Overwegingen bij COM(2011)127 - Bevoegdheid, toepasselijk recht en erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid te handhaven en te ontwikkelen, waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is. Om een dergelijke ruimte geleidelijk tot stand te brengen, moet de Unie maatregelen nemen in verband met justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen.

(2) Op zijn bijeenkomst in Tampere op 15 en 16 oktober 1999 heeft de Europese Raad het beginsel goedgekeurd dat de wederzijdse erkenning van vonnissen en andere beslissingen van rechterlijke instanties de hoeksteen van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken binnen de Unie vormt, en de Raad en de Commissie gevraagd een programma van maatregelen aan te nemen ter uitvoering van dit beginsel.

(3) Op 30 november 2000 heeft de Raad het ontwerp-programma aangenomen van maatregelen voor de uitvoering van het beginsel van wederzijdse erkenning van beslissingen in burgerlijke en handelszaken[13]. In dat programma wordt verklaard dat de maatregelen voor de harmonisatie van de collisieregels de wederzijdse erkenning van beslissingen helpen bevorderen. Het voorziet ook in het opstellen van een of meer instrumenten voor wederzijdse erkenning op het gebied van huwelijksvermogensstelsels en de vermogensrechtelijke gevolgen van de scheiding van niet-gehuwde paren.

(4) Op zijn bijeenkomst van 4 en 5 november 2004 in Brussel heeft de Europese Raad een nieuw programma aangenomen, met als titel „Het Haags Programma - Versterking van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie”[14]. In dat programma heeft de Raad de Commissie gevraagd een groenboek in te dienen over het conflictenrecht inzake het huwelijksvermogensregime, met inbegrip van de kwestie van de bevoegdheid en de wederzijdse erkenning. Er wordt in beklemtoond dat er tegen 2011 een instrument op dit gebied moet worden aangenomen.

(5) Op 17 juli 2006 heeft de Commissie een groenboek[15] aangenomen over collisieregels op het gebied van huwelijksvermogensstelsels, met inbegrip van de kwestie van de rechterlijke bevoegdheid en van de wederzijdse erkenning. Dit groenboek gaf het startsein voor een brede raadpleging over de problemen waarmee paren te maken krijgen bij de vereffening van het huwelijksvermogen in een Europese context, en over de rechtsmiddelen om die problemen te verhelpen. In het groenboek kwamen ook alle vraagstukken van internationaal privaatrecht aan bod waarmee paren die een andere verbintenis dan het huwelijk hebben gesloten, met name de geregistreerde partners, te maken krijgen, alsook de specifieke problemen die zij ondervinden.

(6) Ook in het programma van Stockholm van december 2009[16], waarin het werkprogramma van de Commissie voor de jaren 2010 tot 2014 zijn vastgesteld, wordt met name verklaard dat de wederzijdse erkenning moet worden uitgebreid tot het huwelijksvermogensrecht en de vermogensrechtelijke gevolgen van de scheiding van paren.

(7) In het „verslag over het EU-burgerschap 2010: het wegnemen van belemmeringen voor de rechten van EU-burgers”[17], dat op 27 oktober 2010 is aangenomen, heeft de Commissie de aanneming aangekondigd van een voorstel voor een wetgevingsinstrument om de belemmeringen voor het vrije verkeer van personen weg te nemen, met name de problemen die paren ondervinden bij het beheer of de verdeling van hun goederen.

(8) Omdat de instituten van het huwelijk en het geregistreerd partnerschap als vormen van verbintenis eigen kenmerken hebben en de daarop toepasselijke beginselen uiteenlopen, is het aangewezen twee onderscheiden instrumenten op te stellen: één voor de vermogensrechtelijke aspecten van huwelijken, en één voor de vermogensrechtelijke aspecten van geregistreerde partnerschappen, waarop deze verordening betrekking heeft.

(9) Uit de wetgevingen van de lidstaten blijkt dat er diverse opvattingen bestaan over de andere vormen van verbintenis dan het huwelijk en er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de paren waarvan de verbintenis is geïnstitutionaliseerd door de registratie van hun partnerschap bij een openbare instantie en de paren die een feitelijke verbintenis aangaan. Hoewel feitelijke verbintenissen in sommige lidstaten wettelijk geregeld zijn, moeten zij worden onderscheiden van de geregistreerde partnerschappen, die gelet op de voor hen geldende vormvoorwaarden kunnen worden geregeld in een instrument van de Unie waarin met hun bijzondere karakter rekening worden gehouden. Voor de goede werking van de interne markt is het van belang dat de belemmeringen voor het vrije verkeer van personen die hun partnerschap hebben geregistreerd, worden weggenomen en dat deze paren niet langer moeilijkheden ondervinden bij het beheer of de verdeling van hun goederen. Om deze doelstellingen te bereiken, brengt deze verordening de bepalingen inzake de rechterlijke bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en authentieke akten, alsook de bepalingen inzake de tegenwerpelijkheid van de vermogensrechtelijke aspecten van geregistreerde partnerschappen aan derden samen in een enkel instrument.

(10) Deze verordening regelt vraagstukken in verband met de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen. Het begrip „geregistreerd partnerschap” wordt slechts met het oog op de doelstellingen van de verordening gedefinieerd. De specifieke inhoud van dit begrip wordt bepaald door het nationale recht van de lidstaten.

(11) Het toepassingsgebied van deze verordening moet alle civielrechtelijke vraagstukken in verband met de vermogensrechtelijke aspecten van geregistreerde partnerschappen bestrijken, gaande van het dagelijkse beheer van de goederen van de partners (hun vermogen) tot de vereffening van dat vermogen ten gevolge van de scheiding van het paar of het overlijden van een van de partners.

(12) Omdat de onderhoudsverplichtingen tussen geregistreerde partners zijn geregeld in Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen[18], moeten deze van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten, net als alle vraagstukken in verband met de geldigheid en de gevolgen van schenkingen, die zijn geregeld in Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I)[19].

(13) Vraagstukken in verband met de aard van de zakelijke rechten die in het nationale recht van de lidstaten kunnen bestaan, bijvoorbeeld betreffende de daaraan verbonden publiciteitsvoorschriften, moeten ook van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten, net zoals zij zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. …/… [ van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en authentieke akten op het gebied van erfopvolging en betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring ][20]. Zo kunnen de gerechten van de lidstaat waar een goed van een of van de beide partners gelegen is, zakenrechtelijke maatregelen nemen, met name de registratie van de overdracht van dat goed in het vastgoedregister, wanneer het recht van die lidstaat daarin voorziet.

(14) Om een goede rechtsbedeling in de hand te werken en de vereffening van het vermogen van geregistreerde partners ten gevolge van het overlijden van een van de partners te vergemakkelijken, moeten de vraagstukken in verband met de vermogensrechtelijke aspecten van dat partnerschap die door dit overlijden zijn ontstaan, worden behandeld door de gerechten van de lidstaat die bevoegd zijn om de erfopvolging van de overleden partner te behandelen op grond van Verordening (EU) nr. …/… [ van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en authentieke akten op het gebied van erfopvolging en betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring ].

(15) Voorts moet deze verordening het mogelijk maken de bevoegdheid van de gerechten van een lidstaat waarbij een vordering tot ontbinding of nietigverklaring van een geregistreerd partnerschap aanhangig is, uit te breiden tot de vermogensrechtelijke aspecten van het geregistreerd partnerschap die met die vordering verband houden, mits de partners daarover een akkoord sluiten.

(16) In de andere gevallen moet deze verordening het mogelijk maken om volgens een hiërarchische lijst criteria, die moeten garanderen dat er een nauwe band bestaat tussen de partners en de lidstaat waarvan de gerechten worden aangewezen, te bepalen welke gerechten territoriaal bevoegd zijn voor vorderingen in verband met de vermogensrechtelijke aspecten van geregistreerde partnerschappen. Met uitzondering van de gerechten van de lidstaat waar het partnerschap is geregistreerd, kunnen die gerechten zich onbevoegd verklaren als hun nationale wetgeving het instituut van het geregistreerd partnerschap niet kent. Teneinde te voorkomen dat er zich gevallen van rechtsweigering voordoen, is er een regel van subsidiaire bevoegdheid opgenomen, voor het geval geen enkel gerecht op grond van de andere bepalingen van deze verordening bevoegd is om de situatie te behandelen.

(17) Met het oog op een goede rechtsbedeling moet worden voorkomen dat in de lidstaten beslissingen worden gegeven die onderling onverenigbaar zijn. Daarom zou deze verordening moeten voorzien in algemene procedureregels die geënt zijn op Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken[21].

(18) Om het beheer van de goederen van de partners te vergemakkelijken is het recht van de staat waar het partnerschap is geregistreerd, van toepassing op alle goederen van de partners, ook al is het niet het recht van een lidstaat.

(19) Om het voor de gerechten van een lidstaat gemakkelijker te maken het recht van een andere lidstaat toe te passen, kan het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken, dat is opgericht bij Beschikking 2001/470/EG van de Raad van 28 mei 2001[22], de gerechten informatie verstrekken over de inhoud van het buitenlandse recht.

(20) In uitzonderlijke omstandigheden moeten de gerechten van de lidstaten zich met het oog op openbare belangen kunnen beroepen op bepalingen van bijzonder dwingend recht waarvan de inachtneming noodzakelijk is voor de politieke, sociale of economische organisatie van de betrokken staten. In uitzonderlijke omstandigheden moeten de gerechten van de lidstaten voorts de mogelijkheid hebben het buitenlandse recht buiten toepassing te laten indien deze toepassing in een bepaalde zaak kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde van het land van de rechter.

(21) Niettemin mogen de gerechten de exceptie van bepalingen van bijzonder dwingend recht of de exceptie van openbare orde niet aanvoeren om het recht van een andere staat buiten toepassing te laten of om te weigeren een gegeven beslissing, een authentieke akte of een gerechtelijke schikking te erkennen of ten uitvoer te leggen, wanneer het aanvoeren van de exceptie van openbare orde in strijd zou zijn met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name artikel 21 dat iedere discriminatie verbiedt. Voorts mogen deze gerechten evenmin het op het geregistreerd partnerschap toepasselijke recht afwijzen, uitsluitend omdat het recht van het land van de rechter het instituut van het geregistreerd partnerschap niet kent.

(22) Aangezien er staten zijn waar twee of meer rechtsstelsels of gehelen van rechtsregels betreffende de in deze verordening geregelde materie naast elkaar bestaan, zou moeten worden bepaald in welke mate de bepalingen van deze verordening van toepassing zijn in de verschillende territoriale eenheden van deze staten.

(23) Aangezien een van de doelstellingen van deze verordening de wederzijdse erkenning van de in de lidstaten gegeven beslissingen is, moet deze verordening regels bevatten betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, die geënt zijn op Verordening (EG) nr. 44/2001 en die waar nodig aangepast zijn aan de specifieke vereisten van de in deze verordening geregelde materie. Zo kunnen de erkenning en tenuitvoerlegging van een beslissing die geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op de vermogensrechtelijke aspecten van een geregistreerd partnerschap, niet worden geweigerd in een lidstaat waar het nationale recht het instituut van het geregistreerd partnerschap niet kent of daaraan andere vermogensrechtelijke gevolgen verbindt.

(24) Teneinde rekening te houden met de verschillende wijzen waarop vraagstukken in verband met de vermogensrechtelijke aspecten van geregistreerde partnerschappen in de lidstaten worden geregeld, moet deze verordening de erkenning en tenuitvoerlegging van authentieke akten waarborgen. Met het oog op erkenning kunnen de authentieke akten echter niet met gerechtelijke beslissingen worden gelijkgesteld. De erkenning van authentieke akten betekent dat zij qua inhoud dezelfde bewijskracht en dezelfde gevolgen hebben als in hun lidstaat van oorsprong, en dat er ten aanzien van deze akten een weerlegbaar vermoeden van geldigheid bestaat.

(25) De rechtsbetrekkingen tussen een partner en een derde vallen weliswaar onder het op de vermogensrechtelijke gevolgen van het geregistreerde partnerschap toepasselijke recht, maar de voorwaarden voor tegenwerpelijkheid van dit recht moeten wel kunnen worden ingepast in het recht van de lidstaat waar zich de gewone verblijfplaats van de partner of de derde bevindt, teneinde te garanderen dat die laatste wordt beschermd. Het recht van deze lidstaat kan bepalen dat deze partner het op de vermogensrechtelijke gevolgen van zijn geregistreerde partnerschap toepasselijke recht alleen aan de derde kan tegenwerpen als de registratie- of publicititeitsvoorwaarden van deze lidstaat zijn nageleefd, tenzij de derde het op de vermogensrechtelijke aspecten van het geregistreerde partnerschap toepasselijke recht kende of moest kennen.

(26) De door de lidstaten aangegane internationale verplichtingen vereisen dat deze verordening de internationale verdragen waarbij één of meer lidstaten partij zijn op het ogenblik dat deze verordening wordt vastgesteld, onverlet laat. De coherentie met de algemene doelstellingen van deze verordening vereist evenwel dat deze verordening tussen de lidstaten voorrang heeft boven de verdragen.

(27) Aangezien de doelstellingen van deze verordening, te weten het vrije verkeer van personen in de Europese Unie, de mogelijkheid voor partners om zowel tijdens hun samenleven als op het ogenblik van de vereffening van hun goederen hun vermogensrechtelijke betrekkingen onderling en tegenover derden te organiseren, alsook een grotere voorspelbaarheid en rechtszekerheid, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden gerealiseerd en derhalve, vanwege de omvang en de gevolgen van deze verordening, beter op het niveau van de Europese Unie kunnen worden gerealiseerd, kan de Unie maatregelen nemen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel dat is neergelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(28) Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en de beginselen die zijn erkend bij het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name de artikelen 7, 9, 17, 21 en 47 betreffende de eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven, het recht te huwen en het recht een gezin te stichten volgens de nationale wetten, het eigendomsrecht, het discriminatieverbod en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte. Deze verordening moet door de gerechten van de lidstaten worden toegepast met eerbiediging van deze rechten en beginselen.

(29) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, [hebben het Verenigd Koninkrijk en Ierland laten weten dat zij wensen deel te nemen aan de aanneming en toepassing van deze verordening]/[nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland, onverminderd artikel 4 van dat protocol, niet deel aan de aanneming van deze verordening; deze is dan ook niet bindend voor noch van toepassing in deze landen].

(30) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening; deze is dan ook niet bindend voor noch van toepassing in Denemarken.