Overwegingen bij COM(2023)415 - Productie en het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal, tot wijziging van de Verordeningen (EU) 2016/2031 en (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 1999/105/EG (verordening betreffende bosbouwkundig teeltmateriaal) - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2023)415 - Productie en het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal, tot wijziging van de Verordeningen (EU) 2016/2031 en ... |
---|---|
document | COM(2023)415 ![]() ![]() |
datum | 5 juli 2023 |
(2)Bossen bedekken ongeveer 45 % van het landoppervlak in de Unie en vervullen een multifunctionele rol die sociale, economische, ecologische en culturele functies omvat. Bossen vervullen als koolstofput een primaire functie in het klimaatmitigatiebeleid. Hoogwaardig, klimaataangepast en divers bosbouwkundig teeltmateriaal is van essentieel belang om in deze behoeften te voorzien.
(3)In het licht van nieuwe technische en wetenschappelijke ontwikkelingen, de actualisering van de voorschriften van de regeling van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) voor de certificering van bosbouwkundig teeltmateriaal in de internationale handel 21 (“de OESO-regeling voor bosbouwkundig zaaizaad en plantgoed”), de nieuwe beleidsprioriteiten van de Unie met betrekking tot duurzaamheid, aanpassing aan de klimaatverandering en biodiversiteit, en met name de Europese Green Deal 22 , alsook van de ervaring die is opgedaan bij de uitvoering van Richtlijn 1999/105/EG, moet die richtlijn door een nieuwe handeling worden vervangen. Met het oog op de uniforme toepassing van de nieuwe regels in de hele Unie moet de handeling de vorm krijgen van een verordening.
(4)Het doel van de OESO-regeling voor bosbouwkundig zaaizaad en plantgoed is het stimuleren van de productie en het gebruik van zaden, plantendelen en planten die zijn verzameld, verwerkt en in de handel gebracht op een wijze die een hoge kwaliteit en beschikbaarheid van bosbouwkundig teeltmateriaal waarborgt. Gezien de lengte van de boscycli en de kosten van aanplantingen en langetermijninvesteringen in bossen is het van essentieel belang dat bosbouwers volledig betrouwbare informatie krijgen over de oorsprong en de genetische kenmerken van het bosbouwkundig teeltmateriaal dat zij in aanplantingen gebruiken. De OESO-regeling voor bosbouwkundig zaaizaad en plantgoed voldoet aan deze behoefte door middel van certificering en traceerbaarheid. De regeling speelt een belangrijke rol bij het aanpassen van de bossen in de wereld aan veranderende klimaatomstandigheden. De nadruk wordt gelegd op het behoud van de diversiteit van soorten en het waarborgen van een hoge genetische diversiteit binnen soorten en zaadpartijen, waardoor het aanpassingspotentieel van bosbouwkundig teeltmateriaal voor de toekomstige herbeplanting van een gebied met bomen (“herbebossing”) en de aanleggen van nieuwe bossen (“bebossing”) wordt vergroot. Herbebossing kan nodig zijn wanneer delen van een bestaand bos zijn getroffen door extreme weersomstandigheden, bosbranden, uitbraken van ziekten en plagen of andere rampen.
(5)In de Europese Green Deal verbindt de Commissie zich ertoe uitdagingen in verband met klimaatverandering en het milieu aan te pakken. Het doel is de economie van de Unie om te vormen met het oog op een duurzame toekomst. De regels van de Unie inzake de productie en het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal moeten in overeenstemming zijn met Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit 23 en met de drie strategieën voor de uitvoering van de Europese Green Deal: de nieuwe EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering 24 , de nieuwe EU-bosstrategie voor 2030 25 en de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 26 .
(6)Verordening (EU) 2021/1119 vereist dat de desbetreffende instellingen van de Unie en de lidstaten zorgen voor voortdurende vooruitgang bij het vergroten van het vermogen tot aanpassing aan, en het versterken van de veerkracht en het verminderen van de kwetsbaarheid voor klimaatverandering. Een van de doelstellingen van de nieuwe EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering is daarom het vermogen van de Unie om zich aan te passen aan de klimaatverandering te versnellen door onder meer de regels inzake bosbouwkundig teeltmateriaal te wijzigen. De wetgeving van de Unie moet de productie en het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal in de hele Unie aanmoedigen. Daartoe moet de mogelijkheid voor de lidstaten om de goedkeuring van bepaald uitgangsmateriaal te beperken en het verhandelen van bepaald bosbouwkundig teeltmateriaal aan eindgebruikers te verbieden, zoals opgenomen in Richtlijn 1999/105/EG, worden afgeschaft.
(7)De nieuwe EU-bosstrategie voor 2030 is vooral gericht op de effectieve bebossing en de instandhouding en het herstel van bossen in de Unie, teneinde te helpen de absorptie van CO2 te bevorderen, het aantal bosbranden en de omvang daarvan terug te dringen en de bio-economie te bevorderen, met volledige inachtneming van de ecologische beginselen die gunstig zijn voor de biodiversiteit. Zorgen voor bosherstel en versterkt duurzaam bosbeheer is cruciaal met het oog op klimaatadaptatie en bosveerkracht In dit verband wordt in de nieuwe EU-bosstrategie gesteld dat voor de aanpassing van bossen aan de klimaatverandering en het herstel van bossen na klimaatschade, grote hoeveelheden geschikt bosbouwkundig teeltmateriaal nodig zullen zijn. Daartoe zijn inspanningen nodig om de genetische hulpbronnen in de bosbouw, waarvan een klimaatbestendiger bosbouw afhankelijk is, veilig te stellen en duurzaam te gebruiken. Er zijn ook inspanningen nodig om de productie en beschikbaarheid van dergelijk bosbouwkundig teeltmateriaal te verhogen, betere informatie te verstrekken over de geschiktheid ervan voor klimatologische en ecologische omstandigheden en de gezamenlijke productie en overdracht ervan over de nationale grenzen binnen de Unie te verbeteren. Professionele exploitanten moeten dus worden verplicht vooraf informatie aan de gebruikers te verstrekken over de geschiktheid van bosbouwkundig teeltmateriaal voor de klimatologische en ecologische omstandigheden.
(8)De EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 moet ervoor zorgen dat de biodiversiteit in de Unie tegen 2030 op weg is naar herstel. In het kader van die strategie moet in de wetgeving van de Unie de nadruk worden gelegd op het behoud van de soortendiversiteit en moet worden gezorgd voor een hoge genetische diversiteit binnen soorten en binnen partijen zaden. Zo moet de voorziening van hoogwaardig en genetisch divers bosbouwkundig teeltmateriaal dat is aangepast aan de huidige en verwachte toekomstige klimaatomstandigheden, worden vergemakkelijkt. De instandhouding en de verbetering van de biologische diversiteit van de bossen, met inbegrip van de genetische diversiteit van de bomen, zijn van essentieel belang voor een duurzaam bosbeheer en voor het aanpassen van de bossen aan klimaatverandering. Boomsoorten en kunstmatige hybriden die onder deze verordening vallen, moeten genetisch geschikt zijn voor de plaatselijke omstandigheden en van hoge kwaliteit zijn.
(9)Er is een grensoverschrijdende dimensie op de lange termijn omdat de noordwaartse migratie van vegetatiezones die reeds kan worden waargenomen, de komende decennia naar verwachting aanzienlijk zal versnellen. Daarom zou het voor bosbouwers zeer gunstig zijn als in deze verordening een vereiste wordt opgenomen om informatie te verstrekken over de zones waar zaad kan worden aangeplant of waar bosbouwkundig teeltmateriaal aan de plaatselijke omstandigheden is aangepast. Daarom moeten de bevoegde autoriteiten voor bepaald zaad aanwijzen in welke zones dat zaad geschikt is voor de plaatselijke omstandigheden en kan worden ingezaaid (“zaadoverdrachtszones”). Evenzo moeten zij voor bepaald bosbouwkundig teeltmateriaal aanwijzen in welke gebieden dat teeltmateriaal aangepast is aan de plaatselijke omstandigheden (“inzetgebieden”).
(10)In Richtlijn 1999/105/EG wordt bosbouwkundig teeltmateriaal gedefinieerd in verband met het belang ervan voor bosbouwdoeleinden in de gehele Unie of een deel daarvan, maar wat die bosbouwdoeleinden zijn, wordt niet duidelijk. Duidelijkheidshalve worden in het toepassingsgebied van deze verordening de doeleinden opgesomd waarvoor het gebruik van bosbouwkundig teeltmateriaal van hoogwaardige kwaliteit belangrijk is.
(11)Bosbouwkundig teeltmateriaal kan worden geproduceerd voor gebruik bij bebossing/herbebossing en andere soorten boomaanplanting en voor verschillende doeleinden, zoals de productie van hout en biomaterialen, het behoud van de biodiversiteit, het herstel van bosecosystemen, aanpassing aan en mitigatie van de klimaatverandering en instandhouding en duurzaam gebruik van genetische hulpbronnen in de bosbouw.
(12)Uit onderzoek is gebleken dat de beoordeling en goedkeuring van uitgangsmateriaal met betrekking tot het specifieke doeleinde van het gebruik van bosbouwkundig teeltmateriaal van het grootste belang zijn. Daarnaast heeft de aanplant van bosbouwkundig teeltmateriaal van hoogwaardige kwaliteit op de juiste plaats een positief effect op het doeleinde waarvoor dat teeltmateriaal wordt gebruikt. Onder “op de juiste plaats” wordt verstaan dat het bosbouwkundig teeltmateriaal genetisch en fenotypisch geschikt is voor de locatie waar het wordt geteeld, met inbegrip van de relevante klimaatprognoses voor die locatie.
(13)Om een toereikende voorziening van bosbouwkundig teeltmateriaal te waarborgen in reactie op de toegenomen vraag naar bosbouwkundig teeltmateriaal, moeten bestaande of potentiële handelsbelemmeringen die het vrije verkeer van teeltmateriaal binnen de Unie kunnen belemmeren, worden weggenomen. Dit doel kan alleen worden bereikt als de respectieve Unieregels inzake bosbouwkundig teeltmateriaal de hoogst mogelijke normen opleggen.
(14)De voorschriften van de Unie inzake de productie en het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal moeten rekening houden met de praktische behoeften en mogen alleen van toepassing zijn op bepaalde soorten en kunstmatige hybriden die in bijlage I bij deze verordening zijn opgenomen. Deze soorten en kunstmatige hybriden zijn belangrijk voor de productie van bosbouwkundig teeltmateriaal voor bebossing, herbebossing en andere soorten boomaanplanting met het oog op de productie van hout en biomaterialen, het behoud van de biodiversiteit, het herstel van bosecosystemen, aanpassing aan en mitigatie van de klimaatverandering en instandhouding en duurzaam gebruik van genetische hulpbronnen in de bosbouw.
(15)Het doel van deze verordening is de productie en het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal van hoogwaardige kwaliteit te waarborgen. Om veerkrachtige bossen te helpen aanleggen en bosecosystemen te herstellen, moeten de gebruikers voorafgaand aan de aankoop van bosbouwkundig teeltmateriaal worden geïnformeerd over de geschiktheid van dat bosbouwkundig teeltmateriaal voor de klimatologische en ecologische omstandigheden van het gebied waar het zal worden gebruikt.
(16)Om ervoor te zorgen dat gecertificeerd bosbouwkundig teeltmateriaal aangepast zal zijn aan de klimatologische en ecologische omstandigheden van het gebied waar het wordt aangeplant, moeten de bevoegde autoriteiten de duurzaamheidskenmerken van het uitgangsmateriaal beoordelen tijdens de procedure voor de goedkeuring van dat uitgangsmateriaal. Die duurzaamheidskenmerken moeten betrekking hebben op de aanpassing van dat uitgangsmateriaal aan de klimatologische en ecologische omstandigheden en de afwezigheid van voor bomen schadelijke plaagorganismen en symptomen daarvan.
(17)Bosbouwkundig teeltmateriaal mag alleen worden geoogst van uitgangsmateriaal dat door de bevoegde autoriteiten is beoordeeld en goedgekeurd, zodat de hoogst mogelijke kwaliteit van dat bosbouwkundig teeltmateriaal wordt gewaarborgd. Goedgekeurd uitgangsmateriaal moet worden geregistreerd in een nationaal register met een uniek registratienummer en met verwijzing naar een goedgekeurde eenheid.
(18)Met het oog op de aanpassing aan de wetenschappelijke en technische ontwikkelingen van internationale normen moet het gebruik van biomoleculaire technieken als aanvullende methode worden opgenomen in de procedure voor goedkeuring van uitgangsmateriaal. Deze biomoleculaire technieken moeten worden toegestaan voor het beoordelen van de oorsprong van het uitgangsmateriaal of voor het screenen van het uitgangsmateriaal op de aanwezigheid van ziekteresistente kenmerken door middel van moleculaire markers.
(19)De bevoegde autoriteiten van de respectieve lidstaten moeten een basiscertificaat afgeven voor al het bosbouwkundig teeltmateriaal dat van goedgekeurd uitgangsmateriaal is afgeleid (d.w.z. geoogst). Een dergelijk basiscertificaat waarborgt de identificatie van het bosbouwkundig teeltmateriaal, bevat informatie over de oorsprong ervan en bevat de meest geschikte informatie voor de gebruikers ervan en de bevoegde autoriteiten die belast zijn met de officiële controle ervan. Het moet worden toegestaan het basiscertificaat in elektronische vorm af te geven.
(20)Alleen teeltmateriaal dat van goedgekeurd uitgangsmateriaal is geoogst, mag vervolgens worden gecertificeerd en in de handel worden gebracht. Bosbouwkundig teeltmateriaal moet door de bevoegde autoriteiten worden gecertificeerd als “van bekende origine”, “geselecteerd”, “gekeurd” en “getest” en onder verwijzing naar die categorieën in de handel worden gebracht. De categorieën tonen aan welke van de kenmerken van het uitgangsmateriaal zijn beoordeeld en geven de kwaliteit van het bosbouwkundig teeltmateriaal aan. Voor de categorieën bosbouwkundig teeltmateriaal van lagere kwaliteit (“van bekende origine” en “geselecteerd”) worden de basiskenmerken van het uitgangsmateriaal gecontroleerd. Voor de categorieën bosbouwkundig teeltmateriaal van hogere kwaliteit (“gekeurd” en “getest”) worden ouderbomen geselecteerd op basis van uitstekende kenmerken en kruisingsschema’s. In het geval van bosbouwkundig teeltmateriaal van de categorie “gekeurd”, wordt de superieure kwaliteit van het bosbouwkundig teeltmateriaal geschat op basis van de kenmerken van de ouderbomen. In het geval van de categorie “getest” moet de superieure kwaliteit van dat bosbouwkundig teeltmateriaal worden aangetoond in vergelijking met hetzij het uitgangsmateriaal waaruit dat bosbouwkundig teeltmateriaal is geoogst, hetzij een referentiepopulatie. De categorieën bosbouwkundig teeltmateriaal “van bekende origine”, “geselecteerd”, “gekeurd” en “getest” moeten worden onderworpen aan uniforme productie- en handelsvoorschriften om transparantie, gelijke mededingingsvoorwaarden en de integriteit van de interne markt te waarborgen.
(21)De certificeringsvoorschriften moeten worden verduidelijkt voor bosbouwkundig teeltmateriaal dat is geproduceerd door middel van innovatieve productieprocessen en met name productietechnieken voor de productie van een specifiek type bosbouwkundig teeltmateriaal, namelijk klonen. Aangezien de plaats van productie van die klonen kan verschillen van de plaats van de oorspronkelijke boom (het uitgangsmateriaal) waarvan de klonen zijn afgeleid, moeten de regels worden gewijzigd om de traceerbaarheid te waarborgen.
(22)De eisen voor uitgangsmateriaal dat bestemd is voor de instandhouding en het duurzame gebruik van genetische hulpbronnen in de bosbouw verschillen van die voor uitgangsmateriaal dat bestemd is voor de productie van bosbouwkundig teeltmateriaal voor commerciële doeleinden, vanwege de verschillende selectiecriteria die voor deze twee soorten uitgangsmateriaal worden toegepast. Met het oog op de instandhouding en het duurzame gebruik van genetische hulpbronnen in de bosbouw moeten alle bomen van een opstand in het bos worden behouden. Dit is noodzakelijk om de genetische diversiteit binnen één enkele boomsoort te helpen vergroten. Anderzijds mogen voor uitgangsmateriaal dat bestemd is voor de productie van bosbouwkundig teeltmateriaal voor commerciële doeleinden, alleen bomen met superieure kenmerken worden geselecteerd. Daarom moet het de lidstaten worden toegestaan af te wijken van de toepasselijke voorschriften met betrekking tot de goedkeuring van uitgangsmateriaal, en kennisgeving doen van dit uitgangsmateriaal dat bestemd is voor de instandhouding van genetische hulpbronnen in de bosbouw bij de bevoegde autoriteit.
(23)De categorie “van bekende origine” is de minimumnorm die vereist is voor het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal, omdat er weinig of geen fenotypische selectie heeft plaatsgevonden van het uitgangsmateriaal dat bestemd is voor de productie van bosbouwkundig teeltmateriaal van die categorie. Om de traceerbaarheid te waarborgen, moet de professionele exploitant de locatie registreren van het uitgangsmateriaal (d.w.z. de herkomst) waarvan het bosbouwkundig teeltmateriaal wordt verzameld. De oorsprong van dat uitgangsmateriaal moet worden vermeld, indien bekend. Dit is in overeenstemming met de OESO-regeling voor bosbouwkundig zaaizaad en plantgoed en de ervaring die is opgedaan met Richtlijn 1999/105/EG.
(24)Overeenkomstig de OESO-regeling voor bosbouwkundig zaaizaad en plantgoed en in navolging van de toepassing van Richtlijn 1999/105/EG moet de bevoegde autoriteit het uitgangsmateriaal dat bestemd is voor de productie van bosbouwkundig teeltmateriaal van de categorie “geselecteerd” beoordelen op basis van de observatie van de kenmerken van dat uitgangsmateriaal, rekening houdend met het specifieke doeleinde waarvoor het van dat uitgangsmateriaal geoogste bosbouwkundig teeltmateriaal moet worden gebruikt. De algemene kwaliteit van die categorie moet worden gewaarborgd. Aangezien de populatie een hoge mate van uniformiteit moet vertonen, moeten bomen met inferieure kenmerken (bv. kleinere grootte) ten opzichte van de gemiddelde boomgrootte in de totale populatie, worden verwijderd.
(25)Om bosbouwkundig teeltmateriaal van de categorie “gekeurd” te produceren, moet de professionele exploitant de componenten van het uitgangsmateriaal selecteren die op individueel niveau bij het kruisingsschema zullen worden gebruikt vanwege hun uitstekende kenmerken, bijvoorbeeld wat betreft de aanpassing aan de plaatselijke klimatologische en ecologische omstandigheden. De bevoegde autoriteit moet de samenstelling en het voorgestelde kruisingsschema van die componenten, de inrichting van de percelen, de mate van isolatie en de locatie van dat uitgangsmateriaal goedkeuren. Dit is belangrijk om in overeenstemming te zijn met de toepasselijke internationale normen uit hoofde van de OESO-regeling voor bosbouwkundig zaaizaad en plantgoed en om rekening te houden met de ervaring die is opgedaan met Richtlijn 1999/105/EG.
(26)Uitgangsmateriaal dat bestemd is voor de productie van bosbouwkundig teeltmateriaal van de categorie “getest” moet aan de strengst mogelijke voorschriften worden onderworpen. De superieure kwaliteit van bosbouwkundig teeltmateriaal moet worden bepaald door het te vergelijken met een of, bij voorkeur, meerdere goedgekeurde of vooraf gekozen normen. De professionele exploitant selecteert die normen op basis van het doeleinde waarvoor het bosbouwkundig teeltmateriaal van de categorie “getest” zal worden gebruikt. Als het doeleinde van dat bosbouwkundig teeltmateriaal de aanpassing aan de klimaatverandering is, zal het bosbouwkundig teeltmateriaal worden vergeleken aan de hand van normen voor goede prestaties op het gebied van aanpassing aan de lokale klimatologische en ecologische omstandigheden (bv. praktisch vrij zijn van plagen en de symptomen ervan). Na de selectie van de componenten van het uitgangsmateriaal moet de professionele exploitant de superioriteit van het bosbouwkundig teeltmateriaal aantonen door middel van vergelijkende tests of door een schatting op basis van een evaluatie van de genetische bestanddelen van dat uitgangsmateriaal. De bevoegde autoriteit moet bij elke stap van dit proces worden betrokken. Zij moet de experimentele opzet en tests van de goedkeuringsprocedure voor het uitgangsmateriaal goedkeuren, de door de professionele exploitant verstrekte gegevens verifiëren en de resultaten van de tests betreffende de superioriteit van het bosbouwkundig teeltmateriaal of de genetische evaluatie daarvan goedkeuren, naargelang het geval. Dit is noodzakelijk om te voldoen aan de toepasselijke internationale normen uit hoofde van de OESO-regeling voor bosbouwkundig zaaizaad en plantgoed en andere toepasselijke internationale normen en om rekening te houden met de ervaring die is opgedaan met Richtlijn 1999/105/EG.
(27)De beoordeling van uitgangsmateriaal dat bestemd is voor de productie van bosbouwkundig teeltmateriaal van de categorie “getest”, duurt gemiddeld tien jaar. Om te zorgen voor een snellere markttoegang voor bosbouwkundig teeltmateriaal van de categorie “getest”, moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om, terwijl de beoordeling van het uitgangsmateriaal nog loopt, dat uitgangsmateriaal tijdelijk voor een periode van ten hoogste tien jaar op hun gehele grondgebied of een deel daarvan goed te keuren. Die goedkeuring mag alleen worden verleend indien uit de voorlopige resultaten van de genetische evaluatie of vergelijkende tests blijkt dat het uitgangsmateriaal aan de voorschriften van deze verordening zal voldoen na afronding van de tests. Deze vroegtijdige beoordeling moet na een periode van ten hoogste tien jaar worden herzien.
(28)De overeenstemming van bosbouwkundig teeltmateriaal met de voorschriften voor de categorieën “van bekende origine”, “geselecteerd”, “gekeurd” en “getest” moet worden bevestigd door inspecties die door de bevoegde autoriteiten naar gelang van het geval voor elke categorie worden uitgevoerd (“officiële certificering”) en met een officieel etiket moet worden gecertificeerd.
(29)Genetisch gemodificeerd bosbouwkundig teeltmateriaal mag alleen in de handel worden gebracht als het veilig is voor de menselijke gezondheid en het milieu en overeenkomstig Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad 27 of Verordening (EG) nr. 1829/2003 28 voor de teelt is toegelaten, en als dat bosbouwkundig teeltmateriaal tot de categorie “getest” behoort. Met bepaalde nieuwe genomische technieken verkregen bosbouwkundig teeltmateriaal mag alleen in de handel worden gebracht als het voldoet aan de voorschriften van Verordening (EU) [Publications Office, please insert reference to Regulation (EU) of the European Parliament and of the Council on plants obtained by certain new genomic techniques and their food and feed] 29 , en als dat bosbouwkundig teeltmateriaal tot de categorie “getest” behoort.
(30)Het officiële etiket moet informatie bevatten over uitgangsmateriaal dat geheel of gedeeltelijk uit een genetisch gemodificeerd organisme bestaat of met bepaalde nieuwe genomische technieken is geproduceerd.
(31)Professionele exploitanten moeten van de bevoegde autoriteit toestemming krijgen om het officiële etiket voor bepaalde soorten en categorieën bosbouwkundig teeltmateriaal onder officieel toezicht af te drukken. Dit zal de professionele exploitanten vervolgens flexibeler maken wat het in de handel brengen van dat bosbouwkundig teeltmateriaal betreft. Professionele exploitanten kunnen echter pas beginnen met het afdrukken van het etiket nadat de bevoegde autoriteit het desbetreffende bosbouwkundig teeltmateriaal heeft gecertificeerd. Die toestemming is noodzakelijk vanwege het officiële karakter van het officiële etiket en om de hoogst mogelijke kwaliteitsnormen voor de gebruikers van bosbouwkundig teeltmateriaal te waarborgen. Er moeten regels worden vastgesteld voor de intrekking of wijziging van die toestemming.
(32)De lidstaten moet worden toegestaan om, na toestemming van de Commissie, voor de goedkeuring van op hun eigen grondgebied geproduceerd uitgangsmateriaal aanvullende of strengere eisen te stellen. Dit zou de uitvoering van nationale of regionale benaderingen van de productie en het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal mogelijk maken met het oog op de verbetering van de kwaliteit van het betrokken bosbouwkundig teeltmateriaal, de bescherming van het milieu of de bijdrage aan de bescherming van de biodiversiteit en het herstel van bosecosystemen.
(33)Met het oog op transparantie en doeltreffendere controles van de productie en het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal moeten professionele exploitanten worden geregistreerd in de registers die de lidstaten overeenkomstig Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad 30 hebben ingesteld. Een dergelijke registratie vermindert de administratieve lasten voor die professionele exploitanten. Ook is het noodzakelijk voor een doeltreffende werking van het officiële register voor exploitanten en om dubbele inschrijving te voorkomen. De professionele exploitanten die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen, vallen grotendeels ook binnen het toepassingsgebied van het officiële register van professionele marktdeelnemers in het kader van Verordening (EU) 2016/2031.
(34)Voorafgaand aan de aankoop van bosbouwkundig teeltmateriaal moeten professionele exploitanten de potentiële kopers van hun bosbouwkundig teeltmateriaal alle nodige informatie verstrekken over de geschiktheid ervan voor de respectieve klimatologische en ecologische omstandigheden, zodat zij het voor hun regio meest geschikte bosbouwkundig teeltmateriaal kunnen selecteren.
(35)In het geval van uitgangsmateriaal dat bestemd is voor de productie van bosbouwkundig teeltmateriaal van de categorieën “van bekende origine” en “geselecteerd”, moeten de lidstaten voor de betrokken soorten de herkomstgebieden afbakenen om een gebied of groepen gebieden met voldoende uniforme ecologische omstandigheden te kunnen identificeren die uitgangsmateriaal met vergelijkbare fenotypische of genetische kenmerken bevatten. Dit is noodzakelijk omdat het uit dat uitgangsmateriaal vervaardigde bosbouwkundig teeltmateriaal onder verwijzing naar die herkomstgebieden in de handel moet worden gebracht.
(36)Om te zorgen voor een doeltreffend overzicht en transparantie met betrekking tot het bosbouwkundig teeltmateriaal dat in de hele Unie wordt geproduceerd en in de handel wordt gebracht, moet elke lidstaat een nationaal register in elektronische vorm opstellen, publiceren en actualiseren, voor de registratie van het uitgangsmateriaal van de verschillende soorten en kunstmatige hybriden die op zijn grondgebied zijn goedgekeurd, en een nationale lijst opstellen die als samenvatting van dat nationale register moet worden gepresenteerd.
(37)Om dezelfde reden moet de Commissie op basis van de door elke lidstaat verstrekte nationale lijsten een Unielijst van goedgekeurd uitgangsmateriaal voor de productie van bosbouwkundig teeltmateriaal publiceren in elektronische vorm. Die Unielijst moet informatie bevatten over uitgangsmateriaal dat geheel of gedeeltelijk uit een genetisch gemodificeerd organisme bestaat of met bepaalde nieuwe genomische technieken is geproduceerd.
(38)Elke lidstaat moet een noodplan opstellen en bijwerken om te zorgen voor een toereikende voorziening van bosbouwkundig teeltmateriaal, voor de herbebossing van gebieden die zijn getroffen door extreme weersomstandigheden, bosbranden, uitbraken van ziekten en plagen, rampen of andere gebeurtenissen. Er moeten regels worden vastgesteld met betrekking tot de inhoud van dat plan, zodat proactief en doeltreffend tegen dergelijke risico’s wordt opgetreden indien deze zich voordoen. Het moet de lidstaten worden toegestaan de inhoud van dat plan aan te passen aan de specifieke klimatologische en ecologische omstandigheden op hun grondgebied. Deze vereiste weerspiegelt ook de algemene paraatheidsmaatregelen die de lidstaten op vrijwillige basis moeten nemen in het kader van het Uniemechanisme voor civiele bescherming 31 .
(39)Bosbouwkundig teeltmateriaal moet in alle stadia van de productie gescheiden worden gehouden naar individuele goedgekeurde eenheden. De goedgekeurde eenheden moeten worden geproduceerd en in de handel worden gebracht in partijen die voldoende homogeen zijn en als verschillend van andere partijen bosbouwkundig teeltmateriaal zijn geïdentificeerd. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen partijen zaad en partijen planten om het type bosbouwkundig teeltmateriaal te kunnen identificeren en de traceerbaarheid tot het goedgekeurde uitgangsmateriaal waarvan teeltmateriaal is geoogst, te waarborgen. Zo wordt het behoud van de identiteit en de kwaliteit van dat bosbouwkundig teeltmateriaal gewaarborgd.
(40)Zaad mag alleen in de handel worden gebracht als het aan bepaalde kwaliteitsnormen voldoet. Het mag alleen in verzegelde verpakkingen worden geëtiketteerd en in de handel worden gebracht om de correcte identificatie, kwaliteit en traceerbaarheid mogelijk te maken en fraude te voorkomen.
(41)Met het oog op de verwezenlijking van de doelstelling van de digitale strategie van de Unie 32 om ervoor te zorgen dat de transformatie naar digitale technologieën werkt voor mensen en bedrijven, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) handelingen vast te stellen ten aanzien van regels inzake de digitale registratie van alle ondernomen acties, met het oog op de afgifte van een basiscertificaat en een officieel etiket en de oprichting van een gecentraliseerd platform dat de verwerking van, de toegang tot en het gebruik van die gegevens vergemakkelijkt.
(42)In perioden waarin het tijdelijk moeilijk is om voldoende voorraden bosbouwkundig teeltmateriaal van bepaalde soorten te oogsten, moet uitgangsmateriaal dat aan minder strenge eisen voldoet, onder bepaalde voorwaarden tijdelijk worden goedgekeurd. Deze minder strenge eisen moeten betrekking hebben op de goedkeuring van uitgangsmateriaal dat bestemd is voor de productie van bosbouwkundige teeltmaterialen van verschillende categorieën. Dit is noodzakelijk om te zorgen voor een flexibele aanpak in ongunstige omstandigheden en om verstoringen van de interne markt voor bosbouwkundig teeltmateriaal te voorkomen.
(43)Bosbouwkundig teeltmateriaal mag alleen uit derde landen worden ingevoerd indien is vastgesteld dat het voldoet aan voorschriften die gelijkwaardig zijn aan die welke van toepassing zijn op in de Unie geproduceerd en in de handel gebracht bosbouwkundig teeltmateriaal. Dit is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat dergelijk ingevoerd bosbouwkundig teeltmateriaal dezelfde kwaliteit heeft als het in de Unie geproduceerde bosbouwkundig teeltmateriaal.
(44)Wanneer bosbouwkundig teeltmateriaal uit een derde land in de Unie wordt ingevoerd, moet de betrokken professionele exploitant de respectieve bevoegde autoriteit vooraf in kennis stellen van de invoer van bosbouwkundig teeltmateriaal via het bij Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad 33 opgezette informatiemanagementsysteem voor officiële controles (Imsoc). Bovendien moet ingevoerd bosbouwkundig teeltmateriaal vergezeld gaan van een door het derde land van oorsprong afgegeven basiscertificaat of officieel certificaat en van gegevens over dat bosbouwkundig teeltmateriaal die door de professionele exploitant in dat derde land worden verstrekt. Dat bosbouwkundig teeltmateriaal moet voorzien zijn van een officieel etiket, aangezien dit noodzakelijk is om te zorgen voor geïnformeerde keuzes voor de gebruikers van dat bosbouwkundig teeltmateriaal en om de uitvoering van de respectieve officiële controles door de bevoegde autoriteiten te vergemakkelijken.
(45)Om het effect van deze verordening te monitoren en de Commissie in staat te stellen de ingevoerde maatregelen te beoordelen, moeten de lidstaten om de vijf jaar verslag uitbrengen over de jaarlijkse hoeveelheden gecertificeerd bosbouwkundig teeltmateriaal, de vastgestelde nationale noodplannen, de voor de gebruikers via websites en/of gidsen voor plantersgidsen beschikbare informatie over de vraag waar het bosbouwkundig teeltmateriaal het beste kan worden geplant, de hoeveelheden ingevoerd bosbouwkundig teeltmateriaal en de opgelegde sancties.
(46)Met het oog op de aanpassing aan de verplaatsing van vegetatiezones en de verspreidingsgebieden van boomsoorten als gevolg van de klimaatverandering en andere ontwikkelingen van technische of wetenschappelijke kennis, onder meer over klimaatverandering, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen tot wijziging van de lijst van boomsoorten en kunstmatige hybriden daarvan waarop deze verordening van toepassing is.
(47)Met het oog op de aanpassing aan de ontwikkeling van de wetenschappelijke en technische kennis en van OESO-regeling voor bosbouwkundig zaaizaad en plantgoed en andere toepasselijke internationale normen, en om rekening te houden met Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad 34 , moet aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen tot wijziging van i) de voorschriften betreffende uitgangsmateriaal dat bestemd is voor de productie van bosbouwkundig teeltmateriaal dat moet worden gecertificeerd als “van bekende origine”, “geselecteerd”, “gekeurd” en “getest”, en ii) de categorieën volgens welke bosbouwkundig teeltmateriaal van de verschillende soorten uitgangsmateriaal in de handel mag worden gebracht.
(48)Om een flexibelere aanpak voor de lidstaten mogelijk te maken, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen met betrekking tot de voorwaarden voor het tijdelijk toestaan van het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal dat niet aan alle vereisten van de desbetreffende categorie voldoet.
(49)Met het oog op de aanpassing aan de technische en wetenschappelijke ontwikkelingen moet aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen met betrekking tot de voorschriften waaraan partijen vruchten en zaden van de onder deze verordening vallende soorten alsmede planten of plantendelen van de onder deze verordening vallende soorten en kunstmatige hybriden daarvan moeten voldoen, en met betrekking tot externe kwaliteitsnormen voor door middel van houtstekken of poten vermeerderde Populus spp. waaraan moet worden voldaan door plantgoed van de onder deze verordening vallende soorten en kunstmatige hybriden daarvan alsmede plantgoed dat in de handel wordt gebracht aan eindgebruikers in gebieden met een mediterraan klimaat.
(50)Met het oog op aanpassing aan de digitale strategie van de Unie en de technische ontwikkelingen op het gebied van de digitalisering van diensten moet aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen met betrekking tot de vaststelling van regels voor de digitale registratie van alle maatregelen die door de professionele exploitant en de bevoegde autoriteiten worden genomen met het oog op de afgifte van het basiscertificaat, en met betrekking tot de oprichting van een gecentraliseerd platform dat alle lidstaten en de Commissie verbindt.
(51)Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden van die gedelegeerde handelingen tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 35 . Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die de gedelegeerde handelingen voorbereiden.
(52)Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend met betrekking tot de vaststelling van specifieke voorwaarden wat de vereisten en de inhoud van de kennisgeving van het uitgangsmateriaal betreft.
(53)Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen en de herkenbaarheid en het gebruik van basiscertificaten te vergemakkelijken, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend met betrekking tot de vaststelling van de inhoud en het model voor het basiscertificaat van de identiteit voor bosbouwkundig teeltmateriaal dat afkomstig is van zaadbronnen en opstanden, van zaadgaarden of van ouderplanten van families, en van van klonen en mengsels van klonen afgeleid bosbouwkundig teeltmateriaal.
(54)Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen en te zorgen voor een geharmoniseerd kader voor de etikettering van en verstrekking van informatie over bosbouwkundig teeltmateriaal, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend met betrekking tot de vaststelling van de inhoud van het officiële etiket, de aanvullende informatie in het geval van zaden en kleine hoeveelheden zaden, de kleur van het etiket voor specifieke categorieën of andere soorten bosbouwkundig teeltmateriaal, en aanvullende informatie in het geval van specifieke geslachten of soorten.
(55)Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen en met het oog op de aanpassing aan de ontwikkelingen met betrekking tot de digitalisering van de sector bosbouwkundig teeltmateriaal, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend met betrekking tot het vaststellen van de technische regelingen voor de afgifte van elektronische basiscertificaten.
(56)Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen en dringende voorzieningsproblemen in verband met bosbouwkundig teeltmateriaal aan te pakken, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend met betrekking tot de tijdelijke goedkeuring voor het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal van een of meer soorten die aan minder strenge eisen voldoen dan die welke in deze verordening voor de goedkeuring van uitgangsmateriaal zijn vastgesteld.
(57)Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend met betrekking tot de organisatie van tijdelijke experimenten om betere alternatieven voor de bepalingen van deze verordening te vinden wat betreft de beoordeling en goedkeuring van uitgangsmateriaal en de productie en het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal.
(58)Om de consistentie van de voorschriften inzake bosbouwkundig teeltmateriaal met de fytosanitaire wetgeving van de Unie te verbeteren, moeten de artikelen 36, 37, 40, 41, 49, 53 en 54 van Verordening (EU) 2016/2031 van toepassing zijn op de productie en het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal krachtens deze verordening. Om te zorgen voor consistentie met de voorschriften van Verordening (EU) 2016/2031 inzake plantenpaspoorten, moet worden toegestaan het officiële etiket voor bosbouwkundig teeltmateriaal met het plantenpaspoort te combineren.
(59)Verordening (EU) 2017/625 moet worden gewijzigd om in het toepassingsgebied ervan voorschriften inzake officiële controles met betrekking tot bosbouwkundig teeltmateriaal op te nemen. Dit moet zorgen voor consistentere officiële controles en handhaving van de regels inzake bosbouwkundig teeltmateriaal in de lidstaten, en voor consistentie met andere handelingen van de Unie betreffende de officiële controles van planten, met name Verordening (EU) 2016/2031 en Verordening (EU).../... van het Europees Parlement en de Raad.
(60)De Verordeningen (EU) 2016/2031 en (EU) 2017/625 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.
(61)Omwille van de juridische duidelijkheid en transparantie moet Richtlijn 1999/105/EG worden ingetrokken.
(62)Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk het waarborgen van een geharmoniseerde aanpak ten aanzien van de productie en het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de gevolgen, de complexiteit en het internationale karakter ervan, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. In dit verband en voor zover nodig worden afwijkingen of specifieke vereisten ingevoerd voor bepaalde soorten bosbouwkundig teeltmateriaal en professionele exploitanten.
(63)Gezien de tijd en middelen die de bevoegde autoriteiten en de betrokken professionele exploitanten nodig hebben om zich aan de nieuwe voorschriften van deze verordening aan te passen, moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van... [3 years from the date of entry into force of this Regulation].