Overwegingen bij COM(2009)344 - Verzoeken van rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol om vergelijking met Eurodac-gegevens ten behoeve van rechtshandhaving

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
1. In het Haags programma betreffende de versterking van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie, dat de Europese Raad op 4 november 2004 heeft aangenomen, werd om een betere grensoverschrijdende uitwisseling van gegevens verzocht, onder meer door de toegang tot bestaande gegevensbestanden van de Europese Unie uit te breiden.

2. Het is van wezenlijk belang voor de bestrijding van terrorisme en andere ernstige strafbare feiten dat de rechtshandhavingsinstanties over zoveel mogelijk actuele informatie beschikken om hun taken uit te voeren. De gegevens opgenomen in Eurodac, dat is opgericht door Verordening (EG) nr. …/… van de Raad [ nieuwe Eurodac-verordening ][2], zijn noodzakelijk met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten. Daarom moeten de door de lidstaten aangewezen autoriteiten en Europol de Eurodac-gegevens onder de in dit besluit vastgestelde voorwaarden kunnen vergelijken.

3. In haar mededeling aan de Raad en het Europees Parlement van 24 november 2005 over de verbetering van de doeltreffendheid, de interoperabiliteit en de synergie van de Europese gegevensbanken op het gebied van justitie en binnenlandse zaken[3] heeft de Commissie uiteengezet dat de binnenlandseveiligheidsinstanties in welbepaalde gevallen toegang tot Eurodac zouden kunnen krijgen, wanneer er een gegrond vermoeden bestaat dat iemand die een terroristisch of ander ernstig strafbaar feit heeft gepleegd, asiel heeft aangevraagd. In die mededeling oordeelde de Commissie ook dat het evenredigheidsbeginsel vereist dat Eurodac alleen voor deze doeleinden kan worden geraadpleegd als er sprake is van een doorslaggevend openbaarveiligheidsbelang, dat wil zeggen als het door de te identificeren crimineel of terrorist gepleegde feit zo laakbaar is dat het gerechtvaardigd is een gegevensbank te raadplegen waarin personen zonder strafblad worden geregistreerd en besloot zij dat de drempel om Eurodac te raadplegen voor binnenlandseveiligheidsinstanties dan ook altijd aanzienlijk hoger moet liggen dan die voor het raadplegen van strafrechtelijke gegevensbanken.

4. Bovendien speelt Europol een sleutelrol bij de samenwerking tussen de instanties van de lidstaten die zich bezighouden met het onderzoeken van grensoverschrijdende criminaliteit, omdat Europol bijstand kan verlenen bij het voorkomen, analyseren en onderzoeken van criminaliteit op het niveau van de Unie. Daarom moet Europol in het kader van zijn taken en overeenkomstig Besluit nr. (2009/371/JBZ) tot oprichting van een Europese politiedienst (Europol)[4] ook toegang hebben tot Eurodac.

5. Dit besluit is een aanvulling van Verordening (EG) nr. […/…] [nieuwe Eurodac-verordening], voor zover het op grond van titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie voorziet in een rechtsgrondslag op basis waarvan instanties van de lidstaten en Europol om vergelijking met Eurodac-gegevens kunnen verzoeken.

6. Aangezien Eurodac is opgericht om de toepassing van de Dublinverordening te vergemakkelijken, vormt de toegang tot Eurodac om terroristische en andere ernstige strafbare feiten te voorkomen, op te sporen of te onderzoeken, een wijziging van het oorspronkelijke doel van Eurodac, die een belemmering vormt van het recht op eerbiediging van het privéleven van personen van wie de persoonsgegevens in Eurodac worden verwerkt. Elke dergelijke belemmering moet in overeenstemming zijn met het recht, dat voldoende nauwkeurig moet zijn vastgesteld zodat personen hun gedrag kunnen aanpassen en dat personen moet beschermen tegen willekeur en voldoende duidelijk moet aangeven over welke discretionaire bevoegdheid de bevoegde autoriteiten beschikken en op welke manier die wordt uitgeoefend. Elke belemmering moet in een democratische samenleving noodzakelijk zijn om een rechtmatig en evenredig belang na te streven en evenredig zijn met het te bereiken doel.

7. Hoewel het oorspronkelijke doel van de oprichting van Eurodac niet vereiste dat kon worden verzocht om vergelijkingen van gegevens met de databank op basis van een latent spoor dat het dactyloscopische spoor is dat op de plaats van het misdrijf kan worden gevonden, is die mogelijkheid fundamenteel op het gebied van politiële samenwerking. De mogelijkheid om een latent spoor te vergelijken met de in Eurodac opgeslagen vingerafdrukgegevens, zal voor de aangewezen autoriteiten van de lidstaten een zeer waardevol instrument zijn om terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten te voorkomen, op te sporen en te onderzoeken, wanneer bijvoorbeeld latente sporen het enige op de plaats van het misdrijf beschikbare bewijsmateriaal zijn.

8. In dit besluit worden de voorwaarden vastgesteld waaronder verzoeken om vergelijking van vingerafdrukgegevens met Eurodac-gegevens mogelijk moeten zijn om terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten te voorkomen, op te sporen of te onderzoeken alsook de noodzakelijke waarborgen ter bescherming van het grondrecht op eerbiediging van het privéleven van personen van wie de persoonsgegevens in Eurodac worden verwerkt.

9. Het is nodig de bevoegde autoriteiten van de lidstaten aan te wijzen, alsook het nationale centrale toegangspunt via welke de verzoeken om vergelijking met Eurodac-gegevens worden ingediend, en een lijst bij te houden van operationele diensten van de aangewezen autoriteiten, die om dergelijke vergelijking mogen verzoeken voor specifieke doeleinden, namelijk het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven als bedoeld in Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding[5] en van andere ernstige strafbare feiten als bedoeld in Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten[6].

10. Verzoeken om vergelijking met in de centrale gegevensbank van Eurodac opgeslagen gegevens worden door de operationele diensten binnen de aangewezen autoriteiten via de controlerende autoriteit gericht aan het nationale centrale toegangspunt en worden gemotiveerd. De controlerende autoriteiten worden belast met het toezicht op de strikte naleving van de in dit besluit vastgestelde toegangsvoorwaarden. Vervolgens sturen de controlerende autoriteiten het verzoek om vergelijking via het nationale toegangspunt door naar het centrale systeem van Eurodac, na verificatie of alle toegangsvoorwaarden zijn vervuld. In uitzonderlijke dringende gevallen verwerkt de controlerende autoriteit het verzoek onmiddellijk en verifieert zij het pas achteraf.

11. Met het oog op de bescherming van persoonsgegevens en met name op het vermijden van massale vergelijkingen, die moeten worden verboden, mag de verwerking van Eurodac-gegevens slechts geval per geval worden toegestaan en wanneer zij noodzakelijk is om terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten te voorkomen, op te sporen en te onderzoeken. Bovendien mag toegang alleen worden toegestaan wanneer vergelijkingen met de nationale databanken van de lidstaten en met de geautomatiseerde vingerafdrukgegevensbanken van andere lidstaten op grond van Besluit 2008/615/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit[7] (Prüm-besluit) tot negatieve resultaten hebben geleid. Een dergelijk specifiek geval doet zich in het bijzonder voor wanneer het verzoek om vergelijking verband houdt met een specifieke en concrete situatie, of met een specifiek en concreet gevaar in verband met een terroristisch misdrijf of een ander ernstig strafbaar feit of met bepaalde personen jegens welke gegronde vermoedens bestaan dat zij terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten zullen plegen of hebben gepleegd. Een specifiek geval doet zich ook voor wanneer het verzoek om vergelijking verband houdt met een slachtoffer van een terroristisch misdrijf of een ander ernstig strafbaar feit. De aangewezen autoriteiten en Europol mogen derhalve alleen om een vergelijking met Eurodac verzoeken wanneer zij gegronde redenen hebben om aan te nemen dat een dergelijke vergelijking informatie zal opleveren die in aanzienlijke mate bijdraagt aan het voorkomen, opsporen of onderzoeken van een terroristisch misdrijf of een ander ernstig strafbaar feit.

12. Kaderbesluit 2008/977/JBZ van 27 november 2008 over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken[8] is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van dit besluit.

13. De doorgifte van op grond van dit besluit verkregen persoonsgegevens aan derde landen, internationale organisaties of private instanties moet worden verboden, teneinde het asielrecht te waarborgen en om ervoor te zorgen dat gegevens van personen die om internationale bescherming verzoeken, niet aan derde landen worden doorgegeven. Dit verbod laat het recht van de lidstaten om dergelijke gegevens door te geven aan derde landen waarop de Dublinverordening van toepassing is, onverlet, om ervoor te zorgen dat lidstaten in het kader van dit besluit met die derde landen kunnen samenwerken.

14. De nationale autoriteiten die met het toezicht op de verwerking van persoonsgegevens zijn belast, moeten toezien op de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens door de lidstaten, en het bij het Europol-besluit opgerichte gemeenschappelijk controleorgaan moet toezien op de rechtmatigheid van de gegevensverwerkingsactiviteiten van Europol.

15. Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[9] en met name de artikelen 21 en 22 betreffende de vertrouwelijkheid en de beveiliging van de verwerking, is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen bij het verrichten van hun taken inzake het operationele beheer van Eurodac, voor zover die verwerking plaatsvindt in het kader van werkzaamheden die geheel of gedeeltelijk binnen de werkingssfeer van het Gemeenschapsrecht vallen.

16. De doeltreffende toepassing van dit besluit dient regelmatig te worden geëvalueerd.

17. Daar de doelstellingen van dit besluit, namelijk het vaststellen van de voorwaarden waaraan de aangewezen autoriteiten van de lidstaten en Europol moeten voldoen om te kunnen verzoeken om vergelijkingen met gegevens uit de centrale gegevensbanken van Eurodac, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden alleen door de Europese Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Raad overeenkomstig het in artikel 5 van het EG-Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, waarnaar in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt verwezen, maatregelen nemen. Dit besluit gaat, overeenkomstig het in die artikelen vervatte evenredigheidsbeginsel, niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

18. Overeenkomstig artikel 47 van het Verdrag betreffende de Europese Unie laat dit besluit de bevoegdheden van de Europese Gemeenschap onverlet, in het bijzonder die in het kader van Verordening (EG) nr. […/…] [nieuwe Eurodac-verordening] [10] en Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[11].

19. Dit besluit eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en in het bijzonder het recht op bescherming van persoonsgegevens en het asielrecht. Dit besluit dient te worden toegepast overeenkomstig deze rechten en beginselen.