Toelichting bij COM(2025)292 - Bepaling van het standpunt dat namens de EU moet worden ingenomen in de Partnerschapsraad die is opgericht bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst met het Verenigd Koninkrijk wat Besluit nr. 2/2025 van de Partnerschapsraad betreft

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Partnerschapsraad die is opgericht bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (hierna “de overeenkomst” of “de handels- en samenwerkingsovereenkomst” genoemd). Dat standpunt houdt verband met de interpretatie en toepassing van artikel 331, lid 2, van die overeenkomst.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het VK

De handels- en samenwerkingsovereenkomst werd op 30 december 2020 ondertekend, wordt met ingang van 1 januari 2021 voorlopig toegepast en is op 1 mei 2021 in werking getreden. Bij die overeenkomst is de basis voor brede betrekkingen tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk vastgesteld, die wordt gekenmerkt door wederkerige rechten en verplichtingen, gemeenschappelijk optreden en bijzondere procedures.

2.2.De Partnerschapsraad

Bij artikel 7, lid 1, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst is de Partnerschapsraad opgericht.

De Partnerschapsraad kan op grond van artikel 519, punt b), van de overeenkomst besluiten vaststellen om interpretaties van de bepalingen van deel twee van de overeenkomst te geven.

De Partnerschapsraad kan op grond van artikel 331, lid 2, van de overeenkomst ook een besluit vaststellen tot verlenging van de toepassing van deel twee, rubriek een, titel VIII inzake energie, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst (“titel VIII”).

2.3.De beoogde handeling van de Partnerschapsraad

Overeenkomstig artikel 519, punt b), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst moet de Partnerschapsraad bij haar volgende vergadering of via een schriftelijke procedure een besluit vaststellen tot interpretatie van een bepaling van deel twee van de overeenkomst, namelijk artikel 331, lid 2, van de overeenkomst.

Overeenkomstig artikel 331, lid 2, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst moet de Partnerschapsraad ook een besluit vaststellen tot uitvoering van artikel 331, lid 2, van de overeenkomst.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Het door de Unie in te nemen standpunt is om goedkeuring te verlenen aan de vaststelling van een besluit tot interpretatie van artikel 331, lid 2, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst door de Partnerschapsraad. Het standpunt moet zijn dat artikel 331, lid 2, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst zodanig wordt uitgelegd dat een besluit tot verlenging van titel VIII tot en met 31 maart 2027 vóór 1 juli 2026 kan worden vastgesteld, mits het met ingang van 1 juli 2026 in werking treedt.

Het standpunt moet ook zijn dat de vaststelling door de Partnerschapsraad van een besluit tot uitvoering van artikel 331, lid 2, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst om deze tot en met 31 maart 2027 toepasselijk te maken, wordt gesteund.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten van de Raad tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

De Partnerschapsraad is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, te weten de handels- en samenwerkingsovereenkomst.

Het door de Partnerschapsraad overeenkomstig artikel 519, punt b), en artikel 331, lid 2, van de overeenkomst vast te stellen besluit, is een handeling met rechtsgevolgen in de zin van artikel 218, lid 9, VWEU. Het besluit zal overeenkomstig artikel 10, lid 1, van de overeenkomst bindend zijn voor de partijen.

Het besluit strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de handels- en samenwerkingsovereenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.


4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

Wanneer een beoogde handeling tegelijkertijd meerdere onlosmakelijk met elkaar verbonden doelstellingen of componenten heeft, zonder dat de ene ondergeschikt is aan de andere, moet een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit bij wijze van uitzondering de verschillende desbetreffende rechtsgrondslagen als materiële rechtsgrondslag hebben.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben betrekking op energie. De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 194, lid 2, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 194, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien het doel van het besluit van de Partnerschapsraad is om een interpretatie te geven van een bepaling van de handels- en samenwerkingsovereenkomst en die bepaling uit te voeren, is het met het oog op de rechtszekerheid en transparantie passend om het besluit van de Partnerschapsraad na vaststelling ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken.