Overwegingen bij COM(2013)95 - Instelling van een inreis-uitreissysteem (EES) voor de registratie van inreis- en uitreisgegevens van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen van de EU overschrijden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) In de mededeling van de Commissie van 13 februari 2008, getiteld “De voorbereiding van de volgende stappen in het grensbeheer in de Europese Unie”[18] werd erop gewezen dat als onderdeel van een geïntegreerde strategie voor grensbeheer een inreis-uitreissysteem zou moeten worden ingevoerd dat elektronisch de tijd en plaats van inreis en uitreis registreert van onderdanen van derde landen die voor een kort verblijf tot het Schengengebied zijn toegelaten, en de toegestane verblijfsduur berekent.

(2) De Europese Raad van 19 en 20 juni 2008 benadrukte dat het van belang was om de geïntegreerde strategie voor grensbeheer van de EU verder te ontwikkelen en daarbij ook het beheer van de buitengrenzen te bevorderen door beter gebruik te maken van nieuwe technologieën.

(3) In haar mededeling van 10 juni 2009, getiteld “Een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht ten dienste van de burger”, pleitte de Commissie voor de invoering van een elektronisch systeem voor de registratie van inreis in en uitreis uit de lidstaten via de buitengrenzen, om de toegang tot het grondgebied beter te beheren.

(4) De Europese Raad van 23 en 24 juni 2011 vroeg om snel vooruitgang te boeken op het gebied van slimme grenzen. De Commissie heeft op 25 oktober 2011 een mededeling gepubliceerd met de titel “Slimme grenzen – opties en te volgen weg”.

(5) De doelstellingen en de technische architectuur van het EES moeten worden vastgesteld, evenals voorschriften betreffende de werking en het gebruik ervan, de verantwoordelijkheden voor het systeem, de in het systeem op te nemen categorieën gegevens, het doel van en de criteria voor de opneming ervan, de autoriteiten die toegang hebben tot het systeem, de koppeling van signaleringen, en verdere voorschriften inzake gegevensverwerking en de bescherming van persoonsgegevens.

(6) Het EES dient niet van toepassing te zijn op onderdanen van derde landen die familielid zijn van burgers van de Unie en een verblijfskaart hebben in de zin van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden[19], noch op houders van een in de Schengengrenscode bedoelde verblijfsvergunning, omdat voor hen de toegestane verblijfsduur niet beperkt is tot 90 dagen per periode van 180 dagen.

(7) Verbetering van het grenstoezicht, preventie van illegale immigratie en vereenvoudiging van het beheer van migratiestromen: dat moeten de doelstellingen van het EES zijn. Het EES dient in het bijzonder bij te dragen tot de identificatie van personen die niet of niet langer aan de voorwaarden voor binnenkomst of verblijf op het grondgebied van de lidstaten voldoen.

(8) Om die doelstellingen te verwezenlijken, moeten in het EES alfanumerieke gegevens en, na een overgangsperiode, vingerafdrukken worden verwerkt. Dat het afnemen van vingerafdrukken inbreuk maakt op de privacy van reizigers, is om twee redenen geoorloofd. Vingerafdrukken zijn een betrouwbare methode voor de identificatie van personen die zonder reisdocumenten of andere identificatiemiddelen worden aangetroffen op het grondgebied van de lidstaten, wat vaak gebeurt bij onregelmatige migranten. Tevens leiden vingerafdrukken tot een meer betrouwbare match van inreis- en uitreisgegevens van legale reizigers.

(9) In het EES moeten, wanneer dat fysiek mogelijk is, tien vingerafdrukken worden opgeslagen, om nauwkeurige verificatie en identificatie mogelijk te maken en te warborgen dat in alle gevallen voldoende gegevens beschikbaar zijn.

(10) Om de lidstaten in de gelegenheid te stellen de procedures voor de grenscontroles en de verwerking van reizigersstromen aan te passen en lange wachttijden aan de grens te voorkomen, dient voor het gebruik van vingerafdrukken een overgangsperiode te gelden.

(11) In technisch opzicht moet het mogelijk zijn het systeem toegankelijk te maken voor rechtshandhavingsdoeleinden, voor het geval deze verordening in de toekomst wordt gewijzigd om toegang voor die doeleinden mogelijk te maken.

(12) Het Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, dat is opgericht bij Verordening (EU) nr. 1077/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011[20] dient verantwoordelijk te zijn voor de ontwikkeling en het operationeel beheer van een centraal EES. Dit systeem dient te bestaan uit een centrale eenheid, een centrale back-upeenheid, uniforme interfaces in elke lidstaat, en communicatie-infrastructuur tussen het centrale EES en de netwerkaansluitpunten. De lidstaten dienen verantwoordelijk te zijn voor de ontwikkeling en het operationeel beheer van hun eigen nationale systemen.

(13) Met het oog op de synergie en de kosteneffectiviteit dient het EES, voor zover mogelijk, tegelijk te worden ingevoerd met het programma voor geregistreerde reizigers, dat wordt opgezet overeenkomstig Verordening COM(2013) 97 final.

(14) In de verordening dient te worden omschreven welke autoriteiten van de lidstaten toegang kan worden verleend tot het EES voor het invoeren, wijzigen, verwijderen of raadplegen van gegevens voor de specifieke doelen van het EES en voor zover dat nodig is voor het uitvoeren van hun taken.

(15) De verwerking van EES-gegevens moet in verhouding staan tot het beoogde doel en noodzakelijk zijn voor het vervullen van de taken van de bevoegde autoriteiten. Wanneer zij het EES gebruiken, dienen de bevoegde autoriteiten ervoor te zorgen dat de menselijke waardigheid en de integriteit van de personen wier gegevens worden opgevraagd, worden geëerbiedigd en mogen zij personen niet discrimineren op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid.

(16) De in het EES opgeslagen persoonsgegevens mogen niet langer worden bewaard dan voor de doelstellingen van het EES noodzakelijk is. Zes maanden is een passende termijn omdat dit de minimumtermijn is die nodig is voor het berekenen van de verblijfsduur. Een langere termijn van maximaal vijf jaar is nodig voor personen die het grondgebied van de lidstaten niet hebben verlaten voor het verstrijken van de toegestane verblijfsduur. De gegevens dienen na afloop van de periode van vijf jaar te worden verwijderd, tenzij er gronden zijn om dat eerder te doen.

(17) Er dienen nauwkeurige regels te worden vastgesteld betreffende de verantwoordelijkheden voor de ontwikkeling en het beheer van het EES, de verantwoordelijkheden van de lidstaten voor de nationale systemen en de toegang tot gegevens door de nationale autoriteiten.

(18) Er dienen regels te worden vastgesteld betreffende de aansprakelijkheid van de lidstaten voor schade die het gevolg is van een schending van de bepalingen van deze verordening. De aansprakelijkheid van de Commissie voor dergelijke schade wordt geregeld bij artikel 340, tweede alinea, van het Verdrag.

(19) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[21] is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de lidstaten krachtens deze verordening.

(20) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[22] is van toepassing op de activiteiten van de instellingen en organen van de Unie bij het uitvoeren van hun taken als verantwoordelijke voor het operationeel beheer van het EES.

(21) De overeenkomstig artikel 28 van Richtlijn 95/46/EG ingestelde onafhankelijke toezichthoudende autoriteiten dienen toe te zien op de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens door de lidstaten, terwijl de bij Verordening (EG) nr. 45/2001 ingestelde Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming toezicht dient uit te oefenen op de werkzaamheden van de instellingen en organen van de Unie in verband met de verwerking van persoonsgegevens. De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en de toezichthoudende autoriteiten dienen samen te werken bij het toezicht op het EES.

(22) Deze verordening is in overeenstemming met de grondrechten en de beginselen die in het bijzonder zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name de bescherming van persoonsgegevens (artikel 8), het recht op vrijheid en veiligheid (artikel 6), de eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven (artikel 7), het recht op asiel (artikel 18), bescherming bij verwijdering, uitzetting of uitlevering (artikel 19) en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte (artikel 47), en moet met inachtneming van deze rechten en beginselen worden toegepast.

(23) Voor een doeltreffend toezicht op de toepassing van deze verordening moeten op gezette tijden evaluaties worden verricht. Om na te gaan of, en zo ja, hoe het systeem het best kan worden ingezet in de strijd tegen terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten, moet nader worden bekeken onder welke voorwaarden de gegevens in het systeem toegankelijk kunnen worden gemaakt voor rechtshandhavingsdoeleinden en voor derde landen; hetzelfde geldt voor het hanteren van verschillende bewaringstermijnen. Omdat er een groot aantal persoonsgegevens wordt opgeslagen in het EES en omdat het privéleven van de personen wier persoonsgegevens in het EES worden verwerkt, moet worden geëerbiedigd, moet deze evaluatie twee jaar na de ingebruikneming van het systeem plaatsvinden en moet daarbij rekening worden gehouden met de tenuitvoerlegging van het VIS.

(24) De lidstaten dienen regels vast te stellen voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de bepalingen van deze verordening, en ervoor te zorgen dat zij worden toegepast.

(25) Om ervoor te zorgen dat deze verordening volgens eenvormige voorwaarden wordt uitgevoerd, dienen uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie te worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[23].

(26) De doelstelling om een gemeenschappelijk EES in het gebied zonder controles aan de binnengrenzen op te zetten en gemeenschappelijke verplichtingen, voorwaarden en procedures voor het gebruik van gegevens in te voeren, kan niet voldoende door de lidstaten alleen worden verwezenlijkt en kan derhalve vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden beter op het niveau van de Unie worden bereikt, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie vastgelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in datzelfde artikel vastgelegde evenredigheidsbeginsel gaat de verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(27) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening; deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad heeft beslist over deze verordening, of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

(28) Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis[24]; het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening, en deze is dan ook niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(29) Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis[25]; Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening, en deze is dan ook niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(30) Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis[26], die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst[27].

(31) Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis[28], die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 juncto artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad[29].

(32) Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis[30], die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, van Besluit 1999/437/EG van 17 mei 1999 van de Raad juncto artikel 3 van Besluit 2011/350/EG van de Raad[31].