Overwegingen bij COM(2012)124 - Toegang tot de aanbestedingsmarkt van de EU door derde landen en onderhandelingen over toegang van de EU tot aanbestedingsmarkten van derde landen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Volgens artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie bepaalt en voert de Unie een gemeenschappelijk beleid en optreden en beijvert zij zich voor een hoge mate van samenwerking op alle gebieden van de internationale betrekkingen, om met name de integratie van alle landen in de wereldeconomie te stimuleren, onder meer door het geleidelijk wegwerken van belemmeringen van de internationale handel.

(2) Krachtens artikel 206 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) levert de Unie door de oprichting van een douane-unie in het gemeenschappelijk belang een bijdrage tot een harmonische ontwikkeling van de wereldhandel, de geleidelijke afschaffing van de beperkingen voor het internationale handelsverkeer en voor buitenlandse directe investeringen, en de vermindering van de douane- en andere belemmeringen.

(3) Overeenkomstig artikel 26 van het VWEU stelt de Unie de maatregelen vast die ertoe bestemd zijn om de interne markt tot stand te brengen of de werking ervan te verzekeren, waaronder een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd volgens de bepalingen van de Verdragen.

(4) Krachtens artikel III:8 van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel 1994 (GATT 1994) en artikel XIII van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (GATS) zijn overheidsopdrachten uitgesloten van de voornaamste multilaterale WTO-regels.

(5) In het kader van de Wereldhandelsorganisatie en door middel van haar bilaterale betrekkingen is de Unie een pleitbezorger van een ambitieuze openstelling van de internationale aanbestedingsmarkten van de Unie en haar handelspartners, in een geest van wederkerigheid en wederzijds voordeel.

(6) Vele derde landen zijn weigerachtig om hun aanbestedingsmarkten voor internationale concurrentie open te stellen of om hun markten verder open te stellen dan reeds het geval was. Bijgevolg krijgen ondernemers uit de Unie bij heel wat handelspartners van de Unie te maken met restrictieve praktijken in het gunnen van overheidsopdrachten. Deze restrictieve praktijken leiden tot verlies van belangrijke handelsmogelijkheden.

(7) Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten[10] en Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten[11] bevatten slechts enkele bepalingen die betrekking hebben op de externe dimensie van het aanbestedingsbeleid van de Unie, met name de artikelen 58 en 59 van Richtlijn 2004/17/EG. Deze bepalingen hebben echter een beperkt toepassingsgebied en worden door een gebrek aan richtsnoeren nauwelijks toegepast door aanbestedende diensten.

(8) Overeenkomstig artikel 207 VWEU moet de gemeenschappelijke handelspolitiek op het gebied van overheidsopdrachten gegrond worden op eenvormige beginselen.

(9) Ter wille van de rechtszekerheid voor ondernemers en aanbestedende diensten van de Unie en van derde landen moeten de internationale verbintenissen inzake markttoegang die de Unie ten aanzien van derde landen is aangegaan op het gebied van overheidsopdrachten, hun weerslag krijgen in de rechtsorde van de EU en moet worden gezorgd voor de daadwerkelijke toepassing daarvan. De Commissie moet richtsnoeren uitvaardigen voor de toepassing van de bestaande internationale verbintenissen inzake markttoegang van de Europese Unie. Deze richtsnoeren moeten regelmatig worden bijgewerkt en moeten gemakkelijk te gebruiken informatie bevatten.

(10) Ter verbetering van de toegang van Europese ondernemers tot de aanbestedingsmarkten van een aantal derde landen die door restrictieve maatregelen op het gebied van overheidsopdrachten worden beschermd, en ter vrijwaring van gelijke concurrentievoorwaarden binnen de Europese eengemaakte markt moet de behandeling van goederen en diensten uit derde landen die niet onder de internationale verbintenissen van de Unie vallen, worden geharmoniseerd in de Europese Unie.

(11) Met dit doel moeten oorsprongsregels worden vastgesteld zodat aanbestedende diensten weten of goederen en diensten onder internationale verbintenissen van de Europese Unie vallen. De oorsprong van een goed moet worden vastgesteld overeenkomstig de artikelen 22 tot en met 26 van Verordening (EG) nr. 2913/1992 van het Europees Parlement en de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek[12]. Volgens deze verordening moeten goederen worden geacht goederen van de Unie te zijn wanneer zij geheel en al zijn verkregen in de Unie. Goederen bij de vervaardiging waarvan een of meer derde landen zijn betrokken, zijn van oorsprong uit het land waar, in een daartoe ingerichte onderneming, de laatste ingrijpende en economisch verantwoorde bewerking of bewerking heeft plaatsgevonden die hetzij tot de fabricage van een nieuw product heeft geleid, hetzij een belangrijk fabricagestadium vertegenwoordigt. De oorsprong van een dienst moet worden vastgesteld op basis van de oorsprong van de natuurlijke of rechtspersoon die de dienst verstrekt. De in overweging 9 vermelde richtsnoeren moeten gewijd zijn aan de praktische toepassing van de oorsprongsregels.

(12) De Commissie moet beoordelen of zij haar goedkeuring kan verlenen ingeval aanbestedende diensten in de zin van Richtlijnen [2004/17/EG, 2004/18/EG en Richtlijn […] van het Europees Parlement en de Raad van […] betreffende de gunning van concessieopdrachten[13] ] voor opdrachten met een geraamde waarde van 5 000 000 EUR of meer niet onder door de Europese Unie aangegane internationale verbintenissen vallende goederen en diensten uitsluiten van procedures voor de gunning van opdrachten voor goederen en diensten.

(13) Ter wille van de transparantie zijn aanbestedende diensten die voornemens zijn overeenkomstig deze verordening gebruik te maken van hun bevoegdheid om van procedures voor de gunning van overheidsopdrachten inschrijvingen uit te sluiten die goederen en diensten bevatten van buiten de Europese Unie, waarbij de waarde van de niet onder internationale verbintenissen vallende goederen of diensten meer dan 50% vormt van de totale waarde van deze goederen of diensten, verplicht de ondernemers daarvan op de hoogte brengen in de aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(14) Om de Commissie in staat te stellen een besluit te nemen inzake de uitsluiting van niet onder internationale verbintenissen van de Unie vallende goederen en diensten uit derde landen, moeten aanbestedende diensten hun voornemen om deze goederen en diensten uit te sluiten aan de Commissie meedelen door middel van een standaardformulier dat voldoende informatie bevat om de Commissie in staat te stellen haar besluit te nemen.

(15) Voor opdrachten met een geraamde waarde van 5 000 000 EUR of meer moet de Commissie de voorgenomen uitsluiting goedkeuren indien de internationale overeenkomst inzake markttoegang op het gebied van aanbestedingen tussen de Unie en het land vanwaar de goederen en/of diensten afkomstig zijn, voor de goederen en/of diensten waarvoor uitsluiting wordt voorgesteld, uitdrukkelijk voorbehoud inzake markttoegang bevat zoals door de Unie is aangegaan. Wanneer er geen overeenkomst van die aard bestaat, moet de Commissie de uitsluiting goedkeuren indien het derde land restrictieve maatregelen op het gebied van aanbestedingen handhaaft die leiden tot een gebrek aan wezenlijke wederkerigheid in openstelling van de markt tussen de Unie en het betrokken derde land. Er bestaat een vermoeden van gebrek aan wezenlijke wederkerigheid wanneer de restrictieve maatregelen op het gebied van aanbestedingen aanleiding geven tot ernstige en herhaaldelijke discriminatie van ondernemers, goederen en diensten uit de EU.

(16) Bij de beoordeling van dit gebrek aan wezenlijke wederkerigheid moet de Commissie onderzoeken in welke mate de aanbestedingswetgeving van het betrokken land in overeenstemming met de internationale normen op het gebied van overheidsopdrachten transparantie waarborgt en discriminatie ten aanzien van goederen, diensten en ondernemers van de Unie verhindert. Daarnaast moet zij onderzoeken in welke mate overheden en/of individuele aanbestedende diensten discriminerende praktijken ten aanzien van goederen, diensten en ondernemers van de Unie handhaven of invoeren.

(17) De Commissie moet kunnen voorkomen dat een voorgenomen uitsluiting mogelijk negatieve gevolgen heeft voor lopende handelsbesprekingen met het betrokken land. Wanneer een land met de Unie inhoudelijke onderhandelingen is aangegaan over markttoegang op het gebied van overheidsopdrachten en de Commissie van oordeel is dat er redelijke vooruitzichten bestaan om de restrictieve praktijken inzake overheidsopdrachten in de nabije toekomst te kunnen wegwerken, moet zij dan ook een uitvoeringshandeling kunnen aannemen om te bepalen dat de goederen en diensten uit dat land voor een termijn van één jaar niet mogen worden uitgesloten van procedures voor de gunning van overheidsopdrachten.

(18) Aangezien de toegang van goederen en diensten uit derde landen tot de aanbestedingsmarkt van de Unie binnen het toepassingsgebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek valt, mogen de lidstaten of de aanbestedende diensten daarvan de toegang van goederen en diensten uit derde landen tot hun aanbestedingsprocedures niet beperken op enige andere wijze dan met de maatregelen waarin deze verordening voorziet.

(19) Gelet op de grotere moeilijkheden die aanbestedende diensten ondervinden bij het beoordelen van de verklaringen van de inschrijvers, in het geval van inschrijvingen met goederen en/of diensten van buiten de Europese Unie waarbij de waarde van de niet onder internationale verbintenissen vallende goederen of diensten meer bedraagt dan 50% van de totale waarde van deze goederen of diensten, moet worden gezorgd voor meer transparantie in de behandeling van abnormaal lage inschrijvingen. Naast de regels waarin artikel 69 van de richtlijn inzake overheidsopdrachten en artikel 79 van de richtlijn inzake overheidsopdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten voorzien, moet de aanbestedende dienst die voornemens is een dergelijke abnormaal lage inschrijving te aanvaarden, de andere inschrijvers daarvan schriftelijk in kennis stellen met vermelding van de redenen voor het abnormaal lage niveau van de aangerekende prijs of kosten. Op die manier kunnen deze inschrijvers bijdragen tot een juistere beoordeling van de capaciteit van de geselecteerde inschrijver om de opdracht te volbrengen volgens de in de aanbestedingsdocumenten omschreven voorwaarden. Deze aanvullende informatie zal dus leiden tot een verbetering van de concurrentie op de Europese aanbestedingsmarkt.

(20) De Commissie moet te allen tijde op eigen initiatief dan wel op verzoek van belanghebbende partijen of een lidstaat een extern aanbestedingsonderzoek kunnen verrichten naar de restrictieve praktijken op het gebied van overheidsopdrachten waaraan een derde land zich schuldig zou hebben gemaakt. Daarbij moet in het bijzonder rekening worden gehouden met het feit dat de Commissie overeenkomstig artikel 6, lid 2, van deze verordening een aantal voorgenomen uitsluitingen betreffende een derde land heeft goedgekeurd. Dergelijke onderzoeksprocedures kunnen plaatsvinden onverminderd Verordening (EG) nr. 3286/94 van de Raad van 22 december 1994 tot vaststelling van communautaire procedures op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek met het oog op de handhaving van de rechten die de Gemeenschap ontleent aan internationale regelingen voor het handelsverkeer, in het bijzonder die welke onder auspiciën van de Wereldhandelsorganisatie werden vastgesteld[14].

(21) Wanneer de Commissie op basis van de haar ter beschikking staande informatie redenen heeft om aan te nemen dat een derde land een restrictieve praktijk op het gebied van overheidsopdrachten heeft ingevoerd of handhaaft, moet zij een onderzoek kunnen instellen. Indien het bestaan van een restrictieve praktijk op het gebied van overheidsopdrachten in een derde land wordt bevestigd, moet de Commissie het betrokken land uitnodigen besprekingen aan te knopen om de kansen voor ondernemers, goederen en diensten bij inschrijvingen voor overheidsopdrachten in dat land te verbeteren.

(22) Indien de besprekingen met het betrokken land er niet toe leiden dat de kansen van Europese ondernemers, goederen en diensten bij inschrijvingen voor overheidsopdrachten in voldoende mate verbeteren, moet de Commissie passende restrictieve maatregelen nemen.

(23) Deze maatregelen kunnen inhouden dat een aantal goederen en diensten uit derde landen van aanbestedingsprocedures in de Europese Unie moeten worden uitgesloten of dat op de prijs van inschrijvingen voor goederen of diensten uit dat land een verplichte toeslag moet worden toegepast. Om te voorkomen dat deze maatregelen worden omzeild, kan het ook noodzakelijk zijn een aantal in de Europese Unie gevestigde rechtspersonen die onder buitenlandse controle staan of in buitenlands bezit zijn, uit te sluiten wanneer deze geen zelfstandige bedrijfsactiviteiten uitoefenen waardoor zij een rechtstreekse en daadwerkelijke band met de economie van een betrokken lidstaat hebben. De passende maatregelen mogen niet onevenredig zijn ten opzichte van de restrictieve praktijken op het gebied van overheidsopdrachten waar zij een antwoord op vormen.

(24) Het is van belang dat aanbestedende diensten toegang krijgen tot een gamma producten van hoge kwaliteit met een concurrerende prijs die aan hun aankoopbehoeften voldoen. Daarom moeten aanbestedende diensten maatregelen tot beperking van de toegang van niet onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten terzijde kunnen schuiven ingeval er geen goederen of diensten uit de Unie en/of onder internationale verbintenissen vallende goederen of diensten beschikbaar zijn die aan de behoeften van de aanbestedende dienst voldoen, om te voorzien in essentiële openbare behoeften bijvoorbeeld op het gebied van volksgezondheid of openbare veiligheid, of ingeval de toepassing van de maatregel zou leiden tot een onevenredige stijging in de prijs of de kosten van de opdracht.

(25) In geval van onjuiste toepassing door aanbestedende diensten van uitzonderingen op maatregelen tot beperking van toegang voor niet onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten moet de Commissie het correctiemechanisme kunnen toepassen dat vervat ligt in artikel 3 van Richtlijn 89/665/EEG van de Raad van 21 december 1989 houdende de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de beroepsprocedures inzake het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen en voor de uitvoering van werken[15] of in artikel 8 van Richtlijn 92/13/EEG van de Raad van 25 februari 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de communautaire voorschriften inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten door diensten die werkzaam zijn in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie[16]. Met hetzelfde doel moeten opdrachten die in strijd met besluiten van de Commissie inzake door aanbestedende diensten aangemelde voorgenomen uitsluitingen of die in strijd met maatregelen tot beperking van toegang voor niet onder internationale verbintenissen vallende goederen en diensten aan een ondernemer zijn gegund, onverbindend worden verklaard in de zin van Richtlijn 2007/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007[17].

(26) Gelet op het algemene beleid van de Unie met betrekking tot de minst ontwikkelde landen, zoals onder meer bepaald bij Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad van 22 juli 2008 betreffende de toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode vanaf 1 januari 2009, is het aangewezen goederen en diensten uit deze landen gelijk te stellen met goederen en diensten van de Unie.

(27) Om in de rechtsorde van de Europese Unie rekening te houden met internationale verbintenissen inzake markttoegang die na de vaststelling van deze verordening zijn gesloten, moet de Commissie overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden gemachtigd handelingen vast te stellen tot wijziging van de lijst van internationale overeenkomsten die als bijlage bij deze verordening is gevoegd. Het is bijzonder belangrijk dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden een passende raadpleging houdt, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op passende wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

(28) Om eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze verordening te verzekeren moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren.

(29) De raadplegingsprocedure moet worden gebruikt voor de vaststelling van uitvoeringshandelingen voor de opmaak van de standaardformulieren voor bekendmaking van aankondigingen, indiening van kennisgevingen bij de Commissie en de oorsprong van goederen of diensten. Deze besluiten hebben uit financieel oogpunt geen effect op de aard en het toepassingsgebied van uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen. Deze handelingen dienen integendeel zuiver administratieve doeleinden en hebben tot doel de toepassing van de bij deze verordening ingevoerde regels te vereenvoudigen.

(30) De Commissie zal ten minste om de drie jaar verslag uitbrengen over de toepassing van deze verordening.

(31) Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel is het ter verwezenlijking van de basisdoelstelling van invoering van een gemeenschappelijk buitenlands beleid op het gebied van aanbestedingen noodzakelijk en passend dat regels worden vastgesteld over de behandeling van niet onder internationale verbintenissen van de Europese Unie vallende goederen en diensten. Deze verordening over de toegang van ondernemers, goederen en diensten uit derde landen gaat overeenkomstig artikel 5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie niet verder dan wat noodzakelijk is om de nagestreefde doelstellingen te verwezenlijken,