Toelichting bij COM(2025)571 - Bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2028-2034

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Achtergrond van het voorstel

In artikel 312 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (“VWEU”) is bepaald dat krachtens een verordening van de Raad, die met eenparigheid van stemmen en na goedkeuring van het Europees Parlement wordt vastgesteld, een meerjarig financieel kader (“MFK”) wordt vastgesteld voor een periode van ten minste vijf jaar. In het MFK “worden de jaarlijkse maximumbedragen aan kredieten voor vastleggingen per uitgavencategorie vastgesteld, alsmede het jaarlijkse maximumbedrag van de kredieten voor betalingen”, alsook “alle andere bepalingen die dienstig zijn voor het goede verloop van de jaarlijkse begrotingsprocedure”.

Het huidige MFK voor de jaren 2021-2027 (Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad) is vastgesteld op 17 december 2020 1 . Op 16 december 2020 hebben het Europees Parlement, de Raad en de Commissie het Interinstitutioneel Akkoord betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen 2 , goedgekeurd.

Sinds de vaststelling in 2020 is de MFK-verordening twee keer herzien. In december 2022 3 , na de niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde aanvalsoorlog van Rusland tegen Oekraïne, is de MFK-verordening gewijzigd om structurele steun aan Oekraïne mogelijk te maken; hierdoor kon in 2023 en 2024 18 miljard euro aan leningen worden verstrekt aan Oekraïne. In juni 2023, toen de eerste jaren van uitvoering van het MFK achter de rug waren, heeft de Commissie een tussentijdse herziening van het MFK gepresenteerd; dit omvatte een beoordeling van de duurzaamheid van de uitgavenmaxima 4 , vergezeld van een voorstel voor de herziening van de MFK-verordening 5 om de begroting van de Unie in staat te stellen beleidsmaatregelen in reactie op nieuwe uitdagingen te treffen en te voldoen aan wettelijke verplichtingen die niet binnen de bestaande maxima en evenmin door de bijna-uitgeputte flexibiliteit kunnen worden opgevangen. De herziening van de MFK-verordening is op 29 februari 2024 vastgesteld 6 , en was met terugwerkende kracht van toepassing met ingang van 1 januari 2024.

Overeenkomstig de eisen van artikel 312 VWEU bevat dit document het voorstel voor de verordening van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader met ingang van 1 januari 2028. De toelichting bevat ook informatie over het voorstel voor een nieuw interinstitutioneel akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer 7 (“IIA”), ter vervanging van het interinstitutioneel akkoord van 16 december 2020.

2. Een dynamische begroting van de Unie voor de prioriteiten van de toekomst

2.1.Belangrijkste politieke richtsnoeren

De voorstellen voor een nieuwe MFK-verordening (de “ontwerp-MFK-verordening”) en een nieuw IIA (het “ontwerp-IIA”) volgen de beginselen en belangrijkste politieke doelstellingen die zijn uiteengezet in de op 16 juli 2025 vastgestelde Mededeling van de Commissie “XXXXXXXXX” 8 (de “MFK-mededeling”), met name wat betreft de duur van het MFK, de volgens de politieke prioriteiten opgezette structuur, de behoefte aan grotere flexibiliteit, en de bedragen die voorzien zijn voor het MFK zelf.

2.2.MFK-structuur en MFK-maxima

Het voorgestelde MFK 2028-2034 wordt gestructureerd rond drie rubrieken, die overeenkomen met de belangrijkste activiteitensectoren van de Unie die door de begroting van de Unie worden ondersteund en die gericht zijn op het verwezenlijken van gedeelde beleidsprioriteiten. Een vierde rubriek heeft betrekking op uitgaven voor Europees openbaar bestuur. De structuur en beleidsmaatregelen van elke rubriek worden nader toegelicht in de MFK-mededeling.

Om de prioriteiten van de Unie in de periode van 1 januari 2028 tot en met 31 december 2034 te ondersteunen en om te kunnen voldoen aan haar terugbetalingsverplichtingen in het kader van NextGenerationEU, stelt de Commissie voor het MFK 2028-2034 een vastleggingsmaximum voor van 1 763,1 miljard euro in constante prijzen van 2025, wat overeenkomt met 1,26 % van het bni van de EU, en een overeenkomstig betalingsmaximum van 1 761miljard euro in constante prijzen van 2025, wat overeenkomt met 1,26 % van het bni van de EU.

Samen met dit voorstel dient de Commissie een herzien voorstel in voor een besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie 9 .

2.3.Flexibiliteit

In een snel evoluerend internationaal landschap moet de Unie kunnen optreden - en reageren - als de omstandigheden veranderen. Daarom stelt de Commissie meer flexibiliteit in de langetermijnbegroting voor, zonder te raken aan de voorspelbaarheid die van de EU-begroting een krachtige motor voor investeringen maakt.

Een aantal parameters, zoals de duur van de periode waarop het MFK betrekking heeft, het aantal en het ontwerp van de uitgavenrubrieken, het aandeel van EU-uitgaven dat vooraf aan de lidstaten wordt toegewezen of vooraf is bepaald in wetgeving betreffende sectorale uitgavenprogramma’s, de binnen elk uitgavenplafond beschikbare marges en de resterende marges tussen de maxima van het financieel kader en het maximum van de eigen middelen, beïnvloeden de mate van flexibiliteit dan wel rigiditeit van een financieel kader. Bij de opstelling van haar voorstellen voor het volgende MFK heeft de Commissie rekening gehouden met die elementen.

De belangrijkste flexibiliteitsinstrumenten voor de periode 2028-2034 zijn een eenvoudiger architectuur van het MFK, met minder programma’s, een hoger aandeel niet-geprogrammeerde bedragen, en mechanismen en ingebouwde reserves om beter, sneller en met minder verstoringen te kunnen reageren op evoluerende behoeften.

Het volgende MFK moet een beter evenwicht vinden tussen de voorspelbaarheid en de flexibiliteit van investeringen, teneinde de uitgavenfocus te kunnen aanpassen en te kunnen reageren op onverwachte behoeften en crisissen.

Indicatieve financiële toewijzingen voor uitgavenprogramma’s en -instrumenten moeten de belangrijkste referentie blijven voor de meerjarige financiële programmering, maar de begrotingsautoriteit moet de uitgavenfocus kunnen aanpassen in de jaarlijkse begrotingsprocedure.

De speciale instrumenten die het mogelijk maken om kredieten boven de begrotingsmaxima op te nemen, worden gerationaliseerd; het gaat om het enkelvoudig marge-instrument, dat het mogelijk maakt ongebruikte marges uit het verleden, die onder de maxima van de MFK-rubrieken bleven, samen te voegen en te gebruiken voor om het even welk beleidsterrein, en het flexibiliteitsinstrument, dat voorziet in steun voor nieuwe of onverwachte behoeften. Naast een vast jaarlijks bedrag zal het flexibiliteitsinstrument bedragen omvatten die gelijk zijn aan vrijmakingen in het voorgaande jaar en aan nettoboetes die het voorgaande jaar in de begroting zijn opgenomen.

Het gestroomlijnde flexibiliteitsinstrumentarium dat in de ontwerp-MFK-verordening wordt voorgesteld, omvat één thematisch speciaal instrument voor de financiering van steun aan Oekraïne (“de reserve voor Oekraïne”) en twee niet-thematische speciale instrumenten die voortbouwen op de bestaande mechanismen die zijn versterkt in het MFK 2021-2027: het enkelvoudig marge-instrument en het flexibiliteitsinstrument.

3. Juridische elementen van het voorstel

Rechtsgrondslag

Artikel 312 VWEU en artikel 106 bis van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie vormen de rechtsgrondslag voor de vaststelling van het MFK.

Subsidiariteit

Het initiatief betreft een beleidsterrein waarvoor de EU exclusief bevoegd is (krachtens artikel 312 VWEU). Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheid

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: het is immers beperkt tot het minimum dat vereist is om de genoemde doelstellingen op Europees niveau te verwezenlijken en gaat niet verder dan wat daarvoor nodig is.

4. Artikelsgewijze toelichting

4.1.Verordening inzake het meerjarig financieel kader

De bepalingen van de ontwerp-MFK-verordening zijn gestructureerd in vier hoofdstukken.

Inhoudsopgave

1.

Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen


Artikel 1 - Meerjarig financieel kader

Artikel 1 heeft betrekking op de duur van het MFK, namelijk zeven jaar, van 1 januari 2028 tot en met 31 december 2034.

2.

Artikel 2 - Inachtneming van de maxima van het MFK


Dit artikel is gebaseerd op artikel 2 van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093, dat wordt vereenvoudigd, gestroomlijnd en aangepast aan de recente ontwikkelingen in verband met Oekraïne.

Lid 1 van artikel 2 verwijst naar de bijlage met de tabel van de maxima van het MFK, en verplicht de instellingen ertoe deze maxima tijdens de begrotingsprocedure in acht te nemen, overeenkomstig de bepalingen van het VWEU. De verwijzingen naar specifieke beleidsterreinen worden geschrapt.

Lid 2 introduceert de speciale instrumenten, die in hoofdstuk 3 (artikelen 6, 7 en 8) nader worden omschreven, en bepaalt dat deze instrumenten in beginsel niet in het MFK worden opgenomen en dat de financiering ervan in specifieke omstandigheden boven de maxima van het MFK wordt verstrekt, wat geldt voor zowel de vastleggingskredieten als de bijbehorende betalingskredieten.

In navolging van de bepalingen van voorgaande MFK’s, bepaalt lid 3 dat de budgettaire dekking van financiële bijstand aan de lidstaten in de vorm van leningen, alsook financiële bijstand in de vorm van leningen aan Oekraïne, is uitgesloten van het MFK.

Indien de Unie moet voldoen aan terugbetalingsverplichtingen met middelen uit de begroting van de Unie - wanneer een begunstigde staat (een lidstaat of Oekraïne) niet tijdig het verschuldigde bedrag overmaakt - zouden de nodige bedragen ter beschikking worden gesteld boven de MFK-maxima en met inachtneming van het maximum van de eigen middelen (de zogenaamde “begrotingsruimte”).

3.

Artikel 3 - Inachtneming van het maximum van de eigen middelen


In dit artikel is de tekst van artikel 3 van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 overgenomen. Het maximum van de eigen middelen moet in elk jaar in acht worden genomen. Indien de maxima voor betalingskredieten leiden tot een hoger afroepingspercentage van de eigen middelen dan het maximum van de eigen middelen, moeten de maxima van het MFK worden aangepast door een herziening van het MFK (artikel 9).

4.

Hoofdstuk 2 - Aanpassing van het MFK en specifieke bepalingen


Artikel 4 - Technische aanpassingen

Dit artikel is gebaseerd op de tekst van artikel 4 van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093. Het financieel kader wordt uitgedrukt in constante prijzen van 2025. Het eerste lid is vereenvoudigd en aangepast om de ontwikkelingen in verband met speciale instrumenten weer te geven.

Het tweede lid voorziet in een nieuwe methode om de bedragen van de uitgavenmaxima en andere in het MFK uiteengezette bedragen om te zetten van constante prijzen van 2025 in lopende prijzen. Deze nieuwe methode is bedoeld om problemen in verband met een volatiele inflatie aan te pakken. De jaarlijkse aanpassing blijft gebaseerd op een vaste, maar aanpasbare deflator. In de praktijk zal de jaarlijkse prijsaanpassing gelijk zijn aan 2 % wanneer de inflatie in de EU tussen 1 % en 3 % ligt, en aan het werkelijke inflatiepercentage wanneer de werkelijke inflatie lager is dan 1 % of hoger dan 3 %. Het referentie-inflatiepercentage zal de bbp-deflator van de EU-27 zijn.

De rest van de bepaling, met inbegrip van de procedure, blijft hetzelfde als in de huidige verordening.

5.

Artikel 5 - Bepalingen inzake maatregelen die verband houden met een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting


Dit artikel bevat specifieke bepalingen om ervoor te zorgen dat vastleggingskredieten beschikbaar zijn gedurende de toegestane periode van de opschorting wanneer maatregelen betreffende de opschorting van vastleggingen in de begroting worden vastgesteld overeenkomstig artikel 5, lid 1, punt b), i) en ii), van Verordening (EU, Euratom) 2020/2092 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting 10 . In dat geval worden de vastleggingskredieten van het betrokken begrotingsjaar overgedragen naar de volgende begrotingsjaren.

De overdracht is beperkt tot een periode van twee jaar, overeenkomstig de termijn van artikel 7, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) 2020/2092, waarna de overgedragen vastleggingskredieten komen te vervallen indien geen uitvoeringsbesluit van de Raad tot opheffing van de opschorting is vastgesteld.

6.

Hoofdstuk 3 - Speciale instrumenten


Het hoofdstuk over speciale instrumenten is vereenvoudigd en gestroomlijnd. Het gestroomlijnde flexibiliteitsinstrumentarium dat in de voorgestelde MFK-verordening wordt uiteengezet, omvat slechts één thematisch speciaal instrument voor de financiering van steun aan Oekraïne en twee niet-thematische speciale instrumenten die voortbouwen op de bestaande mechanismen die zijn versterkt in het MFK 2021-2027: het enkelvoudig marge-instrument en het flexibiliteitsinstrument. Deze twee niet-thematische speciale instrumenten zijn de enige instrumenten die de mogelijkheid bieden om onvoorspelbare gebeurtenissen of nieuwe en opkomende prioriteiten in alle begrotingsonderdelen aan te pakken.

7.

Artikel 6 - Reserve voor Oekraïne


Er wordt een nieuw thematisch speciaal instrument gecreëerd om de Unie in staat te stellen Oekraïne te blijven steunen zolang dat nodig is en vastberaden te helpen op zijn weg naar toetreding tot de Unie. Dit speciale instrument is gekoppeld aan Verordening (EU) [XXX] 11 van het Europees Parlement en de Raad [Europa in de wereld]. De kredieten voor het deel van de steun aan Oekraïne in het kader van [Europa in de wereld] die worden verstrekt in de vorm van niet-terugbetaalbare steun en voorzieningen voor begrotingsgaranties, worden verstrekt via dit thematisch speciaal instrument. De vastleggingskredieten en de bijbehorende betalingskredieten worden jaarlijks beschikbaar gesteld in het kader van de in artikel 314 VWEU beschreven begrotingsprocedure, boven de maxima van het MFK.

8.

Artikel 7 - Enkelvoudig marge-instrument


Dit artikel komt overeen met artikel 11 van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093, maar is vereenvoudigd. Net als in het kader van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 maakt het enkelvoudig marge-instrument het mogelijk gebruik te maken van beschikbare vastleggings- en/of betalingsmarges uit het verleden om extra uitgaven boven de maxima te financieren.

Het mechanisme van artikel 11, lid 1, punt a), van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 wordt gehandhaafd en omgedoopt tot overkoepelende marge voor vastleggingen. Het mechanisme van artikel 11, lid 1, punt b), van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 wordt gehandhaafd en omgedoopt tot overkoepelende marge voor betalingen. Beide zijn van toepassing vanaf 2029. Het mechanisme van artikel 11, lid 1, punt c), van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 wordt omgedoopt tot marge voor onvoorziene uitgaven. Het blijft een laatste redmiddel dat alleen mag worden gebruikt als de overkoepelende marge voor vastleggingen en de overkoepelende marge voor betalingen ontoereikend zijn. Zoals in Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 mogen de overkoepelende marge voor vastleggingen en de marge voor onvoorziene uitgaven door het Europees Parlement en de Raad worden gebruikt in het kader van de begrotingsprocedure overeenkomstig artikel 314 VWEU. De marge voor onvoorziene uitgaven wordt voor een bepaald jaar beperkt tot maximum [0,04 %] van het bni van de Unie. De aanpassing voor de overkoepelende marge voor betalingen wordt met ingang van 2029 door de Commissie uitgevoerd als onderdeel van de in artikel 4 bedoelde technische aanpassing.

9.

Artikel 8 - Flexibiliteitsinstrument


Dit artikel komt overeen met artikel 12 van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093. Het jaarlijkse vaste bedrag van het flexibiliteitsinstrument zal worden verhoogd tot 2 miljard euro (in prijzen van 2025).

Daarnaast, en in overeenstemming met de mechanismen in het huidige MFK (EURI-instrument en programmaspecifieke aanpassing), zal het flexibiliteitsinstrument elk jaar worden versterkt met:

–een bedrag gelijk aan vrijmakingen van andere kredieten dan externe bestemmingsontvangsten in het jaar n-2, met uitzondering van de bedragen aan vrijmakingen die opnieuw ter beschikking zijn gesteld overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 en de bepalingen van Verordening [(EU) XXXX/XX] [Fonds voor nationaal en regionaal partnerschap], en

–een bedrag gelijk aan door de instellingen van de Unie opgelegde nettoboetes, andere dwangsommen en sancties en de rente of andere daardoor gegenereerde inkomsten 12 , dat overeenkomstig artikel 107 van het Financieel Reglement in de begroting van het jaar n-2 wordt opgenomen.

De berekening van de in het kader van het flexibiliteitsinstrument beschikbare bedragen zal nog steeds worden bekendgemaakt in het kader van de in artikel 4 bedoelde jaarlijkse technische aanpassing. Het Europees Parlement en de Raad kunnen middelen uit het flexibiliteitsinstrument ter beschikking stellen in het kader van de in artikel 314 VWEU beschreven begrotingsprocedure. Ongebruikte bedragen in het kader van het flexibiliteitsinstrument kunnen gedurende de gehele MFK-periode worden overgedragen.

10.

Hoofdstuk 4 - Herziening van het MFK


Onverminderd het initiatiefrecht van de Commissie hebben de bepalingen van dit hoofdstuk betrekking op gevallen waarin een herziening van het MFK noodzakelijk wordt geacht; ze moeten dan ook specifiek worden vastgesteld in de MFK-verordening.

11.

Artikel 9 - Herziening van het MFK om ervoor te zorgen dat het maximum van de eigen middelen in acht wordt genomen


Dit artikel verwijst naar de verplichting om de MFK-maxima zo nodig naar beneden bij te stellen om ervoor te zorgen dat het maximum van de eigen middelen in acht wordt genomen (artikel 3, lid 2).

12.

Artikel 10 - Herziening van het MFK in geval van een herziening van de Verdragen


In dit artikel is de tekst van artikel 15 van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 overgenomen.

13.

Artikel 11 - Herziening van het MFK in geval van toetreding van nieuwe lidstaten tot de Unie


Dit artikel heeft betrekking op de toetreding van nieuwe lidstaten tot de Unie.

14.

Artikel 12 - Herziening van het MFK in geval van hereniging van Cyprus


In dit artikel is de tekst van artikel 17 van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 overgenomen.

15.

Hoofdstuk 5 - Slotbepalingen


Artikel 13 - Overgang naar het volgend MFK

De formulering van dit artikel komt overeen met artikel 21 van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093. Dit artikel verplicht de Commissie ertoe om uiterlijk op 1 juli 2033 een voorstel voor een nieuw MFK in te dienen.

16.

Artikel 14 - Inwerkingtreding en toepassing


In het laatste artikel worden de datum van inwerkingtreding en de datum van toepassing van de MFK-verordening vastgesteld.

Het IIA moet op dezelfde dag in werking treden omdat de twee wetteksten elkaar aanvullen.

4.2.Interinstitutioneel Akkoord betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer

Het ontwerp van een nieuw IIA bouwt voort op de samenwerkingsregelingen die in eerdere MFK’s zijn vastgesteld, teneinde de interinstitutionele samenwerking in begrotingszaken en de werking van de jaarlijkse begrotingsprocedure te verbeteren. De beginselen die oorspronkelijk in het IIA waren vastgelegd, zijn opgenomen in de herschikking van het Financieel Reglement in 2024. Die beginselen hoeven derhalve niet meer in het ontwerp-IIA te worden opgenomen.

17.

Inleiding - punten 1 tot en met 6 van het ontwerp-IIA


Het inleidend gedeelte van het ontwerp-IIA bevat een verwijzing naar artikel 295 VWEU, benadrukt het bindende karakter van het akkoord, de samenhang ervan met andere wetteksten die verband houden met het MFK en de begrotingsprocedure, beschrijft de structuur van het ontwerp-IIA en stelt de datum van inwerkingtreding ervan vast (dezelfde datum als de MFK-verordening).

18.

Deel I - Interinstitutionele samenwerking met betrekking tot het MFK


A. Bepalingen met betrekking tot interinstitutionele samenwerking gedurende de procedure die tot de vaststelling van het MFK leidt

Punt 7 stemt overeen met punt 15 van het huidige IIA. Het voorziet in samenwerkingsmaatregelen tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (“de instellingen”) tijdens de onderhandelingen over de MFK-verordening of een herziening daarvan als bedoeld in artikel 312, lid 5, VWEU, teneinde de vaststelling van de MFK-verordening volgens de bijzondere wetgevingsprocedure van artikel 312, lid 2, VWEU te vergemakkelijken.

19.

B. Bepalingen in verband met speciale instrumenten


De punten 8 en 9 stellen de procedures vast voor het gebruik van de volgende speciale instrumenten als bedoeld in de MFK-verordening: het flexibiliteitsinstrument en de marge voor onvoorziene uitgaven.

20.

Deel II - Verbetering van de interinstitutionele samenwerking in begrotingszaken


A. Procedure voor interinstitutionele samenwerking

De punten 10 en 11 verwijzen naar de opname van financiële bepalingen in juridisch bindende handelingen van de Unie met betrekking tot meerjarenprogramma’s of -instrumenten en naar de indicatieve financiële programmering.

Punt 11 bevat nadere gegevens over de informatie die in de financiële programmering moet worden opgenomen, met vermelding van meerjarenprogramma’s, rechtshandelingen waarbij taken worden vastgesteld of toevertrouwd aan gedecentraliseerde agentschappen, en jaarlijkse acties. De indicatieve financiële programmering moet ook op transparante wijze niet-toegewezen reserves en “buffers” binnen meerjarenprogramma’s tonen.

21.

B. Gedecentraliseerde agentschappen en Europese scholen


De reeds lang bestaande regelingen en procedures voor interinstitutionele samenwerking inzake de financiering van nieuwe gedecentraliseerde agentschappen of nieuwe wetgeving met wijzigingen van de taken van bestaande gedecentraliseerde agentschappen, worden gehandhaafd (punten 12, 13 en 14). Zij blijven ongewijzigd ten opzichte van het huidige IIA.

22.

C. Procedure voor begrotingstoezicht op nieuwe voorstellen op basis van artikel 122 VWEU die aanzienlijke gevolgen voor de begroting van de Unie kunnen hebben


In de punten 15 en 16 wordt de procedure voor het begrotingstoezicht op nieuwe voorstellen op basis van artikel 122 VWEU met mogelijke aanzienlijke gevolgen voor de begroting van de Unie, die oorspronkelijk op 16 december 2020 in de vorm van een gezamenlijke verklaring is overeengekomen, opgenomen in het ontwerp-IIA 13 .

23.

Deel III - Interinstitutionele samenwerking tijdens de jaarlijkse begrotingsprocedure


Dit deel van het ontwerp-IIA en de bijlage bevatten beginselen en gedetailleerde regelingen voor de samenwerking tussen de instellingen in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure.

In punt 17 worden de beginselen voor de samenwerking tussen de instellingen uiteengezet om de jaarlijkse begrotingsprocedure te vergemakkelijken, met inbegrip van de organisatie van begrotingstrialogen, die voorheen in artikel 19 van de MFK-verordening waren uiteengezet. De gedetailleerde procedures zijn, zoals voorheen, beschreven in de bijlage bij het ontwerp-IIA.

Punt 18 betreft de marges onder de maxima en het beginsel van goed financieel beheer in de jaarlijkse begrotingsprocedure, zoals vermeld in punt 7 van het huidige IIA. In de MFK-verordening worden voor alle rubrieken jaarlijkse uitgavenmaxima vastgesteld die tijdens de jaarlijkse begrotingsprocedure in acht moeten worden genomen, zoals vereist uit hoofde van de Verdragen. De praktijk om er zoveel mogelijk voor te zorgen dat onder de maxima voldoende marges beschikbaar blijven, moet evenwel worden behouden. Dit vormt een onderdeel van de interinstitutionele samenwerking en de goede wil van de instellingen bij de begrotingsprocedure.

24.

A. Begrotingsuitvoering, betalingen en nog te betalen vastleggingen (RAL)


Naast de begrotingstrialogen die op belangrijke momenten van de jaarlijkse begrotingsprocedure worden georganiseerd, is de praktijk van interinstitutionele bijeenkomsten over specifieke kwesties een waardevol instrument gebleken voor wederzijdse informatie en gedachtewisselingen tussen de instellingen. Voorgesteld wordt deze regeling voort te zetten, zoals beschreven in punt 19 van het ontwerp-IIA; voorheen waren dergelijke vergaderingen in de bijlage bij het IIA opgenomen.

Naast de betalingsramingen en het toezicht op de ontwikkeling van de nog te betalen vastleggingen, kunnen deze vergaderingen een gelegenheid zijn voor de presentatie en gedachtewisseling over specifieke verslagen waarin het Financieel Reglement voorziet en die relevant zijn voor de begrotingsautoriteit, zoals een langetermijnprognose van toekomstige in- en uitstromen en de jaarlijkse evaluatie van de financiën van de Unie op basis van de bereikte resultaten (artikel 253, lid 1, punten c) en e), van het Financieel Reglement) of het jaarverslag over voorwaardelijke verplichtingen die voortvloeien uit begrotingsgaranties en financiële bijstand en de houdbaarheid van die voorwaardelijke verplichtingen (artikel 256 van het Financieel Reglement).

25.

B. Uitgaven betreffende visserijovereenkomsten


In de punten 20 en 21 worden de regelingen van het huidige IIA met betrekking tot samenwerking en informatie over begrotingszaken in verband met visserijovereenkomsten gehandhaafd, met verduidelijkingen over de bedragen die in de begroting respectievelijk op het operationele begrotingsonderdeel of in de reserve moeten worden opgenomen. Voorgesteld wordt om bedragen voor nieuwe visserijovereenkomsten of voor de verlenging van visserijovereenkomsten die naar verwachting uiterlijk op 1 januari van het betrokken begrotingsjaar in werking zullen treden of voorlopig zullen worden toegepast, op te nemen in het belangrijkste operationele begrotingsonderdeel.

26.

C. Financiering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid


In punt 22 is de tekst van punt 22 van het huidige IIA overgenomen.

Punt 23 stemt grotendeels overeen met punt 23 van het huidige IIA.

Punt 24 is ongewijzigd ten opzichte van het huidige IIA.

27.

Bijlage - Interinstitutionele samenwerking tijdens de begrotingsprocedure


De in de bijlage opgenomen bepalingen zijn grotendeels ongewijzigd uit het huidige IIA overgenomen, aangezien zij een solide basis voor de samenwerking tussen de instellingen bleken te zijn.

In de punten 2 en 5 worden echter wijzigingen aangebracht om te verduidelijken dat:

–de instellingen tijdens de eerste trialoog van het jaar de financieringsprioriteiten voor het komende begrotingsjaar zullen bespreken, rekening houdend met de beleidsprioriteiten van de Unie die de instellingen in relevante documenten hebben vastgesteld. De besprekingen zijn bedoeld om de begrotingsprocedure te onderbouwen en na te gaan hoe de prioriteiten het best in de volgende begroting tot uiting kunnen komen.

–In het voorstel van de Commissie voor de ontwerpbegroting moeten de feitelijke financieringsbehoeften van de Unie worden weergegeven, in overeenstemming met de beleidsprioriteiten van de Unie.