Overwegingen bij COM(2013)892 - Klonen van runder-, schaap-, varken-, geit- en paardensoorten gehouden en gefokt als landbouwhuisdieren

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Bij Richtlijn 98/58/EG van de Raad[14] zijn algemene minimumnormen vastgesteld voor het welzijn van dieren die voor landbouwdoeleinden worden gefokt of gehouden. Daarin worden de lidstaten ertoe opgeroepen te voorkomen dat landbouwhuisdieren onnodig aan pijn of leed worden blootgesteld of dat hen onnodig letsel wordt toegebracht. Als klonen onnodig tot pijn, leed of letsel leidt, moeten de lidstaten op nationaal niveau optreden om dat te voorkomen. Verschillende nationale benaderingen voor het klonen van dieren kunnen leiden tot marktverstoringen. Daarom moet worden gewaarborgd dat voor alle partijen die bij de productie en distributie van levende dieren in de Unie betrokken zijn, dezelfde voorwaarden gelden.

(2) De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft bevestigd dat draagmoederdieren die voor het klonen worden gebruikt, in het bijzonder lijden aan placentadisfuncties, die een verhoogd aantal miskramen veroorzaken[15]. Dit draagt, onder meer, bij tot de geringe efficiëntie van deze techniek (6 tot 15 % bij runderen en 6 % bij varkens) en tot de noodzaak om kloonembryo's in verscheidene draagmoederdieren te implanteren om één kloon te verkrijgen. Bovendien leiden anomalieën van de klonen en buitensporig grote jongen tot moeilijke bevallingen en neonatale sterfte.

(3) Met het oog op de doelstellingen van het landbouwbeleid van de Unie, de resultaten van de recente wetenschappelijke beoordelingen van de EFSA en het dierenwelzijnsvereiste in artikel 13 van het Verdrag is het raadzaam om de toepassing van kloontechnieken bij de productie van dieren van bepaalde soorten voor landbouwdoeleinden, voorlopig te verbieden.

(4) Momenteel is het vooral waarschijnlijk dat runderen, varkens, schapen, geiten en paardachtigen voor landbouwdoeleinden worden gekloond. Daarom moet het toepassingsgebied van deze richtlijn worden beperkt tot het klonen van deze vijf soorten voor landbouwdoeleinden.

(5) Verwacht wordt dat de kennis over het effect van de kloontechniek op het welzijn van de gebruikte dieren zal toenemen. De kloontechniek zal waarschijnlijk mettertijd verbeteren. Daarom moeten de verboden slechts tijdelijk gelden. Deze richtlijn moet daarom binnen een redelijke termijn worden geëvalueerd, waarbij rekening wordt gehouden met de ervaring die de lidstaten met de toepassing ervan hebben opgedaan, met de wetenschappelijke en technische vooruitgang en met internationale ontwikkelingen.

(6) Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name de vrijheid van ondernemerschap en de vrijheid van wetenschappen. Deze richtlijn moet overeenkomstig die rechten en beginselen worden toegepast.