Overwegingen bij COM(2000)412 - Industrial property: Community patent

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
dossier COM(2000)412 - Industrial property: Community patent.
document COM(2000)412 NLEN
datum 5 juli 2000
 
(1) Het optreden van de Gemeenschap omvat een interne markt die wordt gekenmerkt door de opheffing van belemmeringen voor het vrije verkeer van goederen en de totstandbrenging van een regime waardoor wordt verzekerd dat de mededinging binnen de interne markt niet wordt vervalst. Het scheppen van de juridische voorwaarden die het voor ondernemingen mogelijk maken hun productie en de distributie van hun producten aan de omvang van de Gemeenschap aan te passen, draagt tot die doelstellingen bij. Van de rechtsinstrumenten waarover de ondernemingen hiertoe zouden moeten beschikken, is een octrooi dat op het gehele grondgebied van de Gemeenschap eenvormige bescherming geniet, bijzonder geschikt.

(2) Bij het Verdrag van München inzake de verlening van Europese octrooien van 5 oktober 1973, hierna 'Verdrag van München' genoemd, is het Europees Octrooibureau, hierna 'Bureau' genoemd, opgericht, dat met de verlening van Europese octrooien is belast. Er moet voor de verlening en het beheer van het Gemeenschapsoctrooi van de bij het Bureau aanwezige kennis gebruik worden gemaakt.

(3) Door de toetreding van de Gemeenschap tot het Verdrag van München wordt de Gemeenschap in het systeem van het verdrag opgenomen als grondgebied waarvoor een eenheidsoctrooi kan worden verleend. De Gemeenschap kan zich daarom in deze verordening beperken tot het vaststellen van het recht dat na de verlening op het Gemeenschapsoctrooi van toepassing is.

(4) Het communautaire octrooirecht moet noch het octrooirecht van de lidstaten noch het Europese octrooirecht op basis van het Verdrag van München gaan vervangen. Het zou immers niet gerechtvaardigd zijn ondernemingen te verplichten hun octrooien als Gemeenschapsoctrooien in te dienen, daar de nationale en Europese octrooien noodzakelijk blijven voor ondernemingen die geen bescherming van hun uitvindingen op Gemeenschapsniveau willen wensen. Daarom doet deze verordening geen afbreuk aan het recht van de lidstaten nationale octrooien te verlenen.

(5) Het streven naar een betaalbaar Gemeenschapsoctrooi maakt het wenselijk, dat dit octrooi in de taal waarin het overeenkomstig het Verdrag van München is verleend in de gehele Gemeenschap geldig is.

(6) Het is noodzakelijk zo nodig de nadelige gevolgen van een monopolie als gevolg van een Gemeenschapsoctrooi tegen te gaan door een stelsel van dwanglicenties. De beslissingsbevoegdheid terzake dient daarom bij de Commissie te liggen. Tegen de beslissingen van de Commissie dient op grond van artikel 230 van het Verdrag beroep bij het Gerecht van eerste aanleg der Europese Gemeenschappen en bij het Hof van Justitie der Europese Gemeenschappen open te staan.

(7) Uit het oogpunt van rechtszekerheid moeten alle vorderingen die bepaalde aspecten van het Gemeenschapsoctrooi betreffen aan dezelfde rechterlijke instantie worden onderworpen en moeten de beslissingen van die instantie in de gehele Gemeenschap uitvoerbaar zijn. Daarom dient een uitsluitende bevoegdheid voor een categorie vorderingen en verzoeken betreffende een Gemeenschapsoctrooi en met name betreffende vorderingen inzake inbreuk en geldigheid, aan het Gemeenschappelijke Gerecht voor intellectuele eigendom te worden verleend. Bovendien moet tegen de beslissingen van een kamer van eerste aanleg beroep bij een kamer van beroep van dit gerecht mogelijk zijn.

(8) Het is noodzakelijk dat de rechterlijke instantie die zich over inbreuken en geldigheid uitspreekt, eveneens op basis van gemeenschappelijke regels uitspraak kan doen over sancties en herstel van de geleden schade. Deze bevoegdheden doen geen afbreuk aan de bevoegdheden voor de toepassing van regels betreffende de strafrechtelijke aansprakelijkheid en oneerlijke concurrentie waarin de wetgeving van de lidstaten kan voorzien;

(9) De voorschriften voor de procedure bij het Gemeenschappelijke Gerecht voor intellectuele eigendom worden vastgesteld in het statuut en in het reglement voor de procesvoering van dit gerecht.

(10) Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 5 kunnen de doelstelling van het overwogen optreden en met name het in het leven roepen van een recht dat een eenheid vormt en in de gehele Gemeenschap gevolgen heeft, slechts door de Gemeenschap worden verwezenlijkt. Deze verordening beperkt zich tot het vereiste minimum om deze doelstellingen te bereiken en gaat niet verder dan hiertoe nodig is.

(11) Daar de nodige maatregelen ter uitvoering van deze verordening, maatregelen van algemene strekking zijn in de zin van artikel 2 van Besluit 1999/468/EEG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheid  i dienen deze maatregelen volgens de regelgevingsprocedure van artikel 5 van genoemd besluit te worden vastgesteld.