Overwegingen bij COM(2025)87 - Wijziging van Verordening (EU) 2023/956 wat betreft de vereenvoudiging en versterking van het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2025)87 - Wijziging van Verordening (EU) 2023/956 wat betreft de vereenvoudiging en versterking van het mechanisme voor ... |
---|---|
document | COM(2025)87 ![]() ![]() |
datum | 26 februari 2025 |
(2) Uit ervaring en uit de verzamelde gegevens tijdens de overgangsperiode kwam over de verdeling van de importeurs van CBAM-goederen in de Unie naar voren dat slechts een klein deel van de importeurs verantwoordelijk is voor het overgrote deel van de in die goederen ingebedde emissies. De afwijking die wordt toegepast op de invoer van goederen met een te verwaarlozen waarde als bedoeld in artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1186/2009 (zendingen met een waarde van minder dan 150 EUR) lijkt ontoereikend om ervoor te zorgen dat het CBAM van toepassing is op importeurs in verhouding tot hun effect op de emissies die onder Verordening (EU) 2023/956 vallen. Voor die importeurs van kleine hoeveelheden goederen kan de naleving van CBAM-rapportage- en financiële verplichtingen te belastend zijn. Daarnaast heeft de Commissie in het kader van het pakket douanehervorming van 2023 voorgesteld deze afwijking te schrappen 15 . Daarom moet er een nieuwe afwijking worden ingevoerd om importeurs van kleine hoeveelheden in termen van massa CBAM-goederen vrij te stellen van CBAM-verplichtingen, met behoud van de milieudoelstelling van dat mechanisme en het vermogen ervan om de erin vervatte klimaatdoelstelling te verwezenlijken.
(3) In Verordening (EU) 2023/956 moet een nieuwe drempel op basis van de cumulatieve massa per importeur per jaar worden ingevoerd om ervoor te zorgen dat meer dan 99 % van de emissies binnen het toepassingsgebied blijft. Deze aanpak is robuust en doelgericht, omdat het milieuaspect van het CBAM nauwkeurig in acht wordt genomen door bij het bepalen van de drempel rekening te houden met alle ingevoerde emissies gedurende een bepaalde periode. Daarnaast wordt het risico van ontwijking door het kunstmatig opsplitsen van zendingen door één importeur weggenomen.
(4) Een op massa gebaseerde drempel die de gemiddelde emissie-intensiteit van de hoeveelheid ingevoerde CBAM-goederen weergeeft, zou ook meer recht doen aan de klimaatdoelstelling van het CBAM. Eén op massa gebaseerde drempel die cumulatief van toepassing is op alle CBAM-goederen in de sectoren ijzer en staal, aluminium, meststoffen en cement die in een kalenderjaar door importeurs worden ingevoerd, is het eenvoudigste ontwerp voor importeurs. Zo hoeven zij naast de gegevens in de douaneaangifte geen aanvullende gegevens te verkrijgen of te verstrekken, waardoor de administratieve CBAM-gerelateerde lasten voor deze importeurs aanzienlijk worden verminderd. Een drempel van 50 ton zal de overgrote meerderheid van de importeurs vrijstellen van verplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) 2023/956, terwijl meer dan 99 % van de ingebedde emissies binnen het toepassingsgebied van het CBAM blijft. Om de drempel vast te stellen, moet een nieuwe bijlage VII worden ingevoerd.
(5) De belangrijkste beginselen voor de drempel, waaronder de verzekering dat bijna alle ingebedde emissies binnen het toepassingsgebied van het CBAM blijven, moeten in Verordening (EU) 2023/956 worden vastgelegd om rechtszekerheid te bieden. Verordening (EU) 2023/956 moet ook de mogelijkheid bieden om de drempel te herberekenen op basis van geactualiseerde gemiddelde emissie-intensiteiten van ingevoerde goederen of aanzienlijke veranderingen in handelspatronen of ontwijkingspraktijken die van invloed zijn op de dekking van ingebedde emissies binnen het toepassingsgebied van het CBAM.
(6) Om ervoor te zorgen dat de afwijking voldoende doelgericht is, moet zij van toepassing zijn op de importeur. De indirecte douanevertegenwoordiger moet, gezien de aard van zijn activiteit en de daarmee verband houdende verplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) 2023/956, altijd worden verplicht om toelating te verkrijgen.
(7) De bevoegde autoriteiten en de Commissie moeten – op basis van douane-informatie – toezicht houden op de ingevoerde hoeveelheden goederen om de naleving van de drempel te beoordelen. Om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen met kennis van zaken een beschikking te nemen, moeten de douaneautoriteiten en de Commissie de nodige informatie en gegevens ter beschikking stellen van de bevoegde autoriteiten. Wanneer de bevoegde autoriteit concludeert dat een importeur de drempel heeft overschreden, moet zij die informatie meedelen aan de douaneautoriteiten, die op hun beurt geen verdere invoer van goederen van die importeur mogen toestaan tot het einde van het kalenderjaar of totdat die importeur de status van toegelaten CBAM-aangever heeft verkregen.
(8) Wanneer een importeur verwacht de jaarlijkse drempel te zullen overschrijden of van plan is goederen in te voeren nadat hij de drempel heeft overschreden, moet hij een toelatingsaanvraag indienen overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) 2023/956. Voor importeurs aan wie geen toelating is verleend voordat zij de drempel hebben overschreden, moeten boetes worden opgelegd voor alle ingevoerde goederen overeenkomstig artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) 2023/956. De betaling van de boete overeenkomstig artikel 26, lid 2, van die verordening moet de importeur vrijstellen van de verplichting om een CBAM-aangifte in te dienen en CBAM-certificaten in te leveren.
(9) Om ervoor te zorgen dat de definitie van een importeur alle relevante douaneprocedures omvat, moet deze worden gewijzigd om er ook het geval in op te nemen van de vereenvoudigde douaneregeling waarbij alleen een aanzuiveringsafrekening wordt voorgelegd overeenkomstig artikel 175, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie 16 .
(10) Om een evenwicht te vinden tussen de doeltreffendheid van de toelatingsprocedure en het risicoprofiel van de aanvragers, moet de raadplegingsprocedure facultatief zijn voor de bevoegde autoriteit. De raadplegingsprocedure moet de bevoegde autoriteit in staat stellen andere bevoegde autoriteiten en de Commissie te raadplegen wanneer dit nodig wordt geacht op basis van de door de aanvrager ingediende informatie en de douane-informatie die in het CBAM-register beschikbaar is gesteld.
(11) Om extra flexibiliteit te bieden, moeten de toegelaten CBAM-aangevers de indiening van de CBAM-aangifte aan een derde kunnen delegeren. De toegelaten CBAM-aangever moet aansprakelijk blijven voor de indiening van de CBAM-aangifte. Om de vereiste delegatie en toegang te verlenen, moet deze derde voldoen aan bepaalde technische kwalificaties. Zo moet deze derde een registratie- en identificatienummer van marktdeelnemers (EORI-nummer) bezitten en in een lidstaat gevestigd zijn.
(12) Toegelaten CBAM-aangevers moeten uiterlijk op 31 mei van het jaar volgend op het jaar van invoer hun jaarlijkse CBAM-aangifte indienen en het overeenkomstige aantal certificaten inleveren. Om toegelaten CBAM-aangevers flexibiliteit te bieden om aan hun verplichtingen te voldoen, zou een latere indieningsdatum de toegelaten CBAM-aangevers meer tijd geven om de nodige informatie te verzamelen, om ervoor te zorgen dat ingebedde emissies door een geaccrediteerde verificateur worden geverifieerd en om het overeenkomstige aantal CBAM-certificaten aan te kopen. De datum voor de annulering van CBAM-certificaten moet dienovereenkomstig worden aangepast.
(13) De ingebedde emissies van bepaalde aluminium- en staalgoederen die momenteel onder het toepassingsgebied van het CBAM vallen, worden voornamelijk bepaald door de ingebedde emissies van uitgangsmaterialen (precursoren), terwijl de emissies die ontstaan tijdens de productiefasen van die goederen doorgaans relatief laag zijn. Zij bestaan uit afwerkingsprocessen die worden uitgevoerd door afzonderlijke installaties die niet onder het EU-systeem voor de handel in emissierechten (“EU-ETS”) vallen zoals bepaald in Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad 17 , behalve in het geval van geïntegreerde faciliteiten. De ingebedde emissies van die productieprocessen moeten worden uitgesloten van de systeemgrenzen van de berekening van de emissies.
(14) Wanneer inputmaterialen (precursoren) al onderworpen zijn aan het EU-ETS of aan een koolstofbeprijzingssysteem dat volledig gekoppeld is aan het EU-ETS, mogen de ingebedde emissies van die precursoren niet in aanmerking worden genomen bij de berekening van de ingebedde emissies van samengestelde goederen.
(15) Toegelaten CBAM-aangevers moeten een jaarlijkse CBAM-aangifte indienen met daarin de berekening van ingebedde emissies op basis van de standaardwaarden of de werkelijke waarden die door geaccrediteerde verificateurs zijn geverifieerd. De Commissie zal de standaardwaarden berekenen en ter beschikking stellen. De verificatie van ingebedde emissies moet daarom alleen van worden toegepast op werkelijke waarden.
(16) Uit informatie die tijdens de overgangsperiode is verzameld, blijkt dat het voor rapporterende aangevers moeilijk is om de vereiste informatie te verkrijgen over de koolstofprijs die daadwerkelijk in een derde land is betaald. Om de aftrek van de koolstofprijs te vergemakkelijken, moet de Commissie indien mogelijk een jaarlijkse gemiddelde koolstofprijs vaststellen, uitgedrukt in EUR/tCO2equivalent, van de daadwerkelijk betaalde koolstofprijs, op basis van de best beschikbare gegevens van betrouwbare, openbaar beschikbare informatie en informatie die door derde landen wordt verstrekt, en gebaseerd op een voorzichtige schatting.
(17) Toegelaten CBAM-aangevers kunnen een vermindering van het aantal in te leveren CBAM-certificaten aanvragen die overeenstemt met de koolstofprijs die in het land van oorsprong daadwerkelijk voor de aangegeven ingebedde emissies is betaald. Aangezien de koolstofprijs kan worden betaald in een ander derde land dan het land van oorsprong van de ingevoerde goederen, moet die koolstofprijs ook in aanmerking komen voor aftrek.
(18) Om de betrouwbaarheid van de emissiegegevens in het CBAM-register te verbeteren en de indiening van gegevens te vergemakkelijken, moeten geaccrediteerde verificateurs toegang kunnen krijgen tot het CBAM-register om de ingebedde emissies op verzoek van een exploitant in derde landen te verifiëren. Daarnaast moeten moedermaatschappijen of verbonden ondernemingen van die exploitanten toegang kunnen krijgen tot het CBAM-register om relevante gegevens te registreren en te delen namens de gecontroleerde exploitant. De exploitanten moeten worden verplicht een handels - of ondernemingsnummer te verstrekken om hun identificatie te waarborgen.
(19) Om de uitvoering van Verordening (EU) 2023/956 op nationaal niveau te bevorderen, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de bevoegde autoriteiten over de nodige bevoegdheden beschikken om hun taken uit te voeren.
(20) Om toegelaten CBAM-aangevers voldoende tijd te geven om zich voor te bereiden op de naleving van de gewijzigde verplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) 2023/956, moeten de lidstaten in 2027 beginnen met de verkoop van CBAM-certificaten voor emissies die zijn ingebed in goederen die in het jaar 2026 zijn ingevoerd. De prijs van CBAM-certificaten die in 2027 zijn aangekocht en die overeenkomen met emissies die zijn ingebed in goederen die in 2026 in de EU worden ingevoerd, moet de prijzen van EU-ETS-emissierechten in 2026 weerspiegelen.
(21) De verplichting voor de toegelaten CBAM-aangevers om ervoor te zorgen dat het aantal CBAM-certificaten op hun rekening in het CBAM-register aan het einde van elk kwartaal overeenkomt met ten minste 80 % van de emissies die zijn ingebed in de goederen die zij sinds het begin van het jaar hebben ingevoerd, is onvoldoende afgestemd op de verwachte financiële correctie. Daarom moet de verhouding van 80 % naar 50 % worden teruggebracht en de kosteloze toewijzing van EU-ETS-emissierechten worden geïntegreerd. Verder moet de toegelaten CBAM-aangever de informatie kunnen gebruiken die in het voorgaande jaar in de CBAM-aangifte voor dezelfde goederen en derde landen is ingediend.
(22) De terugkoopbeperking moet ook nauwkeuriger worden aangepast aan het aantal CBAM-certificaten dat de toegelaten CBAM-aangevers in het jaar van invoer moeten kopen.
(23) Aangezien CBAM-certificaten zonder compensatie worden geannuleerd, is het niet nodig om aan het einde van de werkdag informatie van het gemeenschappelijke centrale platform naar het CBAM-register uit te wisselen.
(24) De bevoegde autoriteiten moeten bij het opleggen van boetes rekening kunnen houden met specifieke omstandigheden, zoals het opzettelijk of nalatig gedrag van de aangever. In het geval van kleine of onopzettelijke fouten zou de boete dan lager kunnen uitvallen.
(25) Het CBAM is van toepassing op bepaalde koolstofintensieve goederen die in de Unie worden ingevoerd. De lijst van CBAM-goederen in bijlage I bij Verordening (EU) 2023/956 bevat “[a]ndere kaolienhoudende klei” in de lijst van cementgoederen. Gebrande kaolienhoudende klei is een koolstofintensief product, niet-gebrande kaolienhoudende klei is dat niet. Niet-gebrande kaolienhoudende klei moet daarom van het toepassingsgebied van het CBAM worden uitgesloten.
(26) Bijlage II bij Verordening (EU) 2023/956 bevat een lijst van goederen waarvoor alleen directe emissies in aanmerking moeten worden genomen bij de berekening van ingebedde emissies. Voor goederen die niet in die bijlage zijn opgenomen, moeten zowel directe als indirecte emissies in aanmerking worden genomen. Aangezien indirecte emissies in het geval van elektriciteitsopwekking niet relevant zijn, moet elektriciteit worden toegevoegd aan de lijst van goederen in die bijlage.
(27) Verder moet de wijze om standaardwaarden vast te stellen, worden vereenvoudigd als er voor een bepaald soort goederen geen betrouwbare gegevens voor het land van uitvoer beschikbaar zouden zijn. Om koolstoflekkage te voorkomen, moet de standaardwaarde dan worden vastgesteld op het niveau van de gemiddelde emissie-intensiteit van de tien landen van uitvoer met de hoogste emissie-intensiteit waarvoor betrouwbare gegevens beschikbaar zijn. Dit is een passend gemiddelde om de milieudoelstelling van het CBAM te waarborgen. Dit laat de mogelijkheid onverlet om deze standaardwaarden aan te passen op basis van regiospecifieke kenmerken overeenkomstig punt 7 van bijlage IV bij het CBAM.
(28) Om bepaalde niet-essentiële onderdelen van Verordening (EU) 2023/956 te wijzigen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van de wijziging van de drempel in bijlage VII bij die verordening, indien nodig, zoals bepaald overeenkomstig artikel 2, lid 3 bis, van die verordening. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven*. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.
* Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie over beter wetgeven van 13 april 2016 (PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1, ELI: data.europa.eu/eli/agree_interinstit/2016/512/oj ).
(29) Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk het vereenvoudigen van bepaalde verplichtingen en het versterken van het mechanisme dat de Unie heeft vastgesteld om het risico op koolstoflekkage te voorkomen en daarmee de mondiale koolstofemissies te reduceren, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het optreden beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
(30) Verordening (EU) 2023/956 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.