Overwegingen bij COM(2025)234 - Standpunt EU in de Internationale Organisatie voor Wijnbouw en Wijnbereiding (OIV)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) De Internationale Organisatie voor Wijnbouw en Wijnbereiding (OIV) zal tijdens haar volgende algemene vergadering op 20 juni 2025 resoluties met rechtsgevolgen, als bedoeld in artikel 218, lid 9, VWEU, onderzoeken en aannemen.

(2) De Unie is geen lid van de OIV. Wel heeft de OIV de Unie op 20 oktober 2017 de bijzondere status verleend waarin artikel 4 van het reglement van orde van de OIV voorziet.

(3) Twintig EU-lidstaten zijn lid van de OIV. Die lidstaten hebben de mogelijkheid wijzigingen van de ontwerpresoluties van de OIV voor te stellen en hun zal worden gevraagd die resoluties van de OIV aan te nemen tijdens de volgende algemene vergadering van de OIV op 20 juni 2025.

(4) Het standpunt van de Unie met betrekking tot die resoluties ten aanzien van aangelegenheden die tot haar bevoegdheid behoren, moet derhalve door de Raad worden vastgesteld en tijdens de vergaderingen van de OIV door de lidstaten die lid zijn van de OIV, worden uitgedragen, waarbij zij gezamenlijk in het belang van de Unie handelen.

(5) Krachtens Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad 3 en Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/934 van de Commissie 4 zullen bepaalde door de OIV aangenomen en gepubliceerde resoluties rechtsgevolgen hebben voor de rechtsorde van de Unie.

(6) In artikel 80, lid 3, punt a), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 is bepaald dat de Commissie, wanneer zij oenologische procedés toestaat, rekening moet houden met de door de OIV aanbevolen en gepubliceerde oenologische procedés en analysemethoden.

(7) In artikel 80, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 is bepaald dat de Commissie, wanneer zij analysemethoden voor het bepalen van de samenstelling van wijnbouwproducten vastlegt, die methoden moet baseren op relevante methoden die zijn aanbevolen en gepubliceerd door de OIV, tenzij ze ondoeltreffend of ongeschikt zouden zijn om de door de Unie nagestreefde doelstelling te verwezenlijken.

(8) In artikel 90, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 is bepaald dat in de Unie ingevoerde wijnbouwproducten moeten worden geproduceerd overeenkomstig oenologische procedés die zijn toegestaan door de Unie op grond van die verordening, of, voorafgaand aan die toestemming, moeten worden geproduceerd overeenkomstig oenologische procedés die worden aanbevolen en gepubliceerd door de OIV.

(9) In artikel 9, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/934 is bepaald dat de specificaties met betrekking tot de zuiverheid en de identificatie van de bij de oenologische procedés gebruikte stoffen, voor zover ze niet zijn vastgelegd door de Commissie, die moeten zijn welke worden bedoeld in deel A, tabel 2, kolom 4, van bijlage I bij die verordening en verwijzen naar de OIV-aanbevelingen.

(10) De ontwerpresoluties OENO-MICRO 22-713A en OENO-MICRO 22-713B stellen een nieuwe methode voor voor het tellen van gistcellen in most, wijn en gistculturen. Ontwerpresolutie OENO-MICRO 23-739 bevat richtsnoeren voor de beoordeling van de fermentatie-eigenschappen van Saccaromices cerevisiae. Overeenkomstig artikel 80, lid 3, punt a), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 zullen deze resoluties rechtsgevolgen hebben.

(11) Ontwerpresolutie OENO-TECHNO 14-540B voert specifieke oenologische procedés in voor gedeeltelijk gedealcoholiseerde wijnen. Ontwerpresolutie OENO-TECHNO 23-730 voert een maximaal toelaatbare grenswaarde in voor de concentratie van sorbinezuur in wijn. Ontwerpresolutie OENO-TECHNO 23-738 introduceert een nieuw oenologisch procedé voor het gebruik van fumaarzuur voor de controle van de malolactische gisting in most. Overeenkomstig artikel 80, lid 3, punt a), en artikel 90, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 zullen deze resoluties rechtsgevolgen hebben.

(12) De ontwerpresoluties OENO-SPECIF 21-691 en OENO-SPECIF 23-728 hebben betrekking op methoden voor de bepaling van isotopische verhoudingen van respectievelijk wijnsteenzuur en chitosan. Overeenkomstig artikel 80, lid 3, punt a), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 en artikel 9 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/934 zullen deze resoluties rechtsgevolgen hebben.

(13) Wetenschappelijke en technische deskundigen van de wijnsector hebben deze OIV-ontwerpresoluties uitvoerig besproken. Deze resoluties dragen bij aan de internationale harmonisatie van de wijnnormen en zullen een kader bieden voor eerlijke concurrentie in de handel in wijnbouwproducten. Daarom moeten ze worden gesteund.

(14) Een andere resolutie met rechtsgevolgen voor het Unierecht die aan de algemene vergadering ter goedkeuring is voorgelegd, is ontwerpresolutie OENO-TECHNO 14-540A, die specifieke oenologische procedés voor gedealcoholiseerde wijnen invoert, waaronder de toevoeging van glycerol (E 422) tot een maximale totale concentratie van 50 g/L. Het toegestane maximumniveau is voorgesteld op basis van onvoldoende wetenschappelijk bewijs met betrekking tot de effecten op het product en op de gezondheid van de consument. Deze ontwerpresolutie mag daarom niet worden gesteund zolang er geen behoorlijke beoordeling is gemaakt, met name wat betreft de veilige maximumniveaus van glycerol (E 422) voor de productcategorie gedealcoholiseerde wijn. Daarnaast moet de rubriek over “verzoeting”, en met name de definitie “Toevoeging van zoetstoffen aan gedealcoholiseerde wijn”, aldus worden uitgelegd dat zij beperkt is tot de producten die zijn vermeld in “Voorschrift”; hetzelfde moet gelden met betrekking tot OENO-TECHNO 14-540B.

(15) Om tijdens de onderhandelingen in de aanloop naar de algemene vergadering van de OIV op 20 juni 2025 over de nodige flexibiliteit te beschikken, moeten de lidstaten die lid van de OIV zijn, worden gemachtigd om met wijzigingen in deze OIV-ontwerpresoluties in te stemmen voor zover de inhoud ervan niet wordt gewijzigd.