Toelichting bij COM(2025)291 - Bepaling van het standpunt dat namens de EU moet worden ingenomen in de Partnerschapsraad die is opgericht bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst met het Verenigd Koninkrijk wat betreft een gezamenlijke verklaring van de Unie en het Verenigd Koninkrijk in de Partnerschapsraad van die overeenkomst - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2025)291 - Bepaling van het standpunt dat namens de EU moet worden ingenomen in de Partnerschapsraad die is opgericht bij de Handels- ... |
---|---|
bron | COM(2025)291 ![]() ![]() |
datum | 28-05-2025 |
Dit voorstel betreft een besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Partnerschapsraad die is opgericht bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (hierna “de overeenkomst” of “de handels- en samenwerkingsovereenkomst” genoemd). Dat standpunt houdt verband met een gezamenlijke verklaring die de Unie en het Verenigd Koninkrijk in de Partnerschapsraad van die overeenkomst moeten afleggen.
2. Achtergrond van het voorstel
2.1.De handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het VK
De handels- en samenwerkingsovereenkomst werd op 30 december 2020 ondertekend, wordt met ingang van 1 januari 2021 voorlopig toegepast en is op 1 mei 2021 in werking getreden. Bij die overeenkomst is de basis voor brede betrekkingen tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk vastgesteld, die wordt gekenmerkt door wederkerige rechten en verplichtingen, gemeenschappelijk optreden en bijzondere procedures.
2.2.De Partnerschapsraad
Bij artikel 7, lid 1, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst is de Partnerschapsraad opgericht. De voornaamste taken van de Partnerschapsraad, zoals vastgelegd overeenkomstig artikel 7, lid 3, zijn toezicht houden op de verwezenlijking van de doelstellingen van de overeenkomst, en toezicht houden op en bevorderen van de uitvoering en toepassing van de overeenkomst. De Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk kunnen alle kwesties in verband met de uitvoering, toepassing en interpretatie van de overeenkomst aan deze raad voorleggen.
2.3.De beoogde handeling van de Partnerschapsraad
De partijen bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst moeten in de bij artikel 7, lid 1, van die overeenkomst opgerichte Partnerschapsraad een gezamenlijke verklaring afleggen over hun politieke overeenstemming over het feit dat de doelstellingen van deel twee, rubriek een, titel VIII, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst moeten worden nagestreefd en dat het derhalve passend zou zijn om de toepassing van titel VIII te verlengen.
3. Namens de Unie in te nemen standpunt
Het door de Unie in te nemen standpunt is om goedkeuring te verlenen aan de vaststelling van een gezamenlijke verklaring die de Unie en het Verenigd Koninkrijk moeten afleggen in de bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst opgerichte Partnerschapsraad.
In het kader van de volledige uitvoering van de handels- en samenwerkingsovereenkomst als onderdeel van een ambitieus, breed en evenwichtig economisch partnerschap tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk dat wederzijdse voordelen oplevert, zou de gezamenlijke verklaring uitdrukking geven aan de politieke overeenstemming van de Unie en het Verenigd Koninkrijk over het feit dat het passend zou zijn om de doelstellingen van deel twee, rubriek een, titel VIII inzake energie, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst (“titel VIII”) na te streven en om de toepassing van titel VIII te verlengen. Dit zou moeten gebeuren overeenkomstig artikel 331, lid 2, van de overeenkomst.
4. Rechtsgrondslag
4.1.Procedurele rechtsgrondslag
4.1.1.Beginselen
Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten van de Raad tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.
4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval
De Partnerschapsraad is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, te weten de handels- en samenwerkingsovereenkomst.
De gezamenlijke verklaring die de Unie en het Verenigd Koninkrijk in de Partnerschapsraad willen afleggen, zal in onderlinge overeenstemming worden afgelegd.
De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.
4.2.Materiële rechtsgrondslag
4.2.1.Beginselen
De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.
Wanneer een beoogde handeling tegelijkertijd meerdere onlosmakelijk met elkaar verbonden doelstellingen of componenten heeft, zonder dat de ene ondergeschikt is aan de andere, moet een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit bij wijze van uitzondering de verschillende desbetreffende rechtsgrondslagen als materiële rechtsgrondslag hebben.
4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval
De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben betrekking op energie. De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 194, lid 2, VWEU.
4.3.Conclusie
De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 194, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.
5. Bekendmaking van de beoogde handeling
Aangezien het doel van het besluit van de Partnerschapsraad is om een besluit in het kader van de handels- en samenwerkingsovereenkomst vast te stellen, is het passend om het besluit van de Partnerschapsraad na vaststelling ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken.