Overwegingen bij COM(2007)252 - Toetreding van de EG tot de Werelddouaneorganisatie en de uitoefening van de rechten en plichten die aan het voorlopige lidmaatschap zijn verbonden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
2. De Raad heeft op 19 maart 2001 besloten de Commissie te machtigen namens de Europese Gemeenschap te onderhandelen over de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de Werelddouaneorganisatie[9];

3. De Overeenkomst tot oprichting van de Internationale Douaneraad zal naar verwachting op de 109e/110e vergadering van de Raad van de Werelddouaneorganisatie in juni 2007 worden gewijzigd om het mogelijk te maken dat douane-unies en economische unies, waaronder de Europese Gemeenschap, lid worden van de Werelddouaneorganisatie;

4. Na voorbereidende besprekingen hebben de Europese Gemeenschap en de Werelddouaneorganisatie de mogelijkheid onderzocht dat de Europese Gemeenschap de rechten en plichten op zich neemt die verbonden zijn aan het lidmaatschap van de Werelddouaneorganisatie in afwachting van de ratificatie van de gewijzigde overeenkomst tot oprichting van een Internationale Douaneraad door alle leden van de Werelddouaneorganisatie;

5. De Europese Gemeenschap zal naar verwachting in staat zijn deze rechten en plichten op zich te nemen in het kader van de overeenkomst tot oprichting van een Internationale Douaneraad in aangelegenheden die onder de haar bevoegdheid vallen;

6. De lidstaten van de EU zullen hun status in de Werelddouaneorganisatie behouden;

7. Daar zowel de Europese Gemeenschap als haar lidstaten bevoegdheden hebben op gebieden die worden bestreken door de overeenkomst tot oprichting van een Internationale Douaneraad, is het wenselijk dat de Europese Gemeenschap partij wordt bij de overeenkomst zodat zij, in gevallen van gedeelde bevoegdheid, tezamen de bij de overeenkomst vastgestelde verplichtingen kunnen nakomen en tezamen de bij de overeenkomst vastgestelde rechten kunnen uitoefenen ter waarborging van een eenvormige toepassing van de overeenkomst;

8. Voor onder de bevoegdheid van de Europese Gemeenschap vallende aangelegenheden moet een standpunt van de Europese Gemeenschap worden vastgesteld. Voor onder de nationale bevoegdheid vallende aangelegenheden moeten de EU-lidstaten ernaar streven een gemeenschappelijk standpunt te bepalen ter waarborging van de eenheid van externe vertegenwoordiging van de Europese Gemeenschap en haar lidstaten;

9. Gelet op het voorgaande moet de Raad een besluit nemen om het mogelijk te maken dat de Europese Gemeenschap lid wordt van de Werelddouaneorganisatie en de rechten en plichten op zich kan nemen die aan een voorlopig lidmaatschap zijn verbonden.