Overwegingen bij COM(2005)122-1 - Kaderprogramma met betrekking tot grondrechten en justitie voor de periode 2007-2013

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) In het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap wordt bepaald dat bij de bepaling en de uitvoering van elk beleid en elk optreden van de Gemeenschap een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid moet worden verzekerd. In artikel 3, lid 1, onder p), van het Verdrag wordt bepaald dat het optreden van de Gemeenschap een bijdrage tot het verwezenlijken van een hoog niveau van bescherming van de gezondheid omvat.

(2) Het optreden van de Gemeenschap moet een aanvulling vormen op nationale beleidsmaatregelen die gericht zijn op de verbetering van de volksgezondheid, het wegnemen van bronnen van gevaar voor de menselijke gezondheid en het verminderen van de schade aan de gezondheid door drugsverslaving.

(3) Fysiek, seksueel en psychologisch geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen of dreiging daarmee, dwang of willekeurige vrijheidsberoving, zowel in het openbare leven als in de privé-sfeer, vormt een inbreuk op hun recht op leven, veiligheid, vrijheid, waardigheid en lichamelijke en emotionele integriteit en een ernstige bedreiging voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de slachtoffers van dergelijk geweld. De gevolgen van dergelijk geweld doen zich zo erg gevoelen in de gehele Gemeenschap dat zij een echte plaag zijn op gezondheidsgebied en een belemmering vormen voor veilig, vrij en rechtvaardig burgerschap.

(4) Volgens de definitie van de Wereldgezondheidsorganisatie is gezondheid een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en sociaal welbevinden en niet de loutere afwezigheid van ziekte of handicap. Volgens een resolutie die tijdens de Algemene Vergadering van de Wereldgezondheidsorganisatie in 1996 werd aangenomen, is geweld een van de belangrijkste mondiale problemen op het gebied van de volksgezondheid. In haar verslag over geweld en gezondheid van 3 oktober 2002 beveelt de WHO aan elementaire preventieve acties te bevorderen, meer maatregelen te nemen ten behoeve van slachtoffers van geweld en de samenwerking en uitwisseling van informatie over het voorkomen van geweld te intensiveren.

(5) Deze beginselen worden erkend in talrijke overeenkomsten, verklaringen en protocollen van belangrijke internationale organisaties en instellingen zoals de Verenigde Naties, de Internationale Arbeidsorganisatie, de Wereldvrouwenconferentie en het Wereldcongres tegen de seksuele uitbuiting van kinderen voor commerciële doeleinden.

(6) Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie[21] bevestigt onder andere opnieuw het recht op menselijke waardigheid, gelijkheid en solidariteit. Het omvat een aantal specifieke bepalingen betreffende de bescherming en bevordering van de lichamelijke en geestelijke integriteit, de gelijke behandeling van mannen en vrouwen, kinderrechten en non-discriminatie alsmede het verbod van onmenselijke of vernederende behandelingen, slavernij, dwangarbeid en kinderarbeid. In het Handvest wordt bevestigd dat bij de bepaling en uitvoering van elk beleid en elk optreden van de Gemeenschap een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid moet worden verzekerd.

(7) De Commissie is door het Europees Parlement verzocht om actieprogramma's ter bestrijding van dergelijk geweld op te stellen en ten uitvoer te leggen, onder andere in de resoluties van het Europees Parlement van 19 mei 2000 over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement 'Over nieuwe maatregelen ter bestrijding van de vrouwenhandel'[22]en van 20 september 2001 over genitale verminking van vrouwen[23].

(8) Het actieprogramma dat werd opgezet bij Besluit nr. 293/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 januari 2000 tot vaststelling van een communautair actieprogramma (het programma Daphne) (2000-2003) betreffende preventieve maatregelen ter bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen[24], heeft bijgedragen tot een grotere bewustwording van deze problematiek in de Europese Unie en heeft geleid tot meer samenwerking tussen de organisaties die in de lidstaten actief zijn op het gebied van geweldbestrijding.

(9) In het actieprogramma dat werd opgezet bij Besluit nr. 803/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van een communautair actieprogramma (2004-2008) ter voorkoming en bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen en ter bescherming van slachtoffers en risicogroepen (Daphne II-programma)[25], werd voortgebouwd op de resultaten die reeds in het kader van het Daphne-programma werden bereikt. Op grond van artikel 8, lid 2, van dit besluit treft de Commissie de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de jaarlijkse kredieten stroken met de nieuwe financiële vooruitzichten.

(10) Het is wenselijk te zorgen voor continuïteit voor de projecten die in het kader van de Daphne en Daphne II-programma's werden ondersteund.

(11) Volgens onderzoek hangt een groot aantal ziektes en sterfgevallen in Europa samen met drugsverslaving en vormt de schade aan de gezondheid door drugsverslaving derhalve een belangrijk probleem voor de volksgezondheid.

(12) In de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende de resultaten van de eindevaluatie van de EU-drugsstrategie en het EU-actieplan inzake drugs (2000-2004)[26] werd erop gewezen dat het maatschappelijk middenveld regelmatig moet worden betrokken bij de ontwikkeling van het EU-drugsbeleid.

(13) Het besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van de volksgezondheid (2003-2008) voorziet in de ontwikkeling van strategieën en maatregelen inzake drugsverslaving en van leefstijl gebonden gezondheidsdeterminanten.

(14) In zijn aanbeveling van 18 juni 2003 betreffende de preventie en beperking van gezondheidsschade die samenhangt met drugsverslaving[27] heeft de Raad aanbevolen dat de lidstaten de preventie van drugsverslaving en de vermindering van de daarmee samenhangende risico's tot een doelstelling van het volksgezondheidsbeleid maken en zij daartoe alomvattende strategieën ontwikkelen en uitvoeren.

(15) In december 2004 heeft de Europese Raad de drugsstrategie voor 2005-2012 van de Europese Unie aangenomen, die betrekking heeft op alle drugsgerelateerde activiteiten van de Europese Unie en waarin de belangrijkste doelstellingen worden vastgesteld. Deze doelstellingen voorzien in het bereiken van een hoog niveau van gezondheidsbescherming, welzijn en sociale samenhang door het voorkomen en beperken van drugsgebruik, verslaving en drugsgerelateerde schade aan de volksgezondheid en de maatschappij.

(16) De Commissie heeft haar drugsactieplan (2005-2008)[28] aangenomen als een cruciaal instrument voor het omzetten van de drugsstrategie 2005-2012 van de Europese Unie in concrete acties. Het actieplan moet uiteindelijk het drugsgebruik onder de bevolking aanzienlijk terugdringen en de schade die de volksgezondheid en de maatschappij oplopen als gevolg van het gebruik van en de handel in illegale drugs, verminderen.

(17) Het is belangrijk en noodzakelijk dat de ernstige onmiddellijke en lange termijngevolgen worden erkend die geweld en drugs kunnen hebben op het gebied van gezondheid, psychologische en sociale ontwikkeling, gelijke kansen van de betrokkenen en voor personen, gezinnen en gemeenschappen alsook wat betreft de hoge sociale en economische kosten voor de maatschappij in haar geheel.

(18) De Europese Unie kan een meerwaarde geven aan de acties van de lidstaten op het gebied van drugspreventie en -voorlichting door deze acties aan te vullen en synergie-effecten te bevorderen.

(19) Op het gebied van de preventie van geweld, met inbegrip van misbruik en seksuele uitbuiting ten aanzien van vrouwen, jongeren en kinderen en de bescherming van slachtoffers en risicogroepen kan de Europese Unie een meerwaarde geven aan de acties die hoofdzakelijk door de lidstaten worden ondernomen door de volgende maatregelen te nemen: de verspreiding en uitwisseling van gegevens, ervaring en beproefde methoden; de bevordering van een innoverende benadering; de gezamenlijke vaststelling van prioriteiten; de ontwikkeling van de nodige netwerken; de selectie van projecten in de gehele Gemeenschap en het motiveren en mobiliseren van alle betrokken partijen. Deze acties moeten ook betrekking hebben op vrouwen en kinderen die via mensenhandel de lidstaten worden binnengebracht.

(20) De Europese Federatie voor verdwenen en seksueel uitgebuite kinderen verenigt op Europees niveau de verschillende NGO's die actief zijn op het gebied van verdwenen en seksueel uitgebuite kinderen. De federatie is actief op het vlak van de bewustmaking van en de strijd tegen het verschijnsel van verdwenen en seksueel uitgebuite kinderen door de communicatie te bevorderen tussen Europese organisaties met het oog op een meer efficiënte aanpak, de oprichting te bevorderen van een Europees studiecentrum voor het centraliseren en analyseren van gegevens met betrekking tot deze fenomenen en activiteiten te ondersteunen en uit te voeren met het oog op de verbetering van de situatie van verdwenen of seksueel uitgebuite minderjarigen en de wetgeving, mentaliteit en gedrag in Europa te wijzigen.

(21) De doelstellingen van de voorgestelde actie, namelijk het voorkomen en bestrijden van alle vormen van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen en drugsvoorlichting en -preventie, kunnen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt, omdat de gegevensuitwisseling en verspreiding van beproefde methoden op EU-niveau moet plaatsvinden. Dit kan dan ook beter op communautair niveau worden verwezenlijkt. Aangezien een gecoördineerde en multidisciplinaire aanpak noodzakelijk is en rekening houdende met de omvang of de gevolgen van het optreden kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag omschreven subsidiariteitsbeginsel maatregelen treffen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(22) Passende maatregelen moeten worden genomen om onregelmatigheden en fraude te voorkomen en om verloren gegane, ten onrechte betaalde of slecht bestede middelen terug te vorderen.

(23) Bij dit besluit wordt een financieel kader vastgesteld dat voor de begrotingsautoriteit gedurende de gehele looptijd van het programma de voornaamste referentie vormt in de zin van punt 33 van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure[29].

(24) Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[30] (hierna “het Financieel Reglement” genoemd) en Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad[31], die de financiële belangen van de Europese Gemeenschap beschermen, moeten worden toegepast, waarbij moet worden gestreefd naar eenvoud en samenhang bij de keuze van de begrotingsinstrumenten, beperking van het aantal gevallen waarin de Commissie rechtstreeks verantwoordelijk is voor de uitvoering en het beheer van de begrotingsinstrumenten, en evenredigheid tussen de hoogte van de middelen en de administratieve lasten voor de besteding ervan.

(25) Krachtens het Financieel Reglement is voor exploitatiesubsidies een basisbesluit vereist.

(26) Overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[32] moeten de maatregelen voor de uitvoering van dit besluit worden goedgekeurd aan de hand van de raadplegingsprocedure van artikel 3 van dit besluit. Dit is aangewezen omdat het programma geen significante gevolgen heeft voor de begroting van de Europese Unie.