Toelichting bij COM(2025)574 - Stelsel van eigen middelen van de EU - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2025)574 - Stelsel van eigen middelen van de EU. |
---|---|
bron | COM(2025)574 ![]() ![]() |
datum | 16-07-2025 |
De Europese Unie wordt geconfronteerd met toenemende eisen op belangrijke gebieden zoals concurrentievermogen, defensie, veiligheid, de groene en digitale transitie en weerbaarheid tegen externe schokken. Daarnaast moet het volgende meerjarig financieel kader (“MFK”) voorzien in de terugbetaling van NextGenerationEU zonder onnodige bezuinigingen op EU-programma’s of een buitensporige verhoging van de bni-bijdragen. Hoewel het huidige stelsel van eigen middelen heeft gezorgd voor een stabiele en voorspelbare financiering van de EU-begroting, is het grotendeels en in toenemende mate afhankelijk van bni-bijdragen, die hun grenzen zullen bereiken naarmate de financieringsbehoeften toenemen. De EU-begroting heeft tot doel Europese meerwaarde voor iedereen tot stand te brengen, en dit vraagt om gezamenlijke financiering van gemeenschappelijke prioriteiten. De invoering van nieuwe eigen middelen zal de lasten voor de lidstaten verminderen en de duurzame financiering van gemeenschappelijk EU-beleid en de terugbetaling van NextGenerationEU waarborgen. Bovendien hebben de afgelopen jaren aangetoond dat de EU-begroting flexibeler moet kunnen reageren op crises en een veranderende wereld.
Overeenkomstig het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 2020 1 heeft de Commissie in 2021 en 2023 voorstellen ingediend om nieuwe eigen middelen in te voeren, die nog niet zijn goedgekeurd. Het onderhavige voorstel bouwt voort op de eerdere voorstellen en besprekingen. Het is in overeenstemming met de politieke prioriteiten van de EU in het kader van het volgende MFK en zou aanzienlijke inkomsten genereren. De eigen middelen zijn gebaseerd op bestaande sectorale wetgeving of het eigenmiddelenbesluit zelf en kunnen met redelijke administratieve lasten worden uitgevoerd.
De eigen middelen uit het emissiehandelssysteem blijven een centraal element van de voorstellen van de Commissie, aangezien zij nauw verbonden zijn met de klimaatdoelstellingen van de Unie en een aanzienlijk inkomstenpotentieel hebben. Als 30 % van de ontvangsten naar de EU-begroting gaat, zouden de meeste opbrengsten uit de veiling van emissierechten naar de nationale begrotingen blijven vloeien. Voorts heeft de Commissie besloten zich opnieuw uitsluitend te richten op ontvangsten uit het reeds bestaande emissiehandelssysteem (ETS1) en de eigen middelen niet te baseren op het nieuwe emissiehandelssysteem voor de wegvervoersector en de gebouwensector (ETS2).
De eigen middelen uit het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie (“CBAM”) kunnen worden beschouwd als de “externe dimensie” van het ETS en blijven daarom integraal deel uitmaken van het pakket. Het CBAM zorgt ervoor dat de invoer in de EU onderworpen is aan de koolstofprijs die gelijkwaardig is aan de productie van dezelfde goederen in de EU.
–Nieuwe eigen middelen op basis van de hoeveelheid niet ingezamelde elektrische en elektronische apparatuur (“e-afval”) die tot positieve milieuresultaten zouden leiden en tegelijkertijd de strategische autonomie van de Unie op het gebied van kritieke grondstoffen zouden ondersteunen. De invoering van nieuwe eigen middelen op basis van het door de lidstaten gerapporteerde niet-ingezamelde e-afval zou afvalvermindering stimuleren en vooruitgang op het gebied van inzamelingsregelingen aanmoedigen. De eigen middelen uit e-afval zouden gebaseerd zijn op reeds bestaande gegevens die door de lidstaten aan Eurostat zijn gerapporteerd, en worden berekend door een tarief van 2 EUR per kg toe te passen op niet-ingezameld e-afval. Om de reële waarde van het afdrachtpercentage te handhaven, zou het tarief vervolgens jaarlijks worden aangepast aan de inflatie.
–Eigen middelen uit tabaksaccijnzen (TEDOR) zouden de doelstellingen van het gezondheidsbeleid van de EU ondersteunen en het grensoverschrijdend winkelen voor bepaalde producten aanpakken, dat momenteel wordt beïnvloed door belastingverschillen tussen de lidstaten, en aanzienlijke inkomsten voor de EU-begroting genereren. Het voorstel is een aanvulling op het voorstel voor een herschikking van de richtlijn van de Raad inzake tabaksaccijnzen, die tot doel heeft de minimumaccijnzen in de EU aan te passen en het toepassingsgebied van de richtlijn uit te breiden tot nieuwe producten. De voorgestelde TEDOR is echter niet juridisch afhankelijk van de vaststelling van de herschikking van de richtlijn van de Raad. Voor alle lidstaten zou een afdrachtpercentage van 15 % worden toegepast op de hoeveelheden tabaksfabrikaten en op de hoeveelheden tot verbruik uitgeslagen aan tabak verwante producten vermenigvuldigd met het voor elke lidstaat geldende minimumpercentage.
–Eigen middelen uit het bedrijfsleven voor Europa (CORE) moeten ervoor zorgen dat het bedrijfsleven, dat actief is op de grootste eengemaakte markt ter wereld met meer dan 450 miljoen consumenten, bijdraagt aan de financiering van de EU-begroting. De eigen middelen zouden gericht zijn op EU-ondernemingen en ondernemingen uit derde landen met een vaste inrichting in de EU met een jaarlijkse netto-omzet van meer dan 100 miljoen EUR. De CORE zou worden vastgesteld in de vorm van een jaarlijkse forfaitaire bijdrage, gedifferentieerd volgens netto-omzet van de ondernemingen.
Er worden gerichte aanpassingen van de bestaande eigen middelen voorgesteld om de inkomstenbasis van de EU-begroting te behouden. Het afdrachtpercentage voor de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval, dat aan het begin van het huidige MFK is ingevoerd, werd vastgesteld op een vast bedrag van 0,8/kg EUR. De inflatie heeft de reële waarde van de ontvangsten uit deze eigen middelen echter aanzienlijk uitgehold. Om dit te corrigeren, wordt voorgesteld het afdrachtpercentage in 2028 te verhogen tot een nieuw niveau van 1 EUR/kg en vanaf dat moment het jaarlijks aan de inflatie aan te passen. Bovendien leidt het huidige niveau van 25 % van de douanerechten die de lidstaten inhouden om hun inningskosten te dekken ertoe dat een groot deel van de eigen middelen niet ter beschikking van de begroting van de Unie wordt gesteld. Daarom wordt voorgesteld het aandeel van de inningskosten te verlagen tot 10 %. Tot slot wordt in het voorstel verduidelijkt dat bedragen in verband met elektronische handel zoals vastgesteld in het douanewetboek van de Unie onder de categorie traditionele eigen middelen vallen.
Om een transparant stelsel van eigen middelen te waarborgen, zullen er geen aanpassingen van de eigen middelen plaatsvinden. Bijgevolg zullen de aftopping van de btw-grondslag en de forfaitaire verlagingen van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval en de bni-middelen worden stopgezet.
Met het oog op mogelijke wijzigingen in het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen (“ESR 2010”) verduidelijkt het voorstel de aanpak en de behandeling van dergelijke wijzigingen, voor zover relevant voor het stelsel van eigen middelen.
De afgelopen jaren is gebleken dat de frequentie, de ernst en de omvang van zware crises, tegenspoed of de dreiging daarvan zijn toegenomen. De rigiditeit van de huidige begrotingsinfrastructuur heeft de Unie beperkt in haar reactie op dergelijke gebeurtenissen. Daarom moet een nieuw buitengewoon mechanisme worden ingesteld om in de periode van het komende MFK 2028-2034 op dergelijke gebeurtenissen te reageren. Het besluit om dit buitengewone en gerichte crisisresponsmechanisme in werking te stellen wordt genomen door de Raad, rekening houdend met de specifieke kenmerken en behoeften van een bepaalde crisis. De Raad besluit door middel van een verordening van de Raad, die wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 311, vierde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), na goedkeuring door het Europees Parlement. Indien een dergelijk buitengewoon crisisresponsmechanisme wordt geactiveerd, wordt het uitgevoerd volgens de regels van het meest relevante programma of instrument.
De verordening van de Raad zal toestaan dat de Commissie op de kapitaalmarkten het bedrag van de leningen aan de lidstaten opneemt. In de verordening van de Raad worden ook de beginselen voor de terugbetaling vastgesteld. Dit buitengewone crisisresponsinstrument zal worden ondersteund door een specifieke verhoging van het maximum van de eigen middelen.
2. RECHTSKADER
2.1. Eigenmiddelenbesluit
Overeenkomstig artikel 311, lid 3, VWEU kan de Raad, na raadpleging van het Europees Parlement, “nieuwe categorieën eigen middelen vaststellen of een bestaande categorie afschaffen”. Die bepaling biedt uitdrukkelijk de mogelijkheid om nieuwe eigen middelen te creëren.
Overeenkomstig de bijzondere wetgevingsprocedure van artikel 311, lid 3, VWEU stelt de Raad, na raadpleging van het Europees Parlement, het besluit met eenparigheid van stemmen vast. Het besluit treedt in werking zodra het door de lidstaten overeenkomstig hun grondwettelijke bepalingen is goedgekeurd.
In dit voorstel van de Commissie wordt ten volle gebruik gemaakt van deze mogelijkheid door een begin te maken met de invoering van verschillende nieuwe eigen middelen.
2.2. Uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen en terbeschikkingstellingsverordeningen
Artikel 311, vierde alinea, VWEU bepaalt dat “[d]e Raad volgens een bijzondere wetgevingsprocedure bij verordeningen de uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen van de Unie vast[stelt] voor zover het [eigenmiddelen]besluit daarin voorziet”. Die bepaling introduceert de mogelijkheid om, binnen de krijtlijnen uitgetekend door het eigenmiddelenbesluit, met betrekking tot het stelsel van de eigen middelen specifieke uitvoeringsmaatregelen vast te stellen in een verordening (“IMSOR”). De bepaling omvat geen aspecten van het stelsel van de eigen middelen die verband houden met de terbeschikkingstelling van de eigen middelen en om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien (zie hierna).
De IMSOR moet bepalingen van algemene aard bevatten die van toepassing zijn op alle soorten eigen middelen. Hier gaat het vooral om kwesties van controle en toezicht op ontvangsten en de daarmee samenhangende bevoegdheden van controleurs van de Commissie. De IMSOR zal ook enkele uitvoeringsaspecten van de CORE omvatten.
Naast de uitvoeringsmaatregelen worden de operationele vereisten voor de terbeschikkingstelling van de eigen middelen aan de EU-begroting en de rekeningen van de Commissie nader vastgesteld in Raadsverordeningen overeenkomstig artikel 322, lid 2, VWEU.
Er zijn nieuwe bepalingen nodig voor de terbeschikkingstelling van alle nieuwe eigen middelen.
De Commissie zal in een later stadium de nodige voorstellen indienen.