Overwegingen bij COM(2012)403 - Bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (Herschikking)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
ò nieuw

(1) Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer[7] is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd[8]. Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van die verordening te worden overgegaan.

ê 338/97 overweging 1 (aangepast)

ð nieuw

(2) Ö Deze verordening Õ heeft ten doel de Ö bescherming te waarborgen van in het wild levende Õ dier- en plantensoorten Ö die door de Õ handel Ö worden bedreigd Õ ð of zouden kunnen worden bedreigd ï .

ê 338/97 overweging 3

(3) De bepalingen van deze verordening doen geen afbreuk aan de strengere maatregelen die de lidstaten met inachtneming van het Verdrag kunnen nemen of handhaven, met name wat betreft het houden van specimens van soorten die onder deze verordening vallen.

ê 338/97 overweging 4

(4) Het is van belang objectieve criteria vast te stellen voor het opnemen van in het wild levende dier- en plantensoorten in de bijlagen bij deze verordening.

ê 338/97 overweging 5 (aangepast)

(5) De tenuitvoerlegging van deze verordening vergt dat er gemeenschappelijk voorwaarden worden toegepast voor de afgifte, het gebruik en de overlegging van de documenten in verband met de toestemming om specimens van de soorten die onder deze verordening vallen, in de Ö Unie Õ binnen te brengen of uit de Ö Unie Õ uit te voeren dan wel weder uit te voeren. Het is van belang specifieke bepalingen vast te stellen voor de doorvoer van specimens door de Ö Unie Õ.

ê 338/97 overweging 6 (aangepast)

(6) Een administratieve instantie van de lidstaat van bestemming, bijgestaan door de wetenschappelijke autoriteit van die lidstaat, heeft tot taak, in voorkomende gevallen met inachtneming van een advies van de wetenschappelijke adviesgroep, een beslissing te nemen over de verzoeken om specimens in de Ö Unie Õ te mogen binnenbrengen.

ê 338/97 overweging 7 (aangepast)

(7) Ö In het kader van Õ de bepalingen inzake wederuitvoer moeten worden Ö voorzien in Õ een raadplegingsprocedure om het risico van overtredingen te beperken.

ê 338/97 overweging 8 (aangepast)

(8) Er kunnen, ten behoeve van een doeltreffende bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten, aanvullende beperkingen worden opgelegd voor het binnenbrengen van specimens in de Ö Unie Õ en de uitvoer uit de Ö Unie Õ. Deze beperkingen voor levende specimens kunnen op Ö Unieniveau Õ worden aangevuld met beperkingen voor het houden en het vervoer binnen de Ö Unie Õ.

ê 338/97 overweging 9

(9) Het is noodzakelijk specifieke bepalingen vast te stellen voor specimens die in gevangenschap zijn geboren en opgegroeid of kunstmatig zijn voortgebracht, voor specimens die onder persoonlijke bezittingen of huisraad vallen, alsmede voor leningen, schenkingen of uitwisselingen voor niet-commerciële doeleinden tussen bekende wetenschappers en erkende wetenschappelijke instellingen.

ê 338/97 overweging 10 (aangepast)

(10) Ten behoeve van een volledigere bescherming van de onder deze verordening vallende soorten, is het noodzakelijk bepalingen vast te stellen voor de controle in de Ö Unie Õ op de handel en het vervoer van de soorten, alsmede op de manier waarop deze worden ondergebracht. Voor de certificaten die uit hoofde van deze verordening worden Ö afgegeven Õ en die bijdragen tot de controle op deze activiteiten, moeten gemeenschappelijk regels worden vastgesteld inzake afgifte, geldigheid en gebruik.

ê 338/97 overweging 11 (aangepast)

(11) Er moeten maatregelen worden genomen om de negatieve gevolgen voor de levende specimens van het vervoer naar, uit of binnen de Ö Unie Õ, zo gering mogelijk te houden.

ê 338/97 overweging 12 (aangepast)

(12) Ten behoeve van een doeltreffende controle en ter vergemakkelijking van de douaneprocedure, is het van belang douanekantoren aan te wijzen die over gekwalificeerd personeel beschikken en die zullen worden belast met het vervullen van de nodige formaliteiten en bijbehorende verificaties bij het binnenbrengen in de Ö Unie Õ teneinde de specimens een douanebestemming te geven in de zin van Verordening (EEG) [nr. 2913/92] van de Raad [van 12 oktober 1992] tot vaststelling van het communautair douanewetboek[9], of bij uitvoer of wederuitvoer uit de Ö Unie Õ. Men dient eveneens te beschikken over voorzieningen die garanderen dat de levende specimens zorgvuldig worden ondergebracht en behandeld.

ê 338/97 overweging 13

(13) Voor de tenuitvoerlegging van deze verordening door de lidstaten moeten ook administratieve instanties en wetenschappelijke autoriteiten worden aangewezen.

ê 338/97 overweging 14

(14) Voorlichting en bewustmaking van het publiek, met name op de grensposten, over de uitvoeringsbepalingen van deze verordening, kunnen de naleving van deze bepalingen vergemakkelijken.

ê 338/97 overweging 15

(15) Ten behoeve van een doeltreffende toepassing van deze verordening, moeten de lidstaten aandachtig toezien op de naleving van haar bepalingen en moeten zij daartoe nauw met elkaar en met de Commissie samenwerken. Dit vereist dat er informatie in verband met de tenuitvoerlegging van deze verordening wordt doorgegeven.

ê 338/97 overweging 16

(16) Het toezicht op de omvang van het handelsverkeer in de in het wild levende dier- en plantensoorten die onder deze verordening vallen, is van cruciaal belang voor de beoordeling van de effecten van de handel op de staat van instandhouding van de soorten. Er moeten gedetailleerde jaarverslagen worden opgesteld volgens een gemeenschappelijk model.

ê 338/97 overweging 17

(17) Het is voor de naleving van deze verordening van belang dat de lidstaten aan personen die inbreuken plegen adequate sancties opleggen die in een passende verhouding staan tot de aard en de ernst daarvan.

ê 338/97 overweging 19

(18) Gezien de talrijke biologische en ecologische aspecten die bij de tenuitvoerlegging van deze verordening in aanmerking moeten worden genomen, is het van belang een wetenschappelijke studiegroep op te richten waarvan de adviezen door de Commissie aan het comité en aan de administratieve instanties van de lidstaten zullen worden meegedeeld teneinde deze bij hun besluitvorming te helpen.

ê 398/2009 overweging 4 (aangepast)

ð nieuw

(19) ð Teneinde bepaalde niet-essentiële onderdelen van deze verordening aan te vullen of te wijzigen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van de aanneming van ï bepaalde maatregelen om de handel in in het wild levende dier- en plantensoorten te reguleren, Ö van Õ bepaalde wijzigingen in de bijlagen bij Ö deze Õ verordening alsook Ö van Õ bijkomende maatregelen om de resoluties van de partijen bij de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier‑ en plantensoorten” (CITES) (hierna „de Overeenkomst” genoemd), besluiten of aanbevelingen van het Permanent Comité van de Overeenkomst, en de aanbevelingen van het secretariaat van de Overeenkomst ten uitvoer te leggen. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van verordening, onder meer door deze aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG. ð Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad. ï

ò nieuw

(20) Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[10],

ê 338/97