Overwegingen bij COM(2001)386 - Voorwaarden inzake toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op arbeid in loondienst en economische activiteiten als zelfstandige

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Met het oog op de geleidelijke totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, is in artikel 63, punt 3, onder a), van het Verdrag bepaald dat de Raad maatregelen inzake het immigratiebeleid aanneemt met betrekking tot de voorwaarden voor verblijf en normen inzake de procedures voor de afgifte door de lidstaten van verblijfstitels.

(2) Tijdens de buitengewone bijeenkomst in Tampere op 15 en 16 oktober 1999 heeft de Europese Raad de noodzaak erkend te komen tot een harmonisatie van de nationale wetgevingen inzake de voorwaarden voor toelating en verblijf van onderdanen van derde landen; hiertoe werd verzocht om snelle besluiten van de Raad op basis van voorstellen van de Commissie.

(3) Regulering van immigratie met het oog op het verrichten van werkzaamheden als werknemer of zelfstandige is een hoeksteen van het immigratiebeleid en de ontwikkeling van een samenhangend communautair immigratiebeleid zou niet kunnen slagen zonder specifieke aanpak van deze aangelegenheid op Gemeenschapsniveau.

(4) Alle lidstaten hebben de toegang van onderdanen van derde landen tot arbeid met gedetailleerde nationale administratieve voorschriften geregeld. Om met succes te kunnen functioneren, moet communautair beleid op dit gebied geleidelijk tot stand worden gebracht. Als eerste stap moeten daartoe bepaalde gemeenschappelijke definities, criteria en procedures worden vastgelegd die een gemeenschappelijk wettelijk raamwerk vormen voor de vrije beleidsruimte van de lidstaten.

(5) De nieuwe communautaire regels moeten gebaseerd zijn op concepten die reeds met succes in de lidstaten werden toegepast.

(6) Op een arbeidsmarkt die steeds meer een globaal karakter krijgt, en gezien het tekort aan vakbekwame arbeidskrachten in bepaalde sectoren van de arbeidsmarkt, moet de Gemeenschap haar concurrentievermogen versterken om, waar nodig, arbeidskrachten uit derde landen aan te werven en aan te trekken. Dit moet worden vergemakkelijkt door vereenvoudiging van de administratieve voorschriften en door verbetering van de toegang tot de desbetreffende informatie. Doorzichtige en geharmoniseerde regels inzake de voorwaarden waaronder onderdanen van derde landen de Gemeenschap kunnen binnenkomen en aldaar kunnen verblijven om er economische activiteiten uit te oefenen, alsook hun rechten, moeten daartoe worden vastgelegd.

(7) De invoering van één enkele nationale aanvraagprocedure die leidt tot één gecombineerde titel, die zowel een verblijfsvergunning als een arbeidsvergunning omvat, in het kader van één administratief besluit, moet bijdragen tot de vereenvoudiging en de harmonisering van de uiteenlopende regels die thans in de lidstaten van toepassing zijn.

(8) Het belangrijkste criterium voor de toelating van onderdanen van derde landen tot werkzaamheden als werknemer dient een toets te zijn waaruit blijkt dat een arbeidsplaats niet kan worden vervuld binnen de eigen arbeidsmarkt. Het belangrijkste criterium voor toelating van onderdanen van derde landen tot werkzaamheden als zelfstandige dient een toets te zijn waaruit een meerwaarde voor de werkgelegenheid of de economische ontwikkeling van het gastland blijkt.

(9) De mogelijkheid van verschillende wijzen en opties om na te gaan of aan deze criteria wordt voldaan in de vorm van individuele of horizontale beoordelingen moet een soepel raamwerk verschaffen waarmee alle betrokken partijen, inclusief de lidstaten, in staat worden gesteld soepel te reageren op de veranderende economische en demografische omstandigheden.

(10) De lidstaten moeten horizontale maatregelen, zoals plafonds of quota, ter beperking van de toelating van onderdanen van derde landen kunnen toepassen.

(11) Wanneer de lidstaten nationale voorschriften overeenkomstig deze richtlijn vaststellen, moeten zij voldoen aan bepaalde procedurele en doorzichtigheidsvereisten, en in het bijzonder aan een verplichting om de Commissie van hun voorschriften in kennis te stellen, teneinde een uitwisseling van zienswijzen, verder onderzoek en aanvullend optreden in het kader van een open coördinatiemechanisme met betrekking tot het communautair immigratiebeleid mogelijk te maken.

(12) De lidstaten dienen de sancties vast te stellen die van toepassing zijn op schendingen van de bepalingen van deze richtlijn, en moeten ervoor zorgen dat die ten uitvoer worden gelegd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

(13) Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name worden erkend door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

(14) Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 5 van het Verdrag, kunnen de doelstellingen van het overwogen optreden, te weten de vaststelling van een geharmoniseerd wettelijk kader op communautair niveau met betrekking tot de voorwaarden inzake toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op arbeid in loondienst en economische activiteiten als zelfstandige, alsook de procedures voor de afgifte door de lidstaten van de desbetreffende vergunningen, niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt, en kunnen zij derhalve wegens de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt. Deze richtlijn beperkt zich tot het vereiste minimum om deze doelstellingen te verwezenlijken en gaat niet verder dan hiertoe nodig is.