Overwegingen bij COM(2011)126 - Bevoegdheid, toepasselijk recht en erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake huwelijksvermogensstelsels - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2011)126 - Bevoegdheid, toepasselijk recht en erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake huwelijksvermogensstelsels. |
---|---|
document | COM(2011)126 ![]() ![]() |
datum | 16 maart 2011 |
(2) Op zijn bijeenkomst in Tampere op 15 en 16 oktober 1999 heeft de Europese Raad het beginsel goedgekeurd dat de wederzijdse erkenning van vonnissen en andere beslissingen van rechterlijke instanties de hoeksteen van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken binnen de Unie vormt, en de Raad en de Commissie gevraagd een programma van maatregelen aan te nemen ter uitvoering van dit beginsel.
(3) Op 30 november 2000 heeft de Raad het ontwerp-programma aangenomen van maatregelen voor de uitvoering van het beginsel van wederzijdse erkenning van beslissingen in burgerlijke en handelszaken[14]. In dat programma wordt verklaard dat de maatregelen voor de harmonisatie van de collisieregels de wederzijdse erkenning van beslissingen helpen bevorderen. Het voorziet ook in het opstellen van een of meer instrumenten voor wederzijdse erkenning op het gebied van huwelijksvermogensstelsels en de vermogensrechtelijke gevolgen van de scheiding van niet-gehuwde paren.
(4) Op zijn bijeenkomst van 4 en 5 november 2004 in Brussel heeft de Europese Raad een nieuw programma aangenomen, met als titel „Het Haags Programma - Versterking van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie”[15]. In dat programma heeft de Raad de Commissie gevraagd een groenboek in te dienen over het conflictenrecht inzake het huwelijksvermogensregime, met inbegrip van de kwestie van de bevoegdheid en de wederzijdse erkenning. Er wordt in beklemtoond dat er tegen 2011 een instrument op dit gebied moet worden aangenomen.
(5) Op 17 juli 2006 heeft de Commissie een groenboek[16] aangenomen over collisieregels op het gebied van huwelijksvermogensstelsels, met inbegrip van de kwestie van de rechterlijke bevoegdheid en van de wederzijdse erkenning. Dit groenboek gaf het startsein voor een brede raadpleging over de problemen waarmee paren te maken krijgen bij de vereffening van het huwelijksvermogen in een Europese context, en over de rechtsmiddelen om die problemen te verhelpen.
(6) Ook in het programma van Stockholm van december 2009, waarin de prioriteiten op het gebied van justitie, vrijheid en veiligheid voor de jaren 2010 tot 2014 zijn vastgesteld[17], wordt verklaard dat de wederzijdse erkenning moet worden uitgebreid tot het huwelijksvermogensrecht en de vermogensrechtelijke gevolgen van de scheiding van paren.
(7) In het „verslag over het EU-burgerschap 2010: het wegnemen van belemmeringen voor de rechten van EU-burgers”[18], dat op 27 oktober 2010 is aangenomen, heeft de Commissie de aanneming aangekondigd van een voorstel voor een wetgevingsinstrument om de belemmeringen voor het vrije verkeer van personen weg te nemen, met name de problemen die paren ondervinden bij het beheer of de verdeling van hun goederen.
(8) Om de echtparen in verband met hun goederen rechtszekerheid en een zekere mate van voorspelbaarheid te bieden, is het wenselijk alle regels die van toepassing zijn op de huwelijksvermogensstelsels, in een enkel instrument op te nemen.
(9) Om de doelstellingen te bereiken, brengt deze verordening de bepalingen inzake de rechterlijke bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en authentieke akten, alsook de bepalingen inzake de tegenwerpelijkbaarheid van huwelijksvermogensstelsels aan derden samen in een enkel instrument.
(10) Deze verordening regelt vraagstukken in verband met het huwelijksvermogensstelsel. Zij betreft niet het begrip „huwelijk”, dat gedefinieerd wordt in het nationale recht van de lidstaten.
(11) Het toepassingsgebied van deze verordening moet alle civiele aspecten van de huwelijksvermogensstelsels bestrijken, gaande van het dagelijkse beheer van de goederen van de echtgenoten (hun huwelijksvermogen) tot de vereffening van dat vermogen ten gevolge van de scheiding van het echtpaar of het overlijden van een van de echtgenoten.
(12) Omdat de onderhoudsverplichtingen tussen echtgenoten zijn geregeld in Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen[19], moeten deze van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten, net als alle vraagstukken in verband met de geldigheid en de gevolgen van schenkingen, die zijn geregeld in Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I)[20].
(13) Vraagstukken in verband met de aard van de zakelijke rechten die in het nationale recht van de lidstaten kunnen bestaan, bijvoorbeeld betreffende de daaraan verbonden publiciteitsvoorschriften, moeten ook van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten, net zoals zij zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. …/… [ van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en authentieke akten op het gebied van erfopvolging en betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring ][21]. Zo kunnen de gerechten van de lidstaat waar een goed van een of van de beide echtgenoten gelegen is, zakenrechtelijke maatregelen nemen, met name de registratie van de overdracht van dat goed in het vastgoedregister, wanneer het recht van die lidstaat daarin voorziet.
(14) Om rekening te houden met de toenemende mobiliteit van echtparen in de loop van hun huwelijksleven en een goede rechtsbedeling te bevorderen, bepalen de bevoegdheidsregels in deze verordening dat vraagstukken in verband met het huwelijksvermogensstelsel, waaronder de vereffening van het huwelijksvermogen, die aan de orde komen in het kader van een echtscheidingsprocedure, een procedure van scheiding van tafel en bed of een procedure tot nietigverklaring van het huwelijk, zullen worden behandeld door de gerechten van de lidstaat die volgens Verordening (EG) nr. 2201/2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000[22] bevoegd zijn voor de echtscheidingsprocedure, de procedure van scheiding van tafel en bed of de procedure tot nietigverklaring van het huwelijk.
(15) Om dezelfde redenen moeten vraagstukken in verband met het huwelijksvermogensstelsel die rijzen naar aanleiding van het overlijden van een van de echtgenoten, worden behandeld door het gerecht dat volgens Verordening (EU) nr. …/… [ van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en authentieke akten op het gebied van erfopvolging en betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring ] bevoegd is voor de erfopvolging van die echtgenoot.
(16) Wanneer vraagstukken in verband met het huwelijksvermogensstelsel niet aan de orde komen in het kader van een echtscheidingsprocedure, een procedure van scheiding van tafel en bed of een procedure tot nietigverklaring van het huwelijk, en evenmin naar aanleiding van het overlijden van een van de echtgenoten, kunnen de echtgenoten besluiten deze voor te leggen aan de gerechten van de lidstaat waarvan zij het recht hebben gekozen als het op hun huwelijksvermogensstelsel toepasselijke recht. Dit besluit neemt de vorm aan van een akkoord tussen hen en kan te allen tijde en zelfs in de loop van de procedure worden gesloten.
(17) Teneinde te voorkomen dat er zich gevallen van rechtsweigering voordoen, moet deze verordening ook buiten de gevallen van scheiding van het echtpaar of overlijden van een van de echtgenoten de mogelijkheid bieden dat de gerechten van een lidstaat territoriaal bevoegd blijven voor vorderingen in verband met het huwelijksvermogensstelsel, en met name voorzien in een forum necessitatis (noodbevoegdheid).
(18) Met het oog op een goede rechtsbedeling moet worden voorkomen dat in de lidstaten beslissingen worden gegeven die onderling onverenigbaar zijn. Daarom moet deze verordening voorzien in algemene procedureregels die geënt zijn op Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken[23].
(19) Om het de echtgenoten gemakkelijker te maken hun goederen te beheren, biedt deze verordening hun de mogelijkheid om uit de rechtsstelsels waarmee zij een nauwe band hebben op grond van hun verblijfplaats of de nationaliteit van een van hen, het recht te kiezen dat toepasselijk is op hun huwelijksvermogensstelsel, ongeacht de aard of de locatie van de goederen. Deze keuze kan te allen tijde worden gemaakt, zowel op het ogenblik van het sluiten van het huwelijk als in de loop van het huwelijk.
(20) Het recht dat door de echtgenoten is gekozen om de vermogensrechtelijke gevolgen van hun huwelijk te regelen, of, bij gebreke van een rechtskeuze, het op grond van aanknopingspunten aangewezen recht moet worden toegepast, ook al is het niet het recht van een lidstaat. Om het voor de gerechten van een lidstaat gemakkelijker te maken het recht van een andere lidstaat toe te passen, kan het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken, dat is opgericht bij Beschikking 2001/470/EG van de Raad van 28 mei 2001[24], de gerechten informatie verstrekken over de inhoud van het buitenlandse recht.
(21) Om te voldoen aan de eisen van voorspelbaarheid en rechtszekerheid en tegelijkertijd rekening te houden met de levensrealiteit van het echtpaar, stelt deze verordening, voor het geval dat er geen rechtskeuze is gemaakt, geharmoniseerde collisieregels voor op basis van een hiërarchische lijst van aanknopingspunten, aan de hand waarvan het recht kan worden bepaald dat toepasselijk is op het geheel van de goederen van de echtgenoten. Zo moet de eerste gewone gemeenschappelijke verblijfplaats van de echtgenoten na het huwelijk het eerste criterium vormen, vóór het recht van de gemeenschappelijke nationaliteit van de echtgenoten op het ogenblik van het sluiten van het huwelijk. Als voor geen enkel van deze criteria de voorwaarden zijn vervuld, of bij gebreke van een eerste gewone gemeenschappelijke verblijfplaats in het geval de echtgenoten op het ogenblik van het sluiten van het huwelijk een gemeenschappelijke dubbele nationaliteit hebben, moet het recht van de staat waarmee de echtgenoten samen de nauwste banden hebben, als derde aanknopingspunt worden gebruikt. Daarbij moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden, zoals de plaats waar het huwelijk is gesloten, aangezien deze nauwe banden moeten worden beoordeeld op het ogenblik van het sluiten van het huwelijk.
(22) Wanneer het toepasselijke recht wordt bepaald op grond van het begrip „nationaliteit”, moet rekening worden gehouden met het feit dat bepaalde staten waarvan het rechtsstelsel op de common law is gebaseerd, het begrip „domicilie” als aanknopingspunt gebruiken en niet het begrip „nationaliteit”.
(23) Om de rechtszekerheid van verrichtingen te garanderen en te voorkomen dat het op het huwelijksvermogensstelsel toepasselijke recht wijzigt zonder dat de echtgenoten daarvan op de hoogte worden gebracht, is geen enkele wijziging van het op het huwelijksvermogensstelsel toepasselijke recht mogelijk zonder uitdrukkelijke wilsuiting van de partijen in die zin. Deze wijziging waartoe de echtgenoten besluiten, kan geen terugwerkende kracht hebben, tenzij de echtgenoten uitdrukkelijk anders hebben bepaald. In geen geval kan de wijziging afbreuk doen aan de rechten van derden en aan de geldigheid van eerder verleden akten.
(24) Gelet op het belang van de keuze van het op het huwelijksvermogensstelsel toepasselijke recht, moet de verordening bepaalde garanties invoeren om ervoor te zorgen dat de echtgenoten of toekomstige echtgenoten zich bewust zijn van de gevolgen van hun keuze. De keuze zal moeten worden gedaan in de vorm die voor het huwelijkscontract is voorgeschreven door het gekozen recht of door het recht van de staat waar de akte wordt verleden, en minstens in een schriftelijk document, dat door de beide echtgenoten is gedateerd en ondertekend. De eventuele aanvullende vormvereisten in verband met de geldigheid, de publiciteit of de registratie die voor dergelijke contracten worden opgelegd door het gekozen recht of door het recht van de staat waar de akte wordt verleden, moeten worden nageleefd.
(25) Met het oog op het algemeen belang moeten de gerechten van de lidstaten in uitzonderlijke omstandigheden de mogelijkheid hebben om het buitenlandse recht niet toe te passen wanneer dat in een bepaalde zaak kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde van het land van de rechter. Niettemin mogen de gerechten de exceptie van openbare orde niet aanvoeren om het recht van een andere staat buiten toepassing te laten of om te weigeren een gegeven beslissing, een authentieke akte of een gerechtelijke schikking te erkennen of ten uitvoer te leggen, wanneer het aanvoeren van de exceptie van openbare orde in strijd zou zijn met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name artikel 21 dat iedere discriminatie verbiedt.
(26) Aangezien er staten zijn waar twee of meer rechtsstelsels of gehelen van rechtsregels betreffende de in deze verordening geregelde materie naast elkaar bestaan, moet worden bepaald in welke mate de bepalingen van deze verordening van toepassing zijn in de verschillende territoriale eenheden van deze staten.
(27) Aangezien een van de doelstellingen van deze verordening de wederzijdse erkenning van de in de lidstaten gegeven beslissingen is, moet deze verordening regels bevatten betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, die geënt zijn op Verordening (EG) nr. 44/2001 en die waar nodig aangepast zijn aan de specifieke vereisten van de in deze verordening geregelde materie.
(28) Teneinde rekening te houden met de verschillende wijzen waarop vraagstukken in verband met huwelijksvermogensstelsels in de lidstaten worden geregeld, moet deze verordening de erkenning en tenuitvoerlegging van authentieke akten waarborgen. Met het oog op erkenning kunnen de authentieke akten echter niet met gerechtelijke beslissingen worden gelijkgesteld. De erkenning van authentieke akten betekent dat zij qua inhoud dezelfde bewijskracht en dezelfde gevolgen hebben als in hun lidstaat van oorsprong, en dat er ten aanzien van deze akten een weerlegbaar vermoeden van geldigheid bestaat.
(29) De rechtsbetrekkingen tussen een echtgenoot en een derde vallen weliswaar onder het op het huwelijksvermogensstelsel toepasselijke recht, maar de voorwaarden voor tegenwerpelijkbaarheid van dit recht moeten wel kunnen worden ingepast in het recht van de lidstaat waar zich de gewone verblijfplaats van de echtgenoot of de derde bevindt, teneinde te garanderen dat die laatste wordt beschermd. Het recht van deze lidstaat kan bepalen dat de echtgenoot het op zijn huwelijksvermogensstelsel toepasselijke recht alleen aan de derde kan tegenwerpen als de registratie- of publicititeitsvoorwaarden van deze lidstaat zijn nageleefd, tenzij de derde het op het huwelijksvermogensstelsel toepasselijke recht kende of moest kennen.
(30) De door de lidstaten aangegane internationale verplichtingen vereisen dat deze verordening de internationale verdragen waarbij één of meer lidstaten partij zijn op het ogenblik dat deze verordening wordt vastgesteld, onverlet laat. De coherentie met de algemene doelstellingen van deze verordening vereist evenwel dat deze verordening tussen de lidstaten voorrang heeft boven de verdragen.
(31) Aangezien de doelstellingen van deze verordening, te weten het vrije verkeer van personen in de Europese Unie, de mogelijkheid voor echtgenoten om zowel tijdens hun samenleven als op het ogenblik van de vereffening van hun goederen hun vermogensrechtelijke betrekkingen onderling en tegenover derden te organiseren, alsook een grotere voorspelbaarheid en rechtszekerheid, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden gerealiseerd en derhalve, vanwege de omvang en de gevolgen van deze verordening, beter op het niveau van de Europese Unie kunnen worden gerealiseerd, kan de Unie maatregelen nemen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel dat is neergelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
(32) Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en de beginselen die zijn erkend bij het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name de artikelen 7, 9, 17, 21 en 47 betreffende de eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven, het recht te huwen en het recht een gezin te stichten volgens de nationale wetten, het eigendomsrecht, het discriminatieverbod en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte. Deze verordening moet door de gerechten van de lidstaten worden toegepast met eerbiediging van deze rechten en beginselen.
(33) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, [hebben het Verenigd Koninkrijk en Ierland laten weten dat zij wensen deel te nemen aan de aanneming en toepassing van deze verordening]/[nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland, onverminderd artikel 4 van dat protocol, niet deel aan de aanneming van deze verordening; deze is dan ook niet bindend voor noch van toepassing in deze landen].
(34) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening; deze is dan ook niet bindend voor noch van toepassing in Denemarken.