Overwegingen bij COM(2005)261 - Belasting van personenauto’s

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
dossier COM(2005)261 - Belasting van personenauto’s.
document COM(2005)261 NLEN
datum 5 juli 2005
 
(1) De belasting van personenauto’s kan een belangrijk aanvullend instrument ter bevordering van milieudoelstellingen zijn, met name met betrekking tot de vermindering van broeikasgasemissies, en het is daarom passend in de belastinggrondslag van zowel de registratiebelasting als de jaarlijkse motorrijtuigenbelasting een CO2-parameter op te nemen. Teneinde de door de Gemeenschap en haar lidstaten in het Kyoto-protocol aangegane verbintenissen na te komen, dient de voorgestelde parameter die rechtstreeks betrekking heeft op de CO2-uitstoot, in de verbintenisperiode 2008-2012 in de belastinggrondslag van de belastingen op personenauto's te worden opgenomen. Aangezien het strategische doel van de Gemeenschap om de CO2-uitstoot van personenauto’s te verminderen, uiterlijk tegen 2010 moet zijn verwezenlijkt, dient de CO2-parameter uiterlijk op 31 december 2010 onverkort van toepassing te zijn.

(2) De derde pijler van de communautaire strategie ter beperking van de CO2-uitstoot door personenauto's en ter verbetering van het brandstofrendement, die in 1996 door de Raad werd goedgekeurd[5], omvat fiscale maatregelen en is de enige pijler die nog ten uitvoer moet worden gelegd op communautair niveau.

(3) De lidstaten moeten worden aangemoedigd om gecoördineerde fiscale stimuleringsmaatregelen toe te passen voor personenauto’s die aan strengere emissiegrenswaarden voldoen dan die welke zijn verplicht bij Richtlijn 98/69/EG[6] (Euro 4) met betrekking tot maatregelen tegen luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen en tot wijziging van Richtlijn 70/220/EG[7] van de Raad, teneinde het op de markt brengen van personenauto’s die aan de op EU-niveau vast te stellen toekomstige vereisten (Euro 5) voldoen, te bevorderen.

(4) Fiscale stimuleringsmaatregelen moeten kunnen worden toegepast in de vorm van fiscale differentiatie, waarbij de belastingen op personenauto’s variëren in verhouding tot de uitstoot van de hoeveelheid CO2 (in gram) per kilometer per auto.

(5) Teneinde verdere fragmentering van de interne markt te voorkomen, dient te worden bepaald dat tegen 31 december 2008 ten minste 25% en tegen 31 december 2010 ten minste 50% van de totale opbrengsten van de registratiebelasting en de jaarlijkse motorrijtuigenbelasting door de CO2-parameter moet worden gegenereerd.

(6) Op de interne markt moeten fiscale obstakels voor het vrije verkeer van personen en hun persoonlijke eigendom, waaronder personenauto's, worden opgeheven. Doel van onderhavige richtlijn is de verwijdering van deze obstakels door middel van een herstructurering van de belastingen op personenauto’s, zonder de lidstaten te verplichten nieuwe belastingen in te voeren.

(7) Bij de uitoefening van hun recht op vrij verkeer gebruiken vele Europese burgers hun auto om zich tijdelijk dan wel definitief naar een andere lidstaat te begeven. Door de grote verscheidenheid aan belastingsystemen voor personenauto’s worden de Europese burgers[8] en de auto-industrie in aanzienlijke mate belemmerd om profijt te trekken van de voordelen van de interne markt. Met name registratiebelastingen leiden tot hogere transactiekosten voor de consument, belangrijke verschillen in de netto-autoprijzen en fragmentering van de automarkt, en hebben een nadelig effect op de grensoverschrijdende handel.

(8) Registratiebelastingen staan in de weg aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Lissabon-strategie en aan de verbetering van de concurrentiekracht van de Europese auto-industrie en moeten daarom geleidelijk aan worden afgeschaft over een periode van vijf tot tien jaar. Deze periode moet de lidstaten die een registratiebelasting heffen, in staat stellen hun belastingsysteem voor personenauto’s aan te passen, rekening houdende met de bijzondere omstandigheden op hun nationale automarkt. Inkomstendervingen als gevolg van de afschaffing van de registratiebelasting kunnen worden opgevangen door een gelijktijdige verhoging van de inkomsten uit de jaarlijkse motorrijtuigenbelasting en, indien nodig, uit andere fiscale maatregelen overeenkomstig Richtlijn 2003/96/EG van de Raad[9], zodat de fiscale last in zijn geheel ongewijzigd blijft.

(9) Het is evenwel dienstig dat lidstaten die een registratiebelasting heffen, voorzien in een systeem voor de restitutie van de betaalde registratiebelasting voor personenauto’s die worden uitgevoerd of definitief naar het grondgebied van een andere lidstaat worden overgebracht. Het is ook dienstig dat de lidstaten in die gevallen een soortgelijk systeem voor de restitutie van de jaarlijkse motorrijtuigenbelasting toepassen. Deze systemen zouden voorkomen dat personenauto’s tweemaal worden belast en zouden de heffing beter laten aansluiten bij het werkelijke gebruik van een auto in de verschillende lidstaten.

(10) Het is dienstig dat, in voorkomend geval, de restitutiesystemen voor de registratiebelasting en de jaarlijkse motorrijtuigenbelasting onverwijld worden ingesteld om eventuele verstoringen en een uiteenlopende fiscale behandeling van personenauto's te voorkomen.

(11) Het voor een personenauto terug te betalen of te innen bedrag aan registratiebelasting moet rechtstreeks verband houden met de restwaarde van die auto. Daarom dienen communautaire regels te worden vastgesteld, op basis van objectieve elementen, aan de hand waarvan de waardevermindering van een auto en aldus het resterende bedrag aan registratiebelasting dat in de restwaarde van die auto besloten ligt, kan worden bepaald.

(12) Teneinde een vlotte overgang naar de nieuwe wetgeving te garanderen en aldus eventuele negatieve gevolgen te beperken, dient de Commissie in kennis te worden gesteld van de hoogte van de registratie- en de jaarlijkse motorrijtuigenbelasting die de lidstaten heffen tijdens de overgangsperiode, en van de hoogte van de jaarlijkse motorrijtuigenbelasting die na afloop van deze periode wordt geheven.

(13) De Commissie dient de door de lidstaten genomen maatregelen voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn te volgen en de Raad en het Europees Parlement over de desbetreffende ontwikkelingen te informeren.

(14) Daar de doelstellingen van een betere werking van de interne markt op het gebied van personenauto's en de effectieve inzet van fiscale maatregelen voor de uitvoering van de communautaire strategie ter vermindering van de CO2-uitstoot van personenauto’s niet voldoende door de afzonderlijke lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang of de gevolgen van het optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.