Overwegingen bij COM(2006)346-1 - Van de EG betreffende de aanpassing van de op de bevoegdheden van het Hof van Justitie betrekking hebbende bepalingen van titel IV van het Verdrag tot oprichting van de EG, teneinde te komen tot een doeltreffender rechtsbescherming

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
1. Overeenkomstig artikel 68, lid 1, van het Verdrag is artikel 234 van het Verdrag van toepassing op titel IV van het derde deel van het Verdrag onder de in die bepaling vastgestelde omstandigheden en voorwaarden. Ingevolge artikel 68, lid 2, is het Hof van Justitie in geen geval bevoegd ten aanzien van krachtens artikel 62, punt 1, genomen maatregelen of besluiten met betrekking tot de handhaving van de openbare orde of de bescherming van de binnenlandse veiligheid. Evenzo sluit artikel 2, lid 1, van het Protocol tot opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie de bevoegdheid van het Hof van Justitie uit om uitspraak te doen ten aanzien van in het kader van het Schengenacquis genomen maatregelen of besluiten met betrekking tot de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de binnenlandse veiligheid. Overeenkomstig artikel 68, lid 3, van het Verdrag kunnen de Raad, de Commissie of een lidstaat het Hof van Justitie verzoeken een uitspraak te doen over de uitlegging van titel IV of van op deze titel gebaseerde handelingen van de instellingen van de Gemeenschap. De door het Hof van Justitie in antwoord op een dergelijk verzoek gegeven uitspraak heeft geen gevolg ten aanzien van vonnissen van nationale rechterlijke instanties die kracht van gewijsde hebben.

2. Krachtens artikel 67, lid 2, tweede streepje, van het Verdrag neemt de Raad na afloop van de overgangsperiode van vijf jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement, een besluit teneinde de bepalingen betreffende de bevoegdheden van het Hof van Justitie aan te passen.

3. Deze aanpassing moet worden doorgevoerd door de bijzondere bepalingen die op de onder titel IV vallende gebieden van kracht zijn op één lijn te brengen met de gewone regeling van het Verdrag. Deze bijzondere bepalingen mogen dus niet langer worden toegepast en in plaats daarvan moeten de algemene Verdragsrechtelijke regeling en met name artikel 234 worden toegepast.

4. Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de positie van Denemarken, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van dit besluit; dit besluit is dan ook niet bindend voor, noch van toepassing in Denemarken.