Overwegingen bij COM(2025)574 - Stelsel van eigen middelen van de EU - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2025)574 - Stelsel van eigen middelen van de EU. |
---|---|
document | COM(2025)574 ![]() ![]() |
datum | 16 juli 2025 |
(2) In het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 3 hebben het Europees Parlement, de Raad en de Commissie het belang van de context van het herstelinstrument voor de Europese Unie erkend en verklaard dat “de uitgaven uit de Uniebegroting ten behoeve van de terugbetaling van het herstelinstrument voor de Europese Unie niet zouden mogen leiden tot een onnodige vermindering van programma-uitgaven of investeringsinstrumenten uit hoofde van het meerjarig financieel kader (“MFK”)”. Bovendien is in het Interinstitutioneel Akkoord tevens bepaald dat “het ook wenselijk [is] de verhoging van de eigen middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (“bni-middelen”) van de lidstaten te verzachten”.
(3) Overeenkomstig het Interinstitutioneel Akkoord heeft de Commissie in 2021 en 2023 voorstellen gedaan om nieuwe eigen middelen in te voeren. Dit besluit bouwt voort op eerdere besprekingen en weerspiegelt de politieke prioriteiten van de EU in het kader van het MFK. Daarom worden bij dit besluit vijf nieuwe eigen middelen ingevoerd.
(4) Recente ontwikkelingen wijzen op een toename van het aantal verkochte goederen bij afstandsverkopen. Om de stijgende kosten van het in het vrije verkeer brengen van die goederen te dekken door de verstrekte gegevens te controleren, een risicoanalyse uit te voeren en zo nodig controles op stukken en fysieke controles uit te voeren, kunnen in het handelsverkeer met derde landen nieuwe bedragen aan traditionele eigen middelen op basis van andere bedragen of factoren in rekening worden gebracht, zoals een afhandelingstarief van de Unie, dat in verhouding staat tot de diensten die worden verleend voor het in het vrije verkeer brengen van die goederen. Het is passend te specificeren dat dit afhandelingstarief van de Unie, als traditionele eigen middelen, pas vanaf 1 januari 2028 ter beschikking van de Unie wordt gesteld.
(5) Bij Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad is het aandeel van de traditionele eigen middelen dat de lidstaten inhouden om hun inningskosten van douanerechten te dekken, vastgesteld op 25 %. Dit leidt ertoe dat een groot deel van de eigen middelen niet ter beschikking van de begroting van de Unie wordt gesteld. De door lidstaten op de traditionele eigen middelen ingehouden inningkosten dienen van 25 % opnieuw op het niveau van 10 % te worden gebracht, om financiële ondersteuning voor douaneapparatuur, personeel, digitalisering en informatie beter af te stemmen op de daadwerkelijke kosten en behoeften.
(6) Er moet een financiële bijdrage uit het bedrijfsleven worden ingevoerd als eigen middelen. De eigen middelen uit het bedrijfsleven voor Europa (“CORE”) moeten van toepassing zijn op ondernemingen met fiscale woonplaats in de Unie met een netto-jaaromzet van meer dan 100 000 000 EUR. Evenzo moeten de CORE van toepassing zijn op in een lidstaat gelegen vaste inrichtingen van entiteiten die hun fiscale woonplaats in een derde land hebben. De CORE moeten van toepassing zijn op de netto-omzet van een vaste inrichting, ongeacht de netto-omzet van de entiteit met fiscale woonplaats in een derde land die niet door de vaste inrichting wordt gegenereerd.
(7) De CORE moeten worden vastgesteld als een jaarlijkse forfaitaire bijdrage op basis van de netto-omzet van ondernemingen binnen het toepassingsgebied, met hogere netto-omzet die resulteert in hogere bijdragen volgens een segmentering. Het gebruik van de netto-omzet als grondslag moet ervoor zorgen dat deze eigen middelen gebaseerd zijn op standaard bedrijfsgegevens. De toepassing van de netto-omzetdrempel van 100 000 000 EUR moet ervoor zorgen dat kleine en middelgrote ondernemingen in beginsel worden uitgesloten van het toepassingsgebied van de CORE. Het is ook passend bepaalde entiteiten die op grond van hun specifieke doel en status over het algemeen geen commerciële of zakelijke activiteiten verrichten, van het toepassingsgebied van de CORE uit te sluiten. Daarom moeten overheidsinstanties (met uitzondering van staatsbedrijven), internationale organisaties en non-profitorganisaties buiten het toepassingsgebied van de CORE vallen. Evenzo moeten de CORE worden toegepast op entiteitsniveau of op het niveau van elke in een lidstaat gelegen vaste inrichting van entiteiten die hun fiscale woonplaats in een derde land hebben.
(8) Met het oog op de uitvoering van de CORE is het noodzakelijk vast te stellen welke ondernemingen ten aanzien van de Unie belastbaar zullen zijn en wat de reikwijdte van hun verplichtingen is. Daarnaast is het passend de lidstaten te belasten met het innen van de CORE namens de Unie en in overeenstemming met de voorschriften van de regelgeving van de Unie.
(9) Bij Richtlijn 2011/64/EU van de Raad zijn geharmoniseerde minimumtarieven voor tot verbruik uitgeslagen tabaksfabrikaten ingevoerd. Bij Richtlijn [XXX] van de Raad tot herschikking van Richtlijn 2011/64/EG van de Raad wordt de structuur van de minimumtarieven herzien en wordt het toepassingsgebied van de richtlijn uitgebreid tot aan tabakverwante producten. Tegelijkertijd blijft roken een probleem voor het gezondheidsbeleid in de hele EU. Ter ondersteuning van het gezondheidsbeleid inzake tabaksgebruik en gezien het concurrentieverstorende grensoverschrijdende winkelen in deze producten, als gevolg van belastingverschillen, is het passend dat een afdrachtpercentage van 15 % van de ontvangsten uit de toepassing van die geharmoniseerde minimumtarieven op de tot verbruik uitgeslagen producten als eigen middelen wordt vastgesteld.
(10) Bij Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad is het afdrachtpercentage voor de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval met ingang van 2021 vastgesteld op 0,8 EUR per kg. Sindsdien heeft de relatief hoge inflatie de reële waarde van de ontvangsten uit deze eigen middelen doen dalen, wat op zijn beurt ook de prikkels voor de lidstaten kan verminderen om hun inspanningen op te voeren om de recyclingdoelstelling van de EU te halen. Daarom lijkt een verhoging van het afdrachtpercentage tot 1 EUR per kg in 2028 passend.
(11) Om positieve milieuresultaten te behalen en de strategische autonomie van de Unie op het gebied van kritieke grondstoffen te versterken, moet de begroting van de Unie bijdragen tot een grotere inzameling van e-afval. Eigen middelen die evenredig zijn aan de hoeveelheid niet-ingezameld e-afval in elke lidstaat, met een afdrachtpercentage van 2 EUR per kg niet-ingezameld afval, zou afvalvermindering stimuleren en gescheiden inzameling aanmoedigen. Tegelijkertijd moet het in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel aan de beoordelingsvrijheid van de lidstaten worden overgelaten de meest geschikte maatregelen te nemen om die doelstellingen te behalen.
(12) De afdrachtpercentages met betrekking tot de eigen middelen uit kunststof verpakkingsafval en de eigen middelen uit e-afval moeten de ontwikkeling van het algemene prijsniveau voor goederen en diensten weerspiegelen en daarom worden aangepast aan de jaarlijkse inflatie.
(13) Het EU-emissiehandelssysteem (“ETS”), ingesteld bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad, is een hoeksteen van het klimaatbeleid van de Unie. Gezien het nauwe verband tussen de handel in emissierechten en de doelstellingen van het klimaatbeleid van de Unie is het passend een deel van de opbrengsten van emissierechtenveilingen overeenkomstig artikel 3 quinquies en artikel 10 aan de begroting van de Unie toe te wijzen. 30 % van de opbrengsten van emissierechtenveilingen moet aan de begroting van de Unie worden afgedragen.
(14) De eigen middelen uit het emissiehandelssysteem omvatten een deel van de inkomsten afkomstig van de veiling van emissierechten in bepaalde sectoren die onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/87/EG vallen. Overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG en Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad 4 kunnen de lidstaten besluiten een deel van de totale hoeveelheid emissierechten, gespecificeerd in Richtlijn 2003/87/EG, niet te veilen of over te dragen aan en te veilen ten behoeve van het bij die richtlijn ingestelde moderniseringsfonds. Deze emissierechten moeten ook in aanmerking worden genomen om het bedrag aan eigen middelen op basis van de handel in emissierechten te berekenen. Het is passend emissierechten voor het initiële dotatiekapitaal van het moderniseringsfonds en middelen voor het innovatiefonds uit te sluiten.
(15) Bij Verordening (EU) 2023/956 van het Europees Parlement en de Raad 5 is een mechanisme voor koolstofgrenscorrectie als aanvulling op het EU-emissiehandelssysteem ingesteld om de effectiviteit van het klimaatbeleid van de Unie te waarborgen. Gezien het nauwe verband tussen het mechanisme voor koolstofgrenscorrectie en het klimaatbeleid van de Unie moet een deel van de inkomsten uit de verkoop van certificaten als eigen middelen aan de begroting van de Unie worden afgedragen.
(16) Aanpassingen van de eigen middelen vergroten de complexiteit en ondoorzichtigheid van het stelsel van eigen middelen. Om dit aan te pakken en de transparantie van het stelsel van eigen middelen te waarborgen, worden de aftopping van de btw-grondslag en de forfaitaire verlagingen van de eigen middelen voor niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval en de bni-middelen stopgezet.
(17) Een voldoende marge moet worden gehandhaafd onder de maxima voor de eigen middelen voor de Unie opdat zij al haar financiële verplichtingen en voorwaardelijke verplichtingen in een bepaald jaar kan nakomen. Het totale bedrag van de eigen middelen die aan de Unie worden toegewezen ter dekking van de jaarlijkse betalingskredieten, mag niet hoger liggen dan 1,75 % van de som van de bni's van alle lidstaten. Het totale jaarlijkse bedrag aan in de Uniebegroting opgenomen vastleggingskredieten mag niet hoger liggen dan 1,81 % van de som van de bni's van alle lidstaten.
(18) Het bni moet worden gedefinieerd als het jaarlijkse bni tegen marktprijzen zoals verstrekt door de Commissie overeenkomstig het Europees systeem van rekeningen 2010 (“ESR 2010”) in de zin van Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad 6 (“ESR 2010”). Na de goedkeuring door de Verenigde Naties van het “Systeem van nationale rekeningen 2025” wordt verwacht dat het ESR 2010 de komende jaren zal worden herzien in de vorm van een nieuw Europees systeem van rekeningen (“het herziene ESR”). Het is passend regels vast te stellen voor de wijze waarop een dergelijke herziening gevolgen zou hebben voor de definitie van het bni. Zodra de herziening van het ESR van toepassing is, moet het bni worden gedefinieerd als het jaarlijkse bni tegen marktprijzen, zoals bepaald op grond van het herziene ESR. Indien het herziene ESR een aanzienlijke wijziging van het niveau van het bni met zich meebrengt, moeten de maxima voor de eigen middelen voor betalings- en vastleggingskredieten worden aangepast. Een waarborg moet er echter voor zorgen dat aanpassing niet leidt tot een neerwaartse aanpassing van de maxima in euro.
(19) Er moeten regels worden vastgesteld om een soepele overgang naar de toepassing van het herziene ESR mogelijk te maken. Om wijzigingen met terugwerkende kracht in het toepasselijke boekhoudsysteem te voorkomen, moet het ESR 2010 van toepassing blijven voor de vaststelling van het bni van de lidstaten en voor de maxima van de eigen middelen met betrekking tot de jaren waarin het bni voor het eerst in het kader van ESR 2010 is vastgesteld.
(20) De afgelopen jaren is gebleken dat de frequentie, de ernst en de omvang van crises en tegenspoed die de Unie of haar lidstaten treffen, zijn toegenomen. Hiermee wordt aangetoond hoe belangrijk het is ervoor te zorgen dat de Unie over voldoende financiële capaciteit beschikt om te reageren. Sinds 2020 is de begroting van de Unie uitgerust met verschillende tijdelijke ad-hocinstrumenten: NextGenerationEU, het Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE-instrument) en het Optreden voor de veiligheid van Europa (SAFE-instrument). De Unie moet zichzelf de middelen blijven verschaffen om haar doelstellingen te verwezenlijken. Buitengewone financiële middelen op uitzonderlijke schaal kunnen nodig zijn om de budgettaire gevolgen aan te pakken van dergelijke gebeurtenissen, gerelateerd aan een of meer uitzonderlijke gebeurtenissen.
(21) Zonder voldoende begrotingscapaciteit om met eigen middelen gedekte leningen te verstrekken, is het vermogen van de begrotingsarchitectuur om efficiënt en tijdig op crises te reageren, beperkt. Daarom is het passend een nieuw beperkt, buitengewoon en gericht instrument vast te stellen om uitsluitend te reageren op ernstige crises, zware tegenspoed of een ernstige dreiging daarvan. Dit buitengewone crisisinstrument moet de begrotingsmiddelen voor de toekenning van leningen uitsluitend in de periode van het komende MFK 2028-2034 toewijzen. Het crisismechanisme mag niet worden geactiveerd wanneer programma’s van de Unie de gevolgen van de situatie reeds adequaat aanpakken.
(22) Over het gebruik van dit buitengewone en gerichte crisisresponsinstrument moet door de Raad ad hoc worden besloten, rekening houdend met de specifieke kenmerken en behoeften die zich voordoen, met erkenning van de rol van de Europese Raad bij het geven van de nodige impulsen voor de ontwikkeling van de Unie en bij het bepalen van de algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten, ook in tijden van crisis, tegenspoed of dreiging daarvan. De Raad moet een besluit nemen door middel van een verordening van de Raad, die wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 311, vierde alinea, VWEU, na goedkeuring door het Europees Parlement. De verordening van de Raad moet het bedrag van de leningen toestaan. De praktische regelingen en voorschriften voor de toewijzing van de in de verordening van de Raad vastgestelde bedragen van leningen moeten worden vastgesteld in het basisbesluit dat moet worden vastgesteld of aangepast in het licht van de behoeften die nodig zijn om de situatie aan te pakken.
(23) De als leningen opgenomen middelen die worden gebruikt om leningen aan lidstaten te verstrekken, moeten worden terugbetaald met gebruik van de bedragen die van de begunstigde lidstaten worden ontvangen. Om de Unie in staat te stellen de voorwaardelijke verplichting in verband met de voorgenomen lening van financiële middelen voor leningen te dragen, is een buitengewone en tijdelijke verhoging van de maxima van de eigen middelen noodzakelijk. Het maximum van de kredieten voor betalingen en het maximum van de kredieten voor vastleggingen moeten elk met 0,25 procentpunten worden verhoogd. Het enige doel van de verhoging moet zijn alle verplichtingen van de Unie te dekken die voortvloeien uit haar aangegane schulden voor leningen om de gevolgen van dergelijke gebeurtenissen aan te pakken.
(24) De machtiging van de Commissie om namens de Unie op de kapitaalmarkten leningen aan te gaan met als enig doel de financiering van de buitengewone maatregelen in de vorm van leningen om de gevolgen van de dergelijke crisissen te bestrijden, moet nauw samenhangen met de verhoging van het maximum van de eigen middelen dat is vastgelegd in dit besluit en, uiteindelijk, met de werking van het stelsel van eigen middelen van de Unie. De machtiging moet dienovereenkomstig in dit besluit worden opgenomen. De buitengewone aard van deze operatie en het uitzonderlijke bedrag van de te lenen middelen vragen om zekerheid over het totale volume van de verplichtingen van de Unie. Gezien het beoogde volume is het passend om voor het aangaan van leningen gebruik te maken van de gediversifieerde financieringsstrategie, de standaardmethode van artikel 224 van het Financieel Reglement 7 .
(25) De buitengewone verhoging van de maxima van de eigen middelen is evenwel noodzakelijk omdat de standaard maxima ontoereikend zouden zijn om de Unie voldoende middelen te geven om te voldoen aan de voorwaardelijke verplichtingen die voortvloeien uit de uitzonderlijke en tijdelijke machtiging om middelen op te nemen voor leningen.
(26) Het is passend de regel te handhaven dat de Unie op kapitaalmarkten geleende middelen niet mag gebruiken als externe bestemmingsontvangsten voor de financiering van beleidsuitgaven, hetgeen vastleggings- en betalingskredieten voor de begroting van de Unie genereert. De machtiging van de Commissie om geleende middelen te gebruiken voor uitgaven moet beperkt blijven tot het buitengewone en tijdelijke karakter van de aanpak van de gevolgen van de COVID-19-crisis via het herstelinstrument voor de Europese Unie.