Toelichting bij COM(2025)391 - Standpunt EU in het Comité douanesamenwerking dat is opgericht bij de Associatieovereenkomst met Turkije ten aanzien van de vaststelling van een besluit over de onderlinge erkenning van het programma inzake geautoriseerde marktdeelnemers van de EU en het programma inzake geautoriseerde marktdeelnemers van Turkije

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Europese Unie in het Comité douanesamenwerking moet worden ingenomen. Het Comité douanesamenwerking is opgericht bij Besluit nr. 2/69 van de Associatieraad van 15 december 1969 1 op basis van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Turkije, ondertekend in Ankara op 12 september 1963 (associatieovereenkomst) 2 . Het door de EU in het Comité douanesamenwerking in te nemen standpunt heeft betrekking op de wederzijdse erkenning van programma’s inzake geautoriseerde marktdeelnemers tussen de Europese Unie en de Republiek Turkije.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De douane-unie tussen de EU en Turkije

De associatieovereenkomst heeft onder meer tot doel de voortdurende en evenwichtige versterking van de commerciële en economische betrekkingen tussen de Europese Unie en Turkije te bevorderen. Om de doelstellingen ervan te verwezenlijken, voorziet de associatieovereenkomst in de totstandbrenging van een douane-unie tussen de partijen bij de associatieovereenkomst.

De regels voor de uitvoering van de slotfase van de douane-unie zijn vastgelegd in Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije van 22 december 1995 3 (“het basisbesluit”), waarin de voorwaarden voor het vrije verkeer van goederen tussen de partijen zijn vastgesteld. In het basisbesluit is bepaald dat Turkije bepalingen moet vaststellen op basis van het communautair douanewetboek (thans het douanewetboek van de Unie) en de uitvoeringsbepalingen van dit wetboek op het gebied van onder meer het binnenbrengen van goederen in het gebied van de douane-unie, en dat met betrekking tot de gebieden die rechtstreeks met de werking van de douane-unie verband houden, de Turkse wetgeving zoveel mogelijk moet worden geharmoniseerd met de communautaire wetgeving. 

2.2.Het Comité douanesamenwerking

Overeenkomstig artikel 24 van de associatieovereenkomst is bij Besluit nr. 2/69 van de Associatieraad van 15 december 1969 een comité douanesamenwerking opgericht. In artikel 2 van dat besluit is bepaald dat het Comité douanesamenwerking belast is met de administratieve samenwerking tussen de partijen met het oog op de correcte en uniforme toepassing van de douanebepalingen van de associatieovereenkomst en met de uitvoering van alle andere taken op douanegebied die het Associatiecomité aan dat comité kan toevertrouwen.

Het Comité douanesamenwerking treft onder meer passende maatregelen om te waarborgen dat Turkije douanebepalingen uitvoert die zijn afgestemd op de douanewetgeving van de Unie (die onder meer bepalingen bevat inzake het programma van geautoriseerde marktdeelnemers van de Europese Unie), zoals vastgesteld in artikel 28 van Besluit nr. 1/95

2.3.De beoogde handeling van het Comité douanesamenwerking

Het besluit van het Comité douanesamenwerking (de beoogde handeling) heeft tot doel te voorzien in de wederzijdse erkenning tussen de Europese Unie en de Republiek Turkije van de respectieve programma’s inzake geautoriseerde marktdeelnemers (“AEO-programma’s”).

Zowel in de Europese Unie als in de Republiek Turkije bestaat er een AEO-programma dat faciliteiten biedt aan marktdeelnemers die in de veiligheid van hun toeleveringsketen hebben geïnvesteerd en door de douaneautoriteiten van de respectieve lidstaat van de EU en Turkije zijn gecertificeerd. 

De veiligheid en de facilitatie van de toeleveringsketen in de internationale handel kunnen aanzienlijk worden verbeterd door de wederzijdse erkenning van de respectieve partnerschapsprogramma’s met het bedrijfsleven, te weten het veiligheidsdeel van het AEO-programma van de EU en het AEO-programma van de Republiek Turkije. 

Het Comité douanesamenwerking zal op zijn volgende vergadering of bij briefwisseling een besluit vaststellen over de wederzijdse erkenning van de twee AEO-programma’s.

De door het Comité douanesamenwerking vastgestelde besluiten zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan. 


3. Namens de Unie in te nemen standpunt

De rechtsvergelijking tussen de twee programma’s met het oog op de beoordeling van de verenigbaarheid ervan werd afgerond in 2022.

De rechtsvergelijking werd gevolgd door wederzijdse bezoeken ter plaatse in twee lidstaten van de Europese Unie en in de Republiek Turkije om de verenigbaarheid van de praktische uitvoering van de veiligheidscriteria in de respectieve AEO-programma’s te beoordelen.

Uit de rechtsvergelijking en de bezoeken ter plaatse is gebleken dat de veiligheidsnormen van de twee programma’s waaraan moet worden voldaan, met elkaar verenigbaar zijn en tot gelijkwaardige resultaten leiden.

De Europese Commissie en de bevoegde autoriteiten van de Republiek Turkije delen het standpunt dat de wederzijdse erkenning van de respectieve partnerschapsprogramma’s met het bedrijfsleven de mogelijkheid zou bieden faciliteiten te verlenen aan marktdeelnemers van beide partijen die inspanningen hebben geleverd op het gebied van de veiligheid van de toeleveringsketen en als zodanig in het kader van hun respectieve programma’s zijn gecertificeerd.

De beoogde handeling vormt de rechtsgrondslag voor de wederzijdse erkenning van de twee AEO-programma’s tussen de Europese Unie en de Republiek Turkije.

Het door de Europese Unie in het Comité douanesamenwerking in te nemen standpunt moet door de Raad worden vastgesteld.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 4 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

Het Comité douanesamenwerking is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, te weten de Associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Turkije.

De door het Comité douanesamenwerking vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal in de partijen van toepassing worden overeenkomstig artikel 24 van de associatieovereenkomst en artikel 28, leden 1 en 3, van Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije van 22 december 1995.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling strekken in de eerste plaats tot bevordering van de handel en tot versterking van de veiligheid van de toeleveringsketen tussen de partijen door de wederzijdse erkenning van de geautoriseerde marktdeelnemers overeenkomstig de artikelen 2.1 en 7 van de associatieovereenkomst, die betrekking hebben op de versterking van de handel en daarmee verband houdende aangelegenheden tussen de partijen. De beoogde handeling valt derhalve binnen het toepassingsgebied van de in artikel 207 genoemde gemeenschappelijke handelspolitiek.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207 in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien de handeling van het Comité douanesamenwerking toepasselijk zal zijn in beide partijen, daaronder begrepen de EU en haar lidstaten, moet deze na de vaststelling ervan worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.