Overwegingen bij COM(2000)408 - Machtiging van Portugal om de overeenkomst met Zuid-Afrika inzake wederzijdse visserijbetrekkingen te verlengen tot en met 9 april 2001

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) De overeenkomst inzake wederzijdse visserijbetrekkingen tussen de regering van de Portugese Republiek en de regering van de Republiek Zuid-Afrika, die op 9 april 1979 werd ondertekend, is op dezelfde dag in werking getreden voor een aanvankelijke periode van tien jaar; de overeenkomst blijft vervolgens van kracht voor een onbepaalde periode, tenzij de overeenkomst twaalf maanden van tevoren wordt opgezegd.

(2) Artikel 354, lid 2, van de Toetredingsakte bepaalt dat de rechten en plichten die voor de Portugese Republiek voortvloeien uit visserijovereenkomsten met derde landen onverlet blijven gedurende de periode waarin de bepalingen van die overeenkomsten voorlopig worden gehandhaafd.

(3) Krachtens artikel 354, lid 3, van de Toetredingsakte, vóór het verstrijken van de visserijovereenkomsten tussen de Portugese Republiek en derde landen, stelt de Raad de passende besluiten vast voor het handhaven van de daaruit voortvloeiende visserijactiviteiten, met inbegrip van de mogelijkheid om deze overeenkomsten te verlengen met ten hoogste één jaar; genoemde overeenkomst is tot en met 9 april 2000  i verlengd.

(4) Het wenselijk is dat de Portugese Republiek wordt gemachtigd om voornoemde visserijovereenkomst tot en met 9 april 2001 te verlengen.