Overwegingen bij COM(2000)5 - Steunverlening voor de coördinatie van het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren (2000/C 365 E/11) COM(2000) 5 def. - 2000/0023(COD) (Door de Commissie ingediend op 28 juli 2000) - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2000)5 - Steunverlening voor de coördinatie van het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren (2000/C 365 E/11) COM(2000) ... |
---|---|
document | COM(2000)5 ![]() ![]() |
datum | 26 juli 2000 |
(2) Bij de liberalisering van het vervoer over land is aanzienlijke vooruitgang geboekt:
a) in de sector wegvervoer werd op 1 januari 1993 concurrentie geïntroduceerd in het internationaal vervoer, en voor de cabotage, die op 1 juli 1990 voor het eerst werd ingevoerd, gelden sinds 1 juli 1998 geen quota meer i,
b) het personenvervoer over de weg wordt geliberaliseerd met uitzondering van de nationale geregelde vervoerdiensten i,
c) in de spoorwegsector is het recht op toegang tot de infrastructuur geïntroduceerd voor internationale samenwerkingsverbanden van spoorwegondernemingen en spoorwegondernemingen die internationaal gecombineerd vervoer verrichten en is voorzien in bestuurlijke onafhankelijkheid en scheiding van de boekhoudingen voor infrastructuur en voor de diensten i,
d) de binnenvaartsector is geleidelijk geliberaliseerd met als resultaat vrije sluiting van contracten en vrije onderhandelingen over prijzen zowel in de nationale als de internationale binnenvaart in de Gemeenschap vanaf 1 januari 2000 i, en
e) de markt voor gecombineerd vervoer is volledig geliberaliseerd sinds 1 juli 1993 i
(3) Het liberaliseringsproces is echter nog niet in alle sectoren van het vervoer over land afgesloten, en bovendien zijn er nog geen geharmoniseerde heffings mechanismen ter compensatie van de niet-betaalde kosten van de vervoerswijzen vastgesteld; in die omstandigheden kan er staatssteun bestaan die aan de behoeften aan coördinatie van vervoer tegemoetkomt en daarom verenigbaar blijft met het EG-Verdrag, voorzover de steun niet in strijd is met andere bepalingen van communautair recht.
(4) De artikelen 87 tot en met 89 van het EG-Verdrag en Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (nieuw artikel 88) i zijn van toepassing op de steun voor het vervoer per spoor over de weg en over de binnenwateren.
(5) Artikel 73 maakt een uitzondering op het verbod van artikel 87, lid 1, en derhalve loopt deze verordening niet vooruit op de prealabele vraag of er sprake is van steun in de zin van artikel 87, lid 1. Deze verordening is ook onverminderd andere artikelen van het Verdrag zoals artikel 86, lid 2.
(6) Voorzover artikel 73 van het EG-Verdrag steunmaatregelen die overeenkomen met vergoeding van met het begrip 'openbare dienst' verbonden verplichte dienstverrichtingen als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt bestempelt, wordt het ten uitvoer gelegd door Verordening (EEG) nr. 1191/69 i als gewijzigd. Voorzover artikel 73 steunmaatregelen die beantwoorden aan de behoeften van de coördinatie van het vervoer als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt bestempelt, blijft het derhalve gepast om in een verordening van de Raad de omstandigheden vast te leggen waaronder steunmaatregelen als beantwoordend aan deze behoeften worden beschouwd.
(7) Verordening (EEG) nr. 1107/70 i van de Raad was bedoeld om de hierboven beschreven doelstellingen te verwezenlijken, maar moet nu worden aangepast aan de nu geldende kaderregeling voor de toegang tot de markt.
(8) Het huidige beleid van de Gemeenschap bevordert de vorming van publiek/particuliere partnerschappen voor nieuwe projecten, en dan vooral projecten die als belangrijk worden beschouwd voor de ontwikkeling van het Trans-Europees netwerk i. De regels voor de staatssteun moeten zo worden toegepast dat de infrastructuurprojecten waaraan ook door de particuliere sector wordt deelgenomen niet worden benadeeld tegenover sectoren zonder particuliere deelname. Derhalve is het beter een algemene uitzondering te maken voor steun aan infrastructuurbeheerders dan een voor bepaalde soorten projecten bedoelde uitzondering.
(9) Staatsfinanciering van het beheer, het onderhoud of de verschaffing van infrastructuur voor vervoer over land die volgens communautair recht open staat voor alle potentiële gebruikers en wordt beheerd door de staat, valt niet onder artikel 87, lid 1 van het EG-verdrag, aangezien hier geen sprake is van de bevoordeling van een met andere ondernemingen concurrerende onderneming.
(10) Staatssteun, die aan een openbare of particuliere, maar van de staat los staande infrastructuurbeheerder wordt verleend voor het beheer, het onderhoud of de exploitatie van infrastructuur voor vervoer over land, wordt verondersteld verenigbaar te zijn met de gemeenschappelijke markt, indien die beheerder gekozen is in het kader van een openbare en niet discriminerende aanbesteding, aangezien daardoor gewaarborgd werd dat het bedrag aan staatssteun overeenkomt met de marktprijs die moet worden betaald om het gewenste resultaat te behalen.
(11) Indien echter voor een bepaalde steunmaatregel ten behoeve van een infrastructuur beheerder dit vermoeden van verenigbaarheid niet geldt, moet deze maatregel toch als zijnde verenigbaar met het EG-Verdrag worden toegelaten, indien zij noodzakelijk is om de uitvoering van een project of activiteit mogelijk te maken en mits zij niet leidt tot zodanige concurrentievervalsing dat het algemeen belang wordt geschaad. Staatssteun voor de aanleg en exploitatie van een gecombineerd vervoerterminal die waarschijnlijk aanzienlijke verkeersstromen zal aantrekken van concurrerende terminals in plaats van te leiden tot modal shift van de weg naar milieuvriendelijke vervoerswijzen, wordt bij voorbeeld beschouwd als concurrentievervalsing die het algemeen belang schaadt.
(12) Bij de bepaling van het passende bedrag aan steun moet bovendien rekening worden gehouden met de geldende bepalingen van alle communautaire wetgeving inzake infrastructuurheffingen. Deze aanpak is wat de spoorwegsector betreft verenigbaar met artikel 7, lid 3, van Richtlijn 91/440/EEG van de Raad, dat bepaalt dat de lidstaten de beheerder van de infrastructuur, met inachtneming van de artikelen 73, 87 en 88 van het verdrag, financiële middelen verstrekken die voldoende zijn in verhouding met de taken, de omvang en de financiële behoeften met name om nieuwe investeringen te dekken. Dezelfde principes moeten gelden voor infrastructuurbeheerders in alle sectoren van het vervoer over land.
(13) De Gemeenschap volgt sinds enige tijd een op de realisering van een duurzaam vervoersysteem gericht beleid, dat maatregelen toestaat en bevordert ter compensatie van extra niet-betaalde kosten van andere concurrerende vervoerswijzen betaald worden, zoals schade aan infrastructuur, verontreiniging, lawaai, congestie, ziektekosten en kosten van ongevallen.
(14) Wat het goederenvervoer betreft moeten steunregelingen worden geduld die in dergelijke maatregelen voorzien in verband met het gebruik van infrastructuur en die niet al te veel de verwezenlijking van andere communautaire doelstellingen belemmeren. Daarom moeten de lidstaten verplicht worden met een redelijke mate van transparantie aan te tonen dat deze regelingen dienen voor compensatie van specifieke marginale niet-betaalde kosten van concurrerende vervoerswijzen, en dat zij van beperkte duur zijn. Wel is in principe verlenging mogelijk van iedere staatsregeling van dien aard die door de Commissie is toegestaan, zolang nog geen doorberekening van specifieke onbetaalde kosten binnen afzonderlijke of alle vervoerswijzen over land wordt bereikt. Wat het personenvervoer betreft kan met dit punt rekening worden gehouden, wanneer de vervoerder om exclusieve rechten of financiële compensatie vraagt overeenkomstig communautaire wetgeving, inzonderheid Verordening(EEG) nr. 1191/69 van de Raad.
(15) Andere in geliberaliseerde sectoren verleende steun moet getoetst worden aan artikel 87 van het EG-Verdrag, met name aan het in lid 3, onder c), gebruikte begrip ontwikkeling van een economische sector.
(16) De krachtens deze verordening verleende steun moet worden aangemeld overeenkomstig artikel 87, lid 3, van het EG-Verdrag en Verordening (EG) nr. 659/99 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 (nieuwe nummering 88) van het Verdrag, behalve indien deze verordening anders bepaalt.
(17) Op steun voor het beheer, het onderhoud of de beschikbaarstelling van andere infrastructuur dan gecombineerd vervoer- binnenvaart- en wegterminals, die een integrerend deel vormt van een bestaand open vervoersnetwerk met één enkele infrastructuurbeheerder kan de Commissie effectief toezicht uitoefenen door regelmatige verstrekking van algemene informatie te verlangen in plaats van een specifieke kennisgeving vooraf.
(18) In geval van steun voor het beheer, het onderhoud of de beschikbaarstelling van bovengenoemde terminals, of indien de betreffende infrastructuur en het netwerk afzonderlijke beheerders hebben, of indien de capaciteit bij contract geheel of gedeeltelijk gereserveerd is voor één of meer vervoersondernemingen (in tegenstelling tot het verlenen van een toegangsrecht voor een open infrastructuur), kan de invloed op de concurrentie sterker zijn en moet de verplichte kennisgeving vooraf gehandhaafd blijven.
(19) Ter waarborging van transparantie en doeltreffend toezicht dienen regels te worden vastgesteld voor het bijhouden van documentatie door de lidstaten over de door deze verordening vrijgestelde steunmaatregelen. De Commissie dient voor de jaarverslagen die de lidstaten bij de Commissie moeten indienen, specifieke voorschriften vast te stellen, die, gezien de algemene beschikbaarheid van de nodige technologie, ook informatie in gecomputeriseerde vorm omvat.
(20) Verordening (EEG) nr. 1192/69 van de Raad i werd ingevoerd om de ongelijkheden als gevolg van oplegging van uitzonderlijke financiële lasten of toekenning van voordelen aan spoorwegondernemingen door overheidsinstanties op te heffen. Volgens Richtlijn 91/440/EEG zijn de lidstaten echter nu verplicht ervoor te zorgen dat de spoorwegondernemingen de status krijgen van onafhankelijke exploitatiemaatschappij die zich commercieel gedraagt en zich aan de marktbehoeften aanpast, en daarom zijn deze ongelijkheden ofwel opgeheven of moeten worden opgeheven.
(21) Artikel 4, leden 2, 3 en 4 van Verordening (EEG) nr. 1192/69 van de Raad zijn achterhaald. Wanneer de lidstaten spoorwegondernemingen gedurende een overgangsperiode blijven ondersteunen krachtens artikel 4, lid 1 van Verordening (EEG) nr. 1192/69 van de Raad zal de Commissie ervoor moeten zorgen dat deze steun strikt beperkt blijft tot het bedrag dat nodig is om de spoorwegondernemingen te compenseren voor de resterende financiële lasten. Daarom moet de Commissie krachtens artikel 88, lid 3 van het EG-Verdrag van deze compensatie in kennis worden gesteld. De vrijstelling van de aanmeldingsplicht in Verordening (EEG) nr. 1192/69 moet worden ingetrokken.