Toelichting bij COM(2025)395 - Tussentijdse evaluatie van het Erasmus+-programma 2021-2027 en de eindevaluatie van het Erasmus+-programma 2014-2020 - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2025)395 - Tussentijdse evaluatie van het Erasmus+-programma 2021-2027 en de eindevaluatie van het Erasmus+-programma 2014-2020. |
---|---|
bron | COM(2025)395 ![]() ![]() |
datum | 15-07-2025 |
Inhoudsopgave
COM(2025) 395 final
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S
over de tussentijdse evaluatie van het Erasmus+-programma 2021-2027 en de eindevaluatie van het Erasmus+-programma 2014-2020
{SWD(2025) 186 final}
Inleiding
Erasmus+ is het programma van de Europese Unie voor onderwijs en opleiding, jeugd en sport. Sinds 1987 heeft het programma meer dan 16 miljoen 1 personen van alle leeftijden de kans gegeven om in een ander land binnen of buiten de EU te wonen en te leren, wat een gevoel van Europese identiteit en gedeelde waarden heeft helpen bevorderen. Het programma heeft ook een substantiële bijdrage geleverd aan grensoverschrijdende samenwerking en beleidsontwikkeling op bovengenoemde gebieden.
Dit verslag wordt overeenkomstig artikel 24, lid 6, van Verordening (EU) 2021/817 van het Europees Parlement en de Raad ingediend bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s 2 en gaat vergezeld van een werkdocument van de diensten van de Commissie met het bewijsmateriaal en de onderliggende gegevens. Het verslag bevat opmerkingen van de Commissie naar aanleiding van de eindevaluatie van het programma 2014-2020 en de tussentijdse evaluatie van het programma 2021-2027. Het verslag steunt op een door een externe onafhankelijke contractant uitgevoerde studie, de door de EU-lidstaten en met het programma geassocieerde derde landen ingediende verslagen over de uitvoering en impact van Erasmus+ op hun grondgebied 3 alsmede op andere studies, monitoringgegevens van het programma en input van belanghebbenden.
De evaluatie bestrijkt Erasmus+-acties die zijn uitgevoerd in de periode 2014-2020 (eindevaluatie) en de periode 2021-2023 (tussentijdse evaluatie) in alle lidstaten, met het programma geassocieerde derde landen en niet met het programma geassocieerde derde landen. Het programma had een totale begroting van 16,2 miljard EUR voor de periode 2014-2020 en van 10 miljard EUR voor de periode 2021-2023 4 .
Ondanks de negatieve gevolgen van de COVID-19-pandemie heeft Erasmus+ in de periode 2014-2020 de internationale leermobiliteit van meer dan 6,2 miljoen personen ondersteund, en in 2021-2023 van circa 1,6 miljoen personen, wat heeft bijgedragen aan een verbetering van hun vaardigheden en competenties. Het programma is inclusiever geworden, waardoor het aandeel personen in een maatschappelijk kwetsbare positie (“kansarme personen”) onder de deelnemers is toegenomen van gemiddeld ongeveer 10 % in de periode 2014-2020 tot 15 % in 2023. Het programma financierde in de periode 2014-2020 meer dan 136 000 verschillende organisaties en in de periode 2021-2023 meer dan 77 000 organisaties om hun onderlinge samenwerking te bevorderen en hun werkpraktijken te verbeteren. Voor de meeste programma-acties overtrof de vraag naar financiering de beschikbare middelen, in beide perioden.
In de twee generaties programma’s heeft Erasmus+ aanzienlijke Europese meerwaarde gegenereerd voor personen en organisaties en heeft het een essentiële rol gespeeld bij het bevorderen van gemeenschappelijke EU-waarden en een gedeelde Europese identiteit. Belanghebbenden beoordelen het programma als zeer relevant in het licht van de sociaaleconomische uitdagingen die zowel intern als op mondiaal niveau op Europa afkomen.
Het Erasmus+-programma, in zijn huidige structuur 5 , dat een leven lang leren bevordert vanaf de kleuterschool tot en met het volwassenenonderwijs, met inbegrip van jongerenactiviteiten, is sinds 2014 actief. Inmiddels kan het programma bogen op een hoog niveau van stabiliteit, acceptatie en steun van belanghebbenden op alle onder het programma vallende gebieden. De algehele stabiliteit van de structuur, het beheer en de uitvoeringswijzen 6 van het programma in de twee programmeringsperioden heeft in hoge mate bijgedragen tot de efficiënte uitvoering ervan.
In dit verslag worden de in de nationale verslagen en de ondersteunende studie gedane aanbevelingen, die verband hielden met enkele beperkingen in de bewijsbasis, met name met betrekking tot causaliteit en efficiëntie, in aanmerking genomen, worden aanpassingen in de uitvoering van het programma 2021-2027 voorgesteld en worden mogelijke verbeteringen voor het vervolgprogramma in overweging gegeven.
Doeltreffendheid
Erasmus+ 2014-2020
Het programma heeft de verwachte outputs 7 en resultaten 8 geproduceerd, ondanks aanzienlijke verstoringen als gevolg van de COVID-19-pandemie, die aan het einde van de programmeringsperiode een grote impact heeft gehad. Het succes van het programma kan worden afgemeten aan de omvang van de mobiliteitsactiviteiten — in deze periode werden meer dan 6,2 miljoen lerenden en personeelsleden ondersteund —, de verbeterde vaardigheden van deelnemers en praktijken van organisaties, en de invloed van het programma op de beleidsvorming.
Erasmus+ leverde aanzienlijke voordelen op voor individuele deelnemers, die vaardigheden konden ontwikkelen, zoals leervermogen, kritisch denken, veerkracht, taalbeheersing en academische vaardigheden, en betere resultaten behaalden dan personen die niet aan het programma hadden deelgenomen. Op basis van nationale gegevens kan een causaal verband worden waargenomen met de mobiliteit van studenten in het hoger onderwijs, waarbij studenten op STEM-gebieden betere afstudeerresultaten lieten zien. Het programma heeft de Europese identiteit en het actieve burgerschap van deelnemers doeltreffend bevorderd, met name dankzij de activiteiten voor jongeren. Voor personeel in verschillende sectoren heeft het programma de internationale netwerkvorming versterkt en transnationale partnerschappen bevorderd. Van de personeelsleden die hadden deelgenomen aan leermobiliteit verklaarde gemiddeld 84 % dat zij werkgerelateerde vaardigheden hadden verbeterd.
Het programma heeft het verbeteren van de kwaliteit binnen de deelnemende organisaties doeltreffend ondersteund en de ontwikkeling van nieuwe praktijken en methoden gestimuleerd, zoals bijvoorbeeld is verklaard door 64 % van de ondervraagde begunstigde organisaties 9 . De ontwikkeling van organisatienetwerken met een groot aantal actoren uit verschillende sectoren heeft bijgedragen tot een versterking van het innovatievermogen en van de kennisuitwisseling tussen onderwijsorganisaties en het bedrijfsleven, mede dankzij acties als de kennisallianties. Het programma heeft ook geleid tot nieuwe partnerschappen en internationaliseringsstrategieën, zoals onder meer wordt bevestigd in de nationale verslagen van alle landen.
Erasmus+ 2014-2020 heeft indirect bijgedragen tot de verwezenlijking van de Europa 2020-kerndoelen voor onderwijs en de 2020-benchmarkdoelstellingen voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding en heeft de houding van lerenden ten opzichte van onderwijs/opleiding en de aantrekkelijkheid van instellingen voor hoger onderwijs verbeterd, onder meer door het testen van initiatieven met een groot transformatief potentieel, zoals de allianties van Europese universiteiten. Het programma is van invloed geweest op beleidsveranderingen via de integratie van innovatieve praktijken in nationale onderwijsstelsels en heeft de aanzet gegeven tot initiatieven voor de professionalisering van jeugdwerk en de erkenning ervan als beroepskwalificatie. Systemische “overloop”-effecten laten zien dat de invloed van het programma zich verder uitstrekt dan tot alleen de individuele deelnemers en organisaties. Wat het opschalen van de resultaten van succesvolle projecten of langetermijninitiatieven en het vertalen ervan in impactvolle nationale hervormingen betreft, blijven er echter uitdagingen bestaan.
·Met het oog op de toekomst onderzoekt de Commissie — samen met de lidstaten en belanghebbenden — een investeringstraject voor allianties van Europese universiteiten met als doel om een alomvattende financieringsaanpak voor de lange termijn te ontwikkelen voor de allianties van Europese universiteiten.
·De Commissie onderzoekt ook de mogelijkheden voor versterkte financieringstrajecten voor onder meer de opschaling en duurzaamheid van de kenniscentra voor beroepsopleiding en de Erasmus+ Teacher Academies.
·Voorts zal de Commissie samen met Europese scholenallianties proefprojecten uitvoeren om de mobiliteit van leerlingen en docenten, grensoverschrijdende samenwerking tussen scholen en schoolautoriteiten en innovatie te bevorderen.
Het programma sloot goed aan bij de politieke prioriteiten van de EU op het gebied van banen en groei en ondersteunde deze direct of indirect. De internationale dimensie van het programma heeft effectief bijgedragen tot de verwezenlijking van prioriteiten die verband houden met de rol van de EU als mondiale speler. In zijn rol als onderwijsprogramma heeft Erasmus+ indirect bijgedragen aan de prioriteit van het migratiebeleid om de integratie van nieuw aangekomen immigranten te ondersteunen.
Het programma heeft goed gepresteerd op het gebied van gelijkheid en inclusie in de jongerensector, dankzij het opzetten van een specifieke strategie, instrumenten en structuren die het mogelijk maken om gerichte steun te verlenen aan jonge deelnemers en jongerenorganisaties en om advies te geven aan nationale agentschappen. Dankzij deze uitgebreide reeks maatregelen bestond in 2020 29 % van de deelnemers aan het programma uit jongeren met speciale behoeften en kansarme jongeren. Het ontbreken van een geharmoniseerde definitie, aanpak en strategie op programmaniveau stond de mogelijkheid om het aandeel kansarme deelnemers ook in de andere sectoren te vergroten, in de weg. De programmabenadering van inclusie bleef grotendeels sectoraal, waarbij de jongerensector het best was toegerust om deze uitdagingen aan te gaan.
Erasmus+ 2021-2027
Erasmus+ 2021-2027 ligt op schema om zijn belangrijkste outputs 10 , resultaten 11 en effecten 12 te verwezenlijken. In de periode 2021-2023 hebben meer dan 1,6 miljoen lerenden en personeelsleden en meer dan 77 000 verschillende organisaties geprofiteerd van programmasteun 13 . Deze resultaten werden bereikt ondanks aanzienlijke verstoringen als gevolg van de COVID-19-pandemie, die een groot afremmend effect op de vroege fasen van het programma had.
Het programma biedt nog steeds aanzienlijke voordelen voor individuen, ook voor kansarme deelnemers, stimuleert een gevoel van Europese identiteit, bevordert gemeenschappelijke waarden van de EU en vergroot de kennis over Europese integratie. Van de deelnemers verklaart 99 % baat te hebben gehad bij de opgedane mobiliteitservaring en 95 % dat hun gevoel van verbondenheid is toegenomen. Kwalitatief bewijs duidt erop dat de erkende blijvende effecten op organisaties verbeterde onderwijspraktijken, meer mogelijkheden voor samenwerking, capaciteitsopbouw, organisatieontwikkeling en internationalisering omvatten. Kleinere organisaties ervaren vaak de grootste voordelen. De continuïteit tussen de programmeringsperioden voor de meeste acties en de voortgezette deelname van organisaties aan Erasmus+ heeft het leren van organisaties vergemakkelijkt en bijgedragen aan het vermogen om positieve resultaten voor lerenden en personeel te genereren. Op systeemniveau levert Erasmus+ 2021-2027 een aanzienlijke bijdrage aan de opbouw van de Europese onderwijsruimte, is het van cruciaal belang voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de EU- jongerenstrategie, speelt het een belangrijke rol bij het versterken van de Europese dimensie van sport en draagt het bij tot een doeltreffende bevordering van de beleidssamenwerking op alle programmagebieden.
Jean Monnet-acties bevorderen de burgerzin, de transnationale academische dialoog en de kennis van de EU, en met name de kennis over de Europese integratie en de werking van de EU.
Erasmus+ 2021-2027 heeft zich veerkrachtig getoond bij het reageren op significante externe uitdagingen, zoals de COVID-19-pandemie en de grootschalige invasie van Oekraïne door Rusland. Dankzij de flexibiliteit bij de uitvoering en de verbeterde steunmechanismen kon het programma snel reageren en aanpassingen doorvoeren.
De conclusie van de evaluatie luidt dat de vier transversale prioriteiten die zijn ingevoerd in het programma 2021-2027 (inclusie en diversiteit, digitale transformatie, groene transitie, deelname aan het democratisch leven en maatschappelijke betrokkenheid) positieve effecten hebben gehad. Daarvan worden inclusie en diversiteit algemeen beschouwd als de meest succesvol ingebedde en uitgevoerde prioriteit in alle programma-acties. Dankzij een strategische aanpak en specifieke steunmaatregelen hebben meer personen in kwetsbare situaties aan het programma kunnen deelnemen (ongeveer 15 % in 2023)), met de hoogste participatiegraad in de jongerensector (28 %). Uit empirische gegevens komt naar voren dat kansarme deelnemers op vergelijkbare manieren en in vergelijkbare mate als andere deelnemers profiteren van hun deelname aan Erasmus+ waar het persoonlijke ontwikkeling, verwerving van vaardigheden, sociale integratie en loopbaanvooruitzichten betreft. In de nationale verslagen werd ook gewezen op een grotere gecommitteerdheid van belanghebbenden aan het vervullen van de behoeften van personen in kwetsbare situaties.
In de evaluatie werden ook verschillende en aanhoudende inclusiegerelateerde uitdagingen geïdentificeerd. Hoewel financiële restricties een belangrijk punt van zorg zijn, zijn het meestal de cumulatieve effecten van verschillende belemmeringen 14 die deelname aan Erasmus+ in de weg staan. In de evaluatie is ook opgemerkt dat er aanvullende financiering nodig is om de doelstellingen van het programma volledig te kunnen verwezenlijken, met name om kansarme deelnemers, waaronder die uit de ultraperifere gebieden, aan te trekken.
·De Commissie zal werken aan een verdere uitbreiding van de reikwijdte van het programma om ervoor te zorgen dat de mogelijkheden voor leermobiliteit toegankelijk voor iedereen worden.
·Om de deelname van kansarme personen verder te vergroten, zal de Commissie de uitvoering van het kader van inclusie- en diversiteitsmaatregelen evalueren, nadere richtsnoeren verstrekken voor de interpretatie van de definitie van “kansarme personen”, aanvullende steunmaatregelen voor inclusie onderzoeken en de huidige financieringsregels herzien.
De prioriteit digitale transformatie heeft eraan bijgedragen dat investeringen konden worden toegespitst op de ontwikkeling van digitale vaardigheden en heeft de digitale transformatie van onderwijsstelsels ondersteund. Van de Erasmus+-deelnemers in de periode 2021-2023 meldde 29 % dat hun houding ten opzichte van het gebruik van digitale technologieën was veranderd na de mobiliteitservaring en dat zij meer geneigd waren deze te gebruiken in hun studie of werk. Ook werd vooruitgang geboekt bij de uitvoering van de Digital Opportunity-stages, die tot doel hebben om de digitale vaardigheden van lerenden en personeelsleden te helpen verbeteren, met bijna 45 000 deelnemers in de periode 2021-2023.
Erasmus+ 2021-2027 heeft de groene transitie ondersteund door de kennis van de deelnemers te vergroten en gedragsveranderingen op het gebied van milieu en duurzaamheid te bevorderen, groene praktijken op te nemen in projecten en bij te dragen tot de ontwikkeling van groene vaardigheden. Ongeveer de helft van de deelnemers aan het programma verklaarde dat hun milieubewustzijn groter was geworden en dat ze bereid waren tot duurzamer gedrag. Het gebruik van duurzamere reisopties voor Erasmus+-mobiliteit is geleidelijk toegenomen dankzij steeds grotere stimulansen en gedragsveranderingen. In 2023 werden deze opties gebruikt door een derde van de mobiliteitsdeelnemers. DiscoverEU draagt specifiek bij tot de prioriteit van de groene transitie door jongeren de kans te bieden om Europa te verkennen door middel van duurzaam reizen, met in totaal 179 209 uitgegeven passen eind 2023. Ten tijde van de evaluatie werden beperkte financiële steun aan het begin van het programma en extra tijd en kosten echter gezien als obstakels voor groen reizen 15 .
·Het programma zal blijven investeren in de ontwikkeling van groene en digitale vaardigheden, het vergroten van kennis en het bevorderen van gedragsveranderingen op het gebied van milieu en duurzaamheid, het ondersteunen van betekenisvolle digitale leeromgevingen, het duurzamer maken van praktijken en het verkleinen van de koolstofvoetafdruk van mobiliteitsactiviteiten door stimulansen voor het gebruik van groenere vervoersmiddelen te bieden.
·Het programma zal zijn steun voor de ontwikkeling van basisvaardigheden, waaronder burgerschap, en STEM-vaardigheden verder versterken, in overeenstemming met de mededeling over de vaardigheidsunie.
Het programma heeft een positief effect op het bevorderen van de deelname aan het democratische leven, gemeenschappelijke waarden en maatschappelijke betrokkenheid. Van de deelnemers aan Erasmus+-mobiliteitsactiviteiten in de periode 2021-2023 heeft 57 % tijdens zijn of haar mobiliteit kennis opgedaan over democratische waarden en toonde 39 % een grotere bereidheid tot deelname aan democratische processen en gemeenschapsactiviteiten. Uit feedback van belanghebbenden blijkt dat het programma bijdraagt aan de bevordering van gemeenschappelijke EU-waarden en een Europese identiteit.
·Voortbouwend op het voorbeeld van de inclusie- en diversiteitsstrategie van het programma, heeft de Commissie een conceptueel en operationeel kader voor zowel de groene als de digitale prioriteiten opgezet door middel van specifieke uitvoeringsstrategieën 16 , en werkt zij aan een participatiestrategie waarin burgerschap en betrokkenheid bij democratische processen centraal zullen staan.
Europese meerwaarde
Erasmus+ 2014-2020
Het programma 2014-2020 heeft aanzienlijke Europese meerwaarde gegenereerd dankzij de grote omvang en reikwijdte, het brede werkgebied, de verscheidenheid aan doelgroepen en de geografische spreiding ervan. Dit maakt Erasmus+ uniek in Europa en daarbuiten, en ongeëvenaard in schaal, draagwijdte en vermogen om samenwerking tussen diverse begunstigden te bevorderen en in staat uitvoeringsmechanismen van andere EU-programma’s in de lidstaten en daarbuiten te beïnvloeden.
Het programma heeft ook meerwaarde gecreëerd voor de personen en organisaties die eraan deelnamen, in vergelijking met wie die dat niet deden, waarbij de voordelen varieerden van verbeterde vaardigheden en academische prestaties tot meer kansen voor grensoverschrijdende samenwerking, netwerkactiviteiten en internationalisering.
Een bevinding hield in dat Erasmus+ 2014-2020 een essentiële rol speelde bij het vergroten van het bewustzijn van gedeelde EU-waarden en EU-onderwerpen, waarbij de resultaten sterker waren binnen jongerenactiviteiten. Zo wordt deelname aan de jongerendialoog positief geassocieerd met actief burgerschap en betrokkenheid bij het democratische leven, terwijl deelname aan het Europees vrijwilligerswerk wordt geassocieerd met een positief gevoel jegens de EU in vergelijking met niet-deelnemers. Door middel van de Jean Monnet-acties ondersteunde het programma de ontwikkeling en verspreiding van kennis over Europese integratiekwesties om het begrip van de werking van de EU te vergroten.
Erasmus+ 2014-2020 heeft meerwaarde gegenereerd door de samenwerking en coördinatie van Europees beleid te bevorderen, intercollegiaal leren te stimuleren en empirisch onderbouwde beleidsontwikkeling te ondersteunen, resultaten die met alleen nationale middelen niet hadden kunnen worden bereikt. De meerwaarde kwam ook tot uiting in samenwerkingsverbanden tussen lidstaten en met het programma geassocieerde derde landen, waarbij gelijke mogelijkheden voor deelname werden geboden en sommige van deze landen werden ondersteund bij hun voorbereidingen op toetreding tot de EU. De activiteiten waarbij niet-geassocieerde derde landen betrokken waren, hoewel beperkt tot hoger onderwijs en jongerenzaken, vergemakkelijkten de samenwerking met organisaties wereldwijd en droegen bij tot capaciteitsopbouw en tot de versterking van de rol van de EU als speler op het internationale toneel.
Erasmus+ 2021-2027
Uit de tussentijdse evaluatie komt naar voren dat Erasmus+ aanzienlijke Europese meerwaarde creëert ten opzichte van wat de lidstaten en andere landen op regionaal, nationaal en internationaal niveau zouden kunnen bereiken. Erasmus+ financiert meer dan de helft van de studiepuntenmobiliteit in de lidstaten. In landen als Cyprus en Ierland financiert het programma 100 % van de kortdurende mobiliteit, en in elf andere landen 17 meer dan 90 %. Zonder Erasmus+ zouden personen en organisaties waarschijnlijk veel minder voordelen genieten. De internationalisering van de sectoren onderwijs, opleiding, jeugd en sport zou in meerdere landen tot bijna nul worden gereduceerd, met name in de jeugd- en de sportsector.
De meerwaarde van het programma 2021-2027 is toegenomen ten opzichte van de vorige programmeringsperiode doordat doeltreffend is ingespeeld op nieuwe behoeften en het bereik van het programma is uitgebreid naar nieuwe doelgroepen, zoals lerende volwassenen en personeel in de sportsector, en het programma genereert aanzienlijke voordelen voor personen en organisaties die aan het programma deelnemen ten opzichte van personen en organisaties die dat niet doen. De meerwaarde van het programma is duidelijk zichtbaar waar het gaat om de bevordering van gemeenschappelijke EU-waarden, een gedeelde Europese identiteit, intercultureel begrip, een Europees gevoel van verbondenheid en de verwerving van toekomstbestendige vaardigheden.
Erasmus+ sorteert zijn aanzienlijke effecten ook internationaal, en in hogere mate dan zijn voorganger. Het programma is volledig toegankelijk voor geassocieerde derde landen en speelt in veel van deze landen een essentiële rol bij het aanbieden van leermobiliteit en samenwerkingsmogelijkheden en van kansen voor en ondersteuning van beleidsontwikkeling. Dit is met name waardevol in het perspectief van de voorbereiding van sommige van deze landen op toetreding tot de EU. De versterkte internationale dimensie ondersteunt interpersoonlijke contacten, samenwerking met instellingen en organisaties over de hele wereld en capaciteitsopbouw en bevordert de waarden van de EU en internationale betrekkingen wereldwijd. In de tussentijdse evaluatie wordt erop gewezen dat de internationale dimensie van het programma verder moet worden versterkt. Dit is van cruciaal belang om de strategische prioriteiten van de EU te kunnen blijven ondersteunen, door middel van intensievere samenwerking met niet-geassocieerde derde landen en synergieën met beleidsdoelstellingen en strategieën van de EU op het gebied van internationale samenwerking, zoals de Global Gateway.
·Het programma zal de strategische prioriteiten van de EU blijven ondersteunen door middel van synergieën met instrumenten en strategieën van extern beleid, zoals de Global Gateway, de nieuwe agenda voor het Middellandse Zeegebied en het komende pact voor het Middellandse Zeegebied.
·De Commissie zal opties voor de mogelijke associatie van derde landen onderzoeken, met name voor de kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten.
·Naast een uitbreiding van de mobiliteitsmogelijkheden binnen Europa zal de Commissie ook onderzoeken of de mogelijkheden voor mobiliteitservaringen en samenwerking met geïndustrialiseerde derde landen en derde landen met opkomende economieën kunnen worden vergroot, met het oog op het aantrekken van mondiaal talent om tekorten aan vaardigheden in de EU op te vullen en het concurrentievermogen van de EU te versterken.
Efficiëntie en vereenvoudiging
Erasmus+ 2014-2020
De beheerstructuur van Erasmus+ 2014-2020, die berustte op een combinatie van directe en indirecte beheervormen, is efficiënt en geschikt voor het beoogde doel gebleken, met goede coördinatie- en communicatiemechanismen. De verdeling van middelen, op basis van voltijdequivalenten en administratieve uitgaven, was evenwichtig tussen beide vormen van programmabeheer, gelet op de omvang van de begroting en het aantal projecten dat in het kader van elk type beheer werd uitgevoerd.
De evaluatie bevestigt de sleutelrol die nationale agentschappen spelen bij het ondersteunen van de uitvoering van het programma op nationaal niveau, het vormgeven van ondersteunende activiteiten op basis van specifieke behoeften en nationale prioriteiten en het verlenen van op de deelnemers en organisaties toegesneden bijstand gedurende de levenscyclus van het project. Hun rol was met name bijzonder belangrijk tijdens de COVID-19-pandemie en werd algemeen onderkend door belanghebbenden.
Het programma 2014-2020 financierde circa 160 000 projecten voor een totaalbedrag van 17,5 miljard EUR. Ondanks een verhoging van de begroting met 40 % ten opzichte van zijn voorgangers, kon het programma niet volledig voldoen aan de grote vraag in de verschillende sectoren, wat resulteerde in lage succespercentages. Naar schatting zou er ongeveer 8,9 miljard EUR extra nodig zijn geweest om de meer dan 44 000 kwalitatief goede voorstellen die wegens gebrek aan middelen zijn afgewezen te kunnen financieren.
Het programma werd beoordeeld als kosteneffectief, zij het in verschillende mate voor de belangrijkste acties. Voor kernactie 1 is een hoge kosteneffectiviteit bevestigd, met substantiële voordelen voor een groot aantal lerenden en personeelsleden in Europa en daarbuiten. De beperkte vergelijkbaarheid van andere interventies met vergelijkbare doelstellingen onderstreept de meerwaarde van optreden op EU-niveau in dit geval. Hoewel er dus niet helemaal goed vergeleken kan worden, lijken de kosten van het programma (16 EUR per dag per lerende en 180 EUR per dag per personeelslid 18 ) voordelig uit te vallen. De kosteneffectiviteit van kernactie 1 wordt verder vergroot door de afwezigheid van significante inefficiënties, in combinatie met het gebruik van vereenvoudigde kostenopties en een grote vraag.
De kosteneffectiviteit van kernactie 2 als geheel was moeilijker te beoordelen, gezien de verscheidenheid van de outputs ervan in de verschillende programmasectoren. Gegeven deze verscheidenheid heeft kernactie 2 bijgedragen tot de verwezenlijking van de programmadoelstellingen op organisatorisch niveau, onder meer door de internationale samenwerking met derde landen op het gebied van hoger onderwijs en jeugd te bevorderen, de samenwerking met het bedrijfsleven te versterken en internationalisering te bevorderen. Deze voordelen duiden samen met de grote vraag op een goede kosteneffectiviteit.
Het uitvoeren van een alomvattende beoordeling van de kosteneffectiviteit van kernactie 3 is eveneens moeilijker, aangezien deze wordt belemmerd door het sterk gediversifieerde karakter van deze activiteiten, die bestaan uit meerdere subacties met kleine begrotingen. Deze activiteiten worden als waardevol beschouwd vanwege de unieke rol die zij spelen bij het ondersteunen van Europese beleidscoördinatie op programmagebieden, de uitvoering van EU-instrumenten en het opzetten van netwerken, die zonder de programma-interventie niet zouden kunnen worden gerealiseerd.
Het gegeneraliseerde gebruik van eenheidskosten in kernactie 1, die het grootste deel van de programmafinanciering uitmaakt, heeft de efficiëntie van het hele programma verbeterd. Het gebruik van de werkelijke kosten voor bepaalde activiteiten in het kader van kernactie 2 en kernactie 3 maakte het beheer en de verslaglegging echter complexer voor zowel begunstigden als uitvoerende organen, wat tot enkele inefficiënties leidde. Het monitoringsysteem van het programma vertoonde ook enkele beperkingen, als gevolg van een ontoereikende dekking van specifieke gebieden van de programma-interventie en moeilijkheden bij het koppelen van de meting van indicatoren op systeemniveau aan de interventie.
Erasmus+ 2021-2027
De activiteiten op het gebied van leermobiliteit (kernactie 1) bevestigen een hoge kosteneffectiviteit 19 . In vergelijking met de gemiddelde kosten van mobiliteit (22 EUR per dag per lerende en 215 EUR per dag per personeelslid 20 ) leverden deze activiteiten aanzienlijke voordelen op voor lerenden, personeelsleden en hun organisaties. In de beginfase werd het programma geconfronteerd met mobiliteitsbeperkingen als gevolg van de COVID-19-pandemie, maar de vraag naar mobiliteit nam een hoge vlucht 21 toen de activiteiten werden hervat. Dit deed zorgen rijzen over de vraag of de begroting zou volstaan om met name de toegang voor kansarme personen verder te vergroten. De uitbreiding van de accreditatieregeling, waardoor organisaties elk jaar vereenvoudigde toegang krijgen tot financiering voor de uitvoering van hun geplande mobiliteitsactiviteiten, heeft de kosten van het beoordelen van voorstellen voor kernactie 1, het selecteren van projecten en het indienen van subsidieaanvragen verlaagd, waardoor de kosteneffectiviteit van kernactie 1 is toegenomen ten opzichte van de voorgaande periode.
Het beschikbare bewijs bevestigt de kosteneffectiviteit van samenwerkingsactiviteiten tussen organisaties en instellingen (kernactie 2). Samenwerkingsverbanden en kleinschalige partnerschappen worden beoordeeld als kosteneffectief. De vraag naar financiering uit hoofde van kernactie 2 is groot, wat vraagt om een grotere begrotingstoewijzing en vereenvoudiging van de vereisten voor het aanvragen en uitvoeren van en de verslaglegging over acties onder direct beheer, waardoor een bredere deelname van kleine organisaties mogelijk zou worden.
In de evaluatie is op basis van kwalitatief bewijs geconcludeerd dat acties ter ondersteuning van beleidsontwikkeling en -samenwerking systemische langetermijnvoordelen opleveren (kernactie 3). Voor de kosteneffectiviteit van deze acties bestond echter onvoldoende bewijs, als gevolg van het beleidskarakter van deze acties en de op de langere termijn gerichte resultaten ervan. Ook de evaluatie van de Jean Monnet-acties bracht op dit punt in de tijd beperkte gegevens aan het licht, met name voor nieuw gelanceerde initiatieven op het gebied van schoolonderwijs en beroepsonderwijs en -opleiding. Niettemin zijn uit de raadplegingen van belanghebbenden percepties van een positieve kosteneffectiviteit naar voren gekomen.
Ondanks de algemene waardering voor de verhoging van de begroting van het programma 2021-2027 ten opzichte van zijn voorganger (met circa +76,5 %) 22 , is de huidige programmabegroting nog steeds niet toereikend om alle projecten van hoge kwaliteit te financieren. Zo is de vraag naar mobiliteit in geaccrediteerde projecten voor scholen in 2022 verdubbeld ten opzichte van 2021, en in 2023 meer dan verdubbeld ten opzichte van 2022, met een gemiddeld succespercentage van slechts 17 % in 2023 voor acties onder indirect beheerd in het kader van kernactie 2. In de periode 2021-2023 is aan circa 72 000 projecten een bedrag van in totaal 9,8 miljard EUR toegekend. Uit monitoringgegevens van het programma blijkt dat het mogelijk zou zijn geweest om meer dan 5 miljard EUR aan extra middelen toe te wijzen aan meer dan 29 400 voorstellen die boven de kwaliteitsdrempel scoorden, maar zijn afgewezen wegens een gebrek aan middelen (waarvan 2,2 miljard EUR aan 3 800 voorstellen van hoge kwaliteit onder direct beheer en 2,9 miljard EUR aan 25 600 voorstellen van hoge kwaliteit onder indirect beheer).
De vereenvoudigingsmaatregelen die in het programma 2021-2027 zijn ingevoerd om de administratieve lasten te verminderen en de toegang tot het programma te verruimen, worden door belanghebbenden positief gewaardeerd en hebben bijgedragen tot het stroomlijnen van de financieringsregels en het minimaliseren van de administratieve kosten van de deelname en het beheer. Deze maatregelen omvatten de invoering van vereenvoudigde vormen van subsidieverlening voor bepaalde activiteiten, zoals de toekenning van forfaitaire bijdragen aan partnerschappen, nieuwe soorten kleinere subsidies voor kleinschalige partnerschappen en uitbreiding van de accreditatieregeling. Gegeven het verschil in vraag tussen acties/sectoren tussen de landen, beschikken de nationale agentschappen in het kader van het huidige programma over meer flexibiliteit om middelen over te dragen tussen begrotingstoewijzingen teneinde te voldoen aan specifieke behoeften, waardoor een optimale begrotingsabsorptie wordt gewaarborgd. Uit de evaluatie kwam naar voren dat programmaprocedures nog meer zouden kunnen worden vereenvoudigd om administratieve lasten verder te verminderen.
·De Commissie zal de programmaregels voor al haar verschillende acties verder stroomlijnen, rekening houdend met de specifieke behoeften van de verschillende sectoren, en zal verdere maatregelen onderzoeken om de toegang voor kleine en nieuwkomerorganisaties te vereenvoudigen.
Wat de programmabeheertools betreft, moest de vorige reeks IT-tools voor acties onder indirect beheer, die draaiden op verouderde technologie, worden geüpgraded om te voldoen aan de veranderende eisen van Erasmus+. De invoering van nieuwe IT-systemen bij aanvang van de huidige programmeringsperiode was bedoeld om aan deze behoeften te voldoen, maar de uitrol ervan leidde tot veel inefficiënties in de projectfasen toepassing, beheer en verslaglegging. Empirisch bewijs duidt erop dat dit de uitvoering van het programma aan het begin van de huidige programmeringsperiode heeft gehinderd. Naar aanleiding hiervan zijn substantiële corrigerende maatregelen getroffen, en meerdere problemen zijn opgelost. Deze inspanningen en de corrigerende maatregelen moeten worden voortgezet.
De monitoringmechanismen van het programma werden passend en evenredig bevonden, en de duidelijkheid van de rollen en verantwoordelijkheden zijn in de twee generaties van het programma steeds verbeterd. De indicatoren die voor het programma 2021-2027 worden gebruikt, vormen een doeltreffend en alomvattend monitoringkader, ook al ligt de nadruk nog steeds veeleer op kwantitatieve gegevens, terwijl kwalitatieve gegevens voor de analyse van resultaten en effecten minder systematisch worden verzameld. Verbeterpunten hebben onder meer betrekking op het systematiseren en stroomlijnen van monitoringactiviteiten en het verbeteren van de consistentie en duidelijkheid van de tools en de templates voor het rapporteren van resultaten. De evaluatie bracht ook enkele lacunes in het onderzoek op belangrijke gebieden van het programma aan het licht, waaronder op het gebied van EU-waarden. In de evaluatie werd ook benadrukt dat de resultaten op langere termijn voor alle dimensies van het programma beter zouden moeten worden gemeten, zodat de eindevaluatie van het programma gemakkelijker wordt, door middel van uitgebreidere gegevensverzamelingen, het terugdringen van een te sterke afhankelijkheid van ad-hocenquêtegegevens en het verbeteren van de vergelijkbaarheid en analyses tussen landen met behulp van contrafeitelijke methodologieën.
De huidige strategieën en maatregelen voor de bestrijding van fraude zijn passend en robuust bevonden.
·De Commissie zal de resterende problemen met de huidige IT-tools voor acties onder indirect beheer systematisch blijven aanpakken.
·Om de beoordeling van de causale langetermijneffecten van het programma te verbeteren, zal de Commissie haar monitoring- en evaluatiesysteem versterken, met inbegrip van de input voor de impactindicatoren van het programma. Daartoe zal zij opties voor het verzamelen van administratieve gegevens over de resultaten van mobiliteitsdeelnemers beoordelen en meer longitudinale studies met contrafeitelijke methodologieën uitvoeren in alle interventiegebieden.
Relevantie
Erasmus+ 2014-2020
Het programma heeft laten zien relevant te zijn voor de EU-prioriteiten en voor nieuwe uitdagingen en heeft zich gedurende de periode aangepast. De respons op de migratiecrisis van die jaren was goed: het programma legde de focus op interculturele dialoog, het voorkomen van radicalisering en het ondersteunen van de integratie van vluchtelingen door de rol van onderwijs te benutten. De grotere nadruk op digitale transformatie in de laatste jaren van het programma hielp om een nog doeltreffender respons op de uitdagingen van de COVID-19-pandemie te geven. Door de relevantie van het programma te vergroten en zich aan te passen aan de veranderende wereld, heeft het programma de weg vrijgemaakt voor zijn opvolger, dat maatregelen ondersteunt die in de loop der jaren steeds relevanter zijn geworden. Voorbeelden daarvan zijn de proefprojecten van de Europese universitaire allianties en de kenniscentra voor beroepsopleiding en op het gebied van digitale tools zoals Selfie en gemengde mobiliteit.
Erasmus+ 2021-2027
Erasmus+ 2021-2027 wordt gezien als zeer relevant voor de sociaaleconomische behoeften en uitdagingen in Europa en daarbuiten, waarbij de perceptie is dat het programma goed aansluit op EU-prioriteiten op hoog niveau en op nieuwe problemen als de recente crises rond de COVID-19-pandemie en de grootschalige invasie van Rusland in Oekraïne, maar ook dat het programma het beter doet dan zijn voorganger.
De vier in het programma 2021-2027 ingevoerde transversale prioriteiten worden algemeen beschouwd als relevant, zowel op Europees als op nationaal niveau, en dragen significant bij tot een betere afstemming van Erasmus+ op EU-prioriteiten. Via deze prioriteiten richt het programma zich sterk op de digitale en de groene transitie, door de ontwikkeling van digitale en groene vaardigheden en de digitalisering en vergroening van onderwijsstelsels in programmasectoren te ondersteunen.
Een andere bevinding was dat de respons van Erasmus+ op de uiteenlopende behoeften van de deelnemers en begunstigde organisaties in de verschillende sectoren zeer goed was. De grotere focus op en aandacht voor het bereiken van kansarme personen wordt algemeen onderkend, terwijl het gebruik van gemengd leren en digitale tools wordt gezien als een positieve stap om een breder sociaaleconomisch scala aan deelnemers aan te spreken. Het programma trekt momenteel reeds een breed scala aan belanghebbenden aan, maar dat zijn doorgaans grotere, beter toegeruste organisaties die gemakkelijker door de financierings- en aanvraagprocessen navigeren. Ondanks de verbeteringen en maatregelen die sinds 2021 zijn ingevoerd, zijn verdere inspanningen nodig om de toegankelijkheid en inclusiviteit en daarmee de toegang voor iedereen te verbeteren.
Het programma speelt in op nieuwe behoeften in verband met nieuwe, uit technologische ontwikkelingen voortvloeiende uitdagingen, met name de opkomst van generatieve artificiële intelligentie en de verwerving van vaardigheden om het concurrentievermogen van de EU te vergroten. Het aantal projecten en initiatieven op het gebied van artificiële intelligentie, digitale veiligheid en digitaal welzijn neemt voortdurend toe. Evenzo ondersteunt het programma de ontwikkeling van toekomstbestendige vaardigheden om de uitdagingen voor het concurrentievermogen aan te gaan, zoals wordt benadrukt in de rapporten van Draghi 23 en Letta 24 . In dit verband lijkt de financiering van leermobiliteit een cruciaal element te zijn van de inspanningen om de jongere generaties uit te rusten met de juiste vaardigheden om de uitdagingen van een snel veranderende mondiale context aan te gaan en toont dit aan dat het programma nog steeds relevant is.
·Om de bijdrage ervan aan het concurrentievermogen van de EU verder te versterken, zal het programma steun blijven verlenen voor de ontwikkeling van vaardigheden voor leven en werk en voor de verspreiding ervan door middel van bijvoorbeeld leermobiliteit en intensievere transnationale samenwerking, in overeenstemming met de mededeling over de vaardigheidsunie.
Erasmus+ is een algemeen bekend programma in de sectoren onderwijs en opleiding, jeugd en sport. De bekendheid van het programma is nog steeds groter in het hoger onderwijs, wat laat zien dat er behoefte is aan meer gerichte communicatiestrategieën om het bewustzijn van kansen in alle sectoren te vergroten. In diezelfde lijn is in de evaluatie gewezen op het potentieel voor aanvullende verbeteringen om de toegang tot moeilijk bereikbare groepen te verbeteren.
Coherentie
Erasmus+ 2014-2020
De eindevaluatie van het programma 2014-2020 bevestigde een goede interne samenhang dankzij de sterke leerdimensie van de activiteiten. De proefprojecten van de Europese universitaire allianties en de kenniscentra voor beroepsopleiding in de laatste twee jaar van de programmeringsperiode hebben de sectoroverschrijdende dimensie ervan versterkt en lijken consistent te zijn met de doelstellingen.
Ook de hoge externe samenhang van het programma is in de evaluatie bevestigd. Het programma vormde een aanvulling op andere beleidsgebieden en financieringsinstrumenten met vergelijkbare doelstellingen en creëerde in dat verband synergieën met vooral het Europees Sociaal Fonds (ESF) en Horizon 2020.
Erasmus+ 2021-2027
Erasmus+ 2021-2027 vertoont een sterke interne samenhang, met een voor belanghebbenden duidelijke en consistente structuur, een hoge mate van complementariteit van de kernacties en een toenemende focus op sectoroverschrijdende samenwerking. De interne samenhang van Erasmus+ 2021-2027 is verbeterd ten opzichte van de periode 2014-2020, dankzij een meer gestroomlijnde en samenhangende structuur die een betere uitvoering en een betere toegankelijkheid mogelijk maakt. De samenhang zou nog verder kunnen worden verbeterd door de afzonderlijke behandeling van Jean Monnet-acties op te heffen, waardoor elke mogelijke verwarring bij belanghebbenden zou worden voorkomen.
De externe samenhang van het programma is groot in vergelijking met andere EU-programma’s met soortgelijke of complementaire doelstellingen, zoals het ESF+, het EFRO (met inbegrip van Interreg) of Horizon Europa. Complementariteit heeft in dit geval betrekking op de doelstellingen, het ontwerp en de uitvoering van programma’s. Hoewel de mogelijkheden voor synergieën in de programmeringsperiode 2021-2027 zijn versterkt, lijken deze tot nu toe nog onderbenut te worden. Tot die onderbenutte synergieën behoren ook het excellentiekeurmerk en de nieuwe mogelijkheid voor de lidstaten om middelen van programma’s onder gedeeld beheer, met inbegrip van door het ESF+/EFRO gefinancierde programma’s, over te dragen naar Erasmus. De geraadpleegde belanghebbenden waren slechts beperkt bekend met het excellentiekeurmerk in het kader van Erasmus+, terwijl tot dusver alleen Duitsland gebruik van de overdrachtsoptie heeft gemaakt. Om de externe samenhang ten aanzien van het toepassingsgebied, de focus en de complementariteit met het Europees Solidariteitskorps verder te versterken, worden nieuwe mogelijkheden verkend.
·Voor de programmeringscyclus na 2027 zal de Commissie onderzoeken hoe de samenhang tussen Erasmus+ en het Europees Solidariteitskorps verder kan worden versterkt.
·De Commissie zal samen met de nationale autoriteiten en nationale agentschappen de coördinatie en samenwerking met andere EU-financieringsinstrumenten verbeteren, synergieën versterken en mechanismen voor het in kaart brengen van succesvolle synergiepraktijken ontwikkelen en de reproduceerbaarheid daarvan bevorderen.
Beide generaties programma’s zijn succesvol gebleken in het genereren van sterke Europese meerwaarde en hebben aangetoond een belangrijke rol te spelen op de gebieden onderwijs en opleiding, jeugd en sport. Hoewel er punten voor verbetering zijn vastgesteld, bevestigt zowel de eindevaluatie als de tussentijdse evaluatie dat Erasmus+ sterk presteert op de vijf evaluatiecriteria en de programmadoelstellingen op doeltreffende wijze vervult. Deze bevindingen vormen een solide basis voor de verdere uitvoering van het programma 2021-2027 en leggen het fundament voor de reflectie na 2027.
(1) Op 1 april 2025 hadden Erasmus+ en de voorgangers van het programma 16,6 miljoen personen leermogelijkheden in het buitenland geboden (zie de gegevensvisualisatiepagina ).
(2) Verordening (EU) 2021/817 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot vaststelling van “Erasmus+”: het programma van de Unie voor onderwijs en opleiding, jeugd en sport, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1288/2013 (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 1).
(3) Liechtenstein, Noord-Macedonië, Noorwegen, Servië, Turkije en IJsland. Alle geassocieerde derde landen, met uitzondering van Noord-Macedonië, hebben een nationaal verslag ingediend.
(4) Op basis van jaarlijkse financieringsbesluiten tussen 2014 en 2023 in het kader van de begrotingsrubrieken 1-2 (Erasmus+ 2014-2020) en 4-6 (Erasmus+ 2021-2027).
(5) In het programma 2014-2020 stonden sportacties en Jean Monnet-acties los van de drie kernacties. In het programma 2021-2027 zijn sportacties geïntegreerd in de structuur van de kernacties, terwijl de Jean Monnet-acties daarvan gescheiden bleven.
(6) Het programma wordt uitgevoerd op basis van een combinatie van indirect beheer, voornamelijk door nationale agentschappen, en direct beheer door de Europese Commissie en haar Uitvoerend Agentschap onderwijs en cultuur.
(7) Aantal deelnemers, organisaties en projecten aan leermobiliteit.
(8) Waaronder verbeterde vaardigheden, competenties en kwaliteit op organisatieniveau.
(9) Enquête onder sociaaleconomische actoren, ondersteunende studie.
(10) Aantal mobiliteitsdeelnemers, organisaties en projecten die horizontale prioriteiten nastreven.
(11) Kansarme deelnemers, leerresultaten en gedragingen die verband houden met horizontale prioriteiten, organisaties die praktijken van hoge kwaliteit ontwikkelen.
(12) Verbeterde vaardigheden, Europees gevoel van verbondenheid/identiteit, grotere capaciteit van organisaties, bijdrage van beleidsontwikkeling, strategieën en samenwerking op programmagebieden.
(13) De gegevens voor 2021-2023 waren ten tijde van de evaluatie niet volledig. Dit geldt met name voor de nieuw ingevoerde acties, zoals sportmobiliteit.
(14) Zoals omschreven in de uitvoeringsrichtsnoeren voor de inclusie- en diversiteitsstrategie van het programma, omvatten deze belemmeringen handicaps, gezondheidsproblemen, belemmeringen die verband houden met onderwijs- en opleidingsstelsels, culturele verschillen, sociale barrières, economische uitdagingen, discriminatie en geografische obstakels.
(15) De steun voor groen reizen is verhoogd in 2024, na de afsluitingsdatum van de evaluatie.
(16) De uitvoeringsrichtsnoeren voor de groene en de digitale strategie zijn in november 2024 gepubliceerd.
(17) Bron: Gegevens van Eurostat.
(18) Personeelsmobiliteit is duurder vanwege een kortere gemiddelde duur en hogere kosten van levensonderhoud.
(19) Dit is ook van toepassing op de internationale studiepuntenmobiliteit die wordt ondersteund door de begrotingsbijdrage uit instrumenten van het externe beleid.
(20) Zoals dat ook voor de periode 2014-2020 gold, is personeelsmobiliteit duurder vanwege een kortere gemiddelde duur en hogere kosten van levensonderhoud.
(21) Met uitzondering van de vraag naar leermobiliteit van lerende volwassenen, die aan het begin van de huidige programmeringsperiode laag was.
(22) De totale MFK-toewijzing aan het programma 2014-2020 bedroeg 16,2 miljard EUR, en de indicatieve toewijzing aan het programma 2021-2027 is 28,6 miljard EUR. Deze bedragen zijn inclusief financiering uit instrumenten voor extern beleid.
(23) M. Draghi, The future of European competitiveness, 2024.
(24) E. Letta (2024), Much more than a market.