ingevoerd, zal het CBAM ervoor zorgen dat de koolstofprijs van de invoer gelijk is aan de koolstofprijs van de productie binnen de EU en dat de klimaatdoelstellingen van de EU niet worden ondermijnd. Bovendien zijn in de mededeling “Uitvoering van de Clean Industrial Deal” van 2 juli aanvullende maatregelen aangekondigd die het risico op koolstoflekkage voor Europese exporteurs van CBAM-goederen zullen verminderen.
De doelstellingen van de Clean Industrial Deal om de veerkracht en het concurrentievermogen van de EU te vergroten, worden verder versterkt door vier omnibuspakketten ter vereenvoudiging van de administratieve lasten voor bedrijven, met name kmo’s. Het akkoord tussen het Europees Parlement en de Raad over het voorstel voor een vereenvoudiging van het CBAM omvat met name een nieuwe de-minimisdrempel die 90 % van de importeurs vrijstelt van CBAM-regels, terwijl de milieuambitie behouden blijft, aangezien 99 % van de totale CO2-emissies nog steeds onder het CBAM valt.
2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
• Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 192, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Overeenkomstig artikel 191 en artikel 192, lid 1, VWEU moet de Europese Unie bijdragen tot het nastreven van onder meer de volgende doelstellingen: het behoud, de bescherming en de verbetering van de kwaliteit van het milieu, de bevordering op internationaal niveau van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen, en met name de bestrijding van de klimaatverandering.
• Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Klimaatverandering is een grensoverschrijdend probleem. Voor grensoverschrijdende problemen is het onwaarschijnlijk dat individuele maatregelen van de lidstaten tot optimale resultaten leiden. In plaats daarvan kan een gecoördineerd optreden van de EU nationale en lokale maatregelen effectief aanvullen en versterken. Coördinatie op Europees niveau vergroot de doeltreffendheid van klimaatactie.
Een Uniebrede klimaatdoelstelling voor 2040 zal gevolgen hebben voor de hele economie van de EU. Deze is nodig om als leidraad te dienen voor een breed scala aan beleidsmaatregelen van de EU en vereist beleidsreacties op EU-niveau die verder gaan dan het klimaatbeleid. Gecoördineerde actie zal toelaten rekening te houden met de verschillende capaciteiten van de lidstaten en regio’s om op te treden en de macht van de eengemaakte markt van de EU te gebruiken als motor voor kostenefficiënte veranderingen. Bovendien is gecoördineerde klimaatactie op EU-niveau van belang voor internationale klimaatactie, met name met het oog op de vaststelling van de nationaal bepaalde bijdrage van de EU in het kader van de Overeenkomst van Parijs, die in het najaar van 2025 moet worden meegedeeld.
• Evenredigheid
Het voorstel heeft tot doel een richting te geven door het traject naar klimaatneutraliteit verder uit te stippelen. Het schrijft geen specifieke beleidslijnen, technologieën of maatregelen voor, maar biedt de lidstaten flexibiliteit, rekening houdend met het regelgevingskader om de broeikasgasemissiereductiedoelstellingen te halen. In het effectbeoordelingsverslag 9 bij de mededeling over de klimaatdoelstelling voor 2040 werd vastgesteld dat een reductie van 90‑95 % (optie 3) het meest evenredig was om de EU-economie tegen 2050 klimaatneutraal te maken en om bij te dragen aan wereldwijde klimaatactie in overeenstemming met de temperatuurdoelstellingen van de Overeenkomst van Parijs, om de temperatuurstijging te beperken tot ruim onder 2 °C ten opzichte van het pre-industriële niveau en inspanningen te blijven leveren om de temperatuurstijging te beperken tot 1,5 °C boven het pre-industriële niveau.
• Keuze van het instrument
Het doel van dit initiatief is een tussentijdse Uniebrede klimaatdoelstelling voor 2040 vast te stellen met het oog op de verwezenlijking van de doelstelling inzake klimaatneutraliteit tegen 2050, zoals vereist op grond van artikel 4, lid 3, van de Europese klimaatwet. Daarom kan de doelstelling van het voorstel het best worden nagestreefd door middel van een verordening, d.i. onder dezelfde vorm als het bestaande wetgevingsinstrument.
3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
• Raadpleging van belanghebbenden
Het initiatief is gebaseerd op het brede debat naar aanleiding van de mededeling over de klimaatdoelstelling voor 2040. Zowel in het Europees Parlement als in de Raad hebben besprekingen over de mededeling plaatsgevonden. Ter voorbereiding van de mededeling over de klimaatdoelstelling voor 2040 en de bijbehorende effectbeoordeling heeft de Commissie van 31 maart 2023 tot en met 23 juni 2023 een openbare raadpleging gehouden. Het initiatief is ook gebaseerd op het advies van de Europese wetenschappelijke adviesraad inzake klimaatverandering (ESABCC). In juni 2023 heeft de adviesraad een advies gepubliceerd, waarin een EU-doelstelling voor 2040 is aanbevolen om de nettobroeikasgasemissies met 90 à 95 % te verminderen ten opzichte van 1990 10 . De adviesraad heeft ook een verslag aangenomen met een beoordeling van de vooruitgang en de beleidssamenhang 11 . In juni 2025 heeft de adviesraad een verslag aangenomen waarin zijn aanbeveling van 2023 is herzien in het licht van de veranderende context en zijn eerdere aanbeveling werd bevestigd 12 .
• Effectbeoordeling
In het kader van de mededeling over de klimaatdoelstelling voor 2040 heeft de Commissie een gedetailleerde effectbeoordeling uitgevoerd, met een gedetailleerde analyse van de verschillende niveaus van nettobroeikasgasemissies in 2040 en de bijbehorende sectorale trajecten om klimaatneutraliteit te verwezenlijken in de periode van 2030 tot 2050. De Commissie heeft ook een verslag gepubliceerd over de geraamde indicatieve broeikasgasbegroting van de Unie voor de periode 2030-2050, zoals vereist op grond van de Europese klimaatwet.
De analyse in de effectbeoordeling heeft betrekking op alle sectoren waarin maatregelen nodig zijn om de EU in staat te stellen haar doelstelling inzake klimaatneutraliteit in 2050 te verwezenlijken. Zij is gebaseerd op de wetgeving inzake de Green Deal en de REPowerEU-maatregelen om de energiecrisis aan te pakken.
In de effectbeoordeling is in detail gekeken naar de gevolgen van drie opties inzake de doelstellingen voor 2040.
Het belangrijkste verschil tussen de opties is het tempo van de transitie. Uit de effectbeoordeling is gebleken dat optie 3 het meest doeltreffend is om de EU tegen 2050 klimaatneutraal te maken, met een grotere nettoreductie van broeikasgasemissies in de aanloop naar 2040. Bijgevolg zullen er na 2040 minder aanvullende inspanningen nodig zijn om tegen 2050 klimaatneutraliteit te verwezenlijken. Optie 3 leidt ook tot de laagste cumulatieve broeikasgasemissies (hierna “broeikasgasbegroting” genoemd) voor de EU, waardoor het de beste optie is wat betreft de bijdrage van de EU aan het beperken van de klimaatverandering en het verstrekken van de meest geloofwaardige stimulans voor de mondiale partners van de EU om hun klimaatactie op te voeren. De door de Commissie aanbevolen doelstelling van 90 % is de ondergrens van optie 3 en de bovengrens van optie 2.
De Raad voor regelgevingstoetsing heeft op 22 december 2023 een positief advies met voorbehoud uitgebracht 13 , met aanbevelingen voor verbetering. De effectbeoordeling werd dienovereenkomstig gewijzigd.
Daarnaast heeft de Commissie in mei 2024 een verslag over de werking van de Europese klimaatwet 14 gepubliceerd. Dit verslag beschrijft de maatregelen die sinds de inwerkingtreding van de Europese klimaatwet zijn genomen om de transitie naar klimaatneutraliteit te versnellen.
• Grondrechten
Het voorstel eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend. Het draagt met name bij tot de verwezenlijking van de doelstelling van een hoog niveau van milieubescherming in overeenstemming met het beginsel van duurzame ontwikkeling, zoals neergelegd in artikel 37 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie 15 .
4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
De indirecte gevolgen voor de begrotingen van de lidstaten zullen afhangen van hun keuze van nationale beleidslijnen en maatregelen voor broeikasgasemissiereductie en andere mitigatiemaatregelen, en zullen voornamelijk voortvloeien uit de mogelijke aanvullende voorstellen om gerelateerde instrumenten te herzien of nieuwe instrumenten voor te stellen om de noodzakelijke bijkomende broeikasgasemissiereducties te verwezenlijken.
De uitvoering van dit voorstel vereist geen capaciteitsverhoging van de diensten van de Commissie, zoals uiteengezet in het bijgevoegde financieel en digitaal memorandum.
5. OVERIGE ELEMENTEN
• Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
Transparante en regelmatige verslaglegging door de lidstaten, in combinatie met robuuste beoordelingen door de Commissie en mechanismen om ervoor te zorgen dat de vooruitgang wordt beoordeeld, zijn van essentieel belang om te waarborgen dat de EU op koers blijft om de doelstelling inzake klimaatneutraliteit in de EU tegen 2050 te halen. Het initiatief wijzigt de regelingen voor het volgen van de vooruitgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese klimaatwet niet.
• Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 over het onderwerp en het toepassingsgebied: om een verwijzing op te nemen naar de klimaatdoelstelling voor 2040 met betrekking tot het toepassingsgebied van de Europese klimaatwet.
Artikel 4 over tussentijdse klimaatdoelstellingen van de Unie: om de Uniebrede doelstelling voor 2040 vast te stellen, op basis van de gedetailleerde effectbeoordeling bij de mededeling over de klimaatdoelen voor 2040, en rekening houdend met het wetenschappelijk advies van de ESABCC. Uit de EU-brede beoordeling van de Commissie van de definitieve, geactualiseerde nationale energie-en klimaatplannen 16 blijkt dat de EU momenteel op koers ligt om de nettobroeikasgasemissies uiterlijk in 2030 met ongeveer 54 % te verminderen ten opzichte van de niveaus van 1990, als de lidstaten de bestaande en geplande nationale maatregelen en het EU-beleid volledig uitvoeren. De EU ligt dus goed op schema voor de verwezenlijking van de EU-doelstelling voor 2030 om de nettobroeikasgasemissies met ten minste 55 % te verminderen ten opzichte van 1990. De Commissie heeft ook rekening gehouden met de conclusies van de voortgangsbeoordelingen in het voortgangsverslag 2023 inzake klimaatactie, de resultaten van de “global stocktake”, en heeft de elementen van artikel 4, lid 5, en het verslag over de geraamde indicatieve broeikasgasbegroting van de Unie voor de periode 2030-2050 in overweging genomen. De nettobroeikasgasemissies die onder de doelstelling vallen, komen overeen met de in het Unierecht gereguleerde 17 broeikasgasemissies en -verwijderingen in de hele Unie. De gewijzigde bepaling vervangt artikel 4, leden 3 tot en met 5, waarin de procedure wordt beschreven die tot deze wijziging heeft geleid. In overeenstemming met de EU-klimaatdoelstelling voor 2030 van een nettoreductie van broeikasgasemissies met ten minste 55 % en het bijbehorende beleidskader, met klimaatneutraliteit in 2050 en met de voorgestelde doelstelling voor 2040 van een reductie van 90 %, wordt de daaruit voortvloeiende indicatieve “broeikasgasbegroting” voor de EU voor de periode 2030-2050 geraamd op 16 GtCO2-eq, zoals uiteengezet in bijlage 14 bij de effectbeoordeling die bij de mededeling over de klimaatdoelstelling voor 2040 gevoegd is. Deze broeikasgasbegroting valt binnen de door de ESABCC geanalyseerde haalbare scenario’s die verenigbaar zijn met een opwarming van de aarde met 1,5 °C.