Overwegingen bij COM(2013)893 - Het op de markt brengen van gekloonde dieren

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
dossier COM(2013)893 - Het op de markt brengen van gekloonde dieren.
document COM(2013)893 NLEN
datum 18 december 2013
 
(1) Aangezien levensmiddelen die van kloondieren afkomstig zijn, met een nieuwe reproductietechniek zijn verkregen, vallen zij onder het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad[13] en mogen zij uitsluitend met een vergunning in de handel worden gebracht.

(2) De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft op 15 juli 2008 een advies uitgebracht, dat zij vervolgens in 2009, 2010 en 2012 heeft bevestigd[14], waarin werd vastgesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat levensmiddelen die van gezonde kloondieren en hun nageslacht afkomstig zijn, uit het oogpunt van voedselveiligheid verschillen van levensmiddelen die van gezonde conventioneel gefokte dieren afkomstig zijn. De EFSA concludeerde echter ook dat er dierenwelzijnsproblemen waren in verband met de gezondheid van de draagmoederdieren die de klonen dragen en de klonen zelf[15]. Draagmoederdieren lijden volgens de EFSA in het bijzonder aan placentadisfuncties, die een verhoogd aantal miskramen veroorzaken. Dit draagt, onder meer, bij tot de geringe efficiëntie van de kloontechniek (6 tot 15 % bij runderen en 6 % bij varkens) en tot de noodzaak om kloonembryo's in verscheidene draagmoederdieren te implanteren om één kloon te verkrijgen. Bovendien leiden anomalieën van de klonen en buitensporig grote jongen tot moeilijke bevallingen en neonatale sterfte. Een hoog sterftecijfer is een kenmerk van de kloontechniek.

(3) In het specifieke verslag over klonen van de Europese Groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën (EGE) uit 2008[16] werd betwijfeld of het klonen van dieren ten behoeve van de voedselvoorziening te rechtvaardigen is 'gezien het huidige niveau van het lijden en de gezondheidsproblemen van draagmoederdieren en kloondieren'.

(4) De meeste EU-burgers zijn vanwege bezorgdheid over het dierenwelzijn en uit algemene ethische overwegingen tegen klonen ten behoeve van de voedselvoorziening. Zij staan afwijzend tegenover de consumptie van levensmiddelen die van kloondieren afkomstig zijn.

(5) Het toepassen van de kloontechniek en het in de Unie in de handel brengen van kloonembryo's en kloondieren voor landbouwdoeleinden is bij Richtlijn [nummer] van het Europees Parlement en de Raad betreffende het klonen van runderen, varkens, schapen, geiten en paardachtigen die voor landbouwdoeleinden worden gehouden en gereproduceerd[17] voorlopig verboden. Dit verbod geldt echter niet voor dieren die uitsluitend voor andere doeleinden worden gehouden en gereproduceerd.

(6) Om rekening te houden met de opinie van consumenten over klonen en de dierenwelzijnsaspecten ervan, moet worden gewaarborgd dat levensmiddelen die van kloondieren afkomstig zijn, niet in de voedselketen komen. Minder restrictieve maatregelen, zoals etikettering van levensmiddelen, zouden ontoereikend zijn om de bezorgdheid van burgers geheel weg te nemen, aangezien dan nog altijd levensmiddelen in de handel gebracht zouden mogen worden die geproduceerd zijn met een techniek die dierenleed veroorzaakt.

(7) In bepaalde derde landen is het klonen van dieren toegestaan. Daarom moeten maatregelen worden genomen om te voorkomen dat in de Unie levensmiddelen worden ingevoerd die afkomstig zijn van kloondieren die in die derde landen zijn geproduceerd.

(8) Verwacht wordt dat de kennis over het effect van de kloontechniek op het dierenwelzijn zal toenemen. De kloontechniek zelf kan mettertijd verbeteren en daardoor beter aanvaardbaar zijn voor consumenten.

(9) De in deze handeling vastgestelde maatregelen moeten binnen een redelijke termijn worden geëvalueerd om na te gaan of de beoogde doelstellingen voldoende worden gerealiseerd, rekening houdend met de ervaring die de lidstaten met de toepassing van deze richtlijn hebben opgedaan, de opinie van consumenten over klonen en de dierenwelzijnsaspecten ervan en internationale ontwikkelingen.

(10) Het Verdrag voorziet voor de vaststelling van deze richtlijn niet in andere bevoegdheden dan die van artikel 352. Deze richtlijn betreft de bezorgdheid van consumenten over de dierenwelzijnsaspecten van de toepassing van een reproductietechniek die geen effect heeft op de veiligheid of kwaliteit van de geproduceerde levensmiddelen, maar wel dierenleed veroorzaakt. In artikel 169 van het Verdrag wordt de Unie opgeroepen bij het nemen van maatregelen op grond van artikel 114 van het Verdrag in het kader van de totstandbrenging van de interne markt, de belangen van de consumenten te bevorderen. In artikel 13 van het Verdrag is bepaald dat de Unie en de lidstaten bij het formuleren en uitvoeren van het internemarktbeleid van de Unie ten volle rekening moeten houden met hetgeen vereist is voor het welzijn van dieren als wezens met gevoel. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie is de keuze van artikel 114 van het Verdrag als rechtsgrondslag gerechtvaardigd wanneer er zodanige verschillen tussen de nationale voorschriften zijn dat de werking van de interne markt wordt belemmerd. Deze rechtsgrondslag mag ook worden gebruikt als het doel van de handeling is te voorkomen dat dergelijke handelsbelemmeringen zich voordoen ten gevolge van heterogene ontwikkeling van de nationale wetgevingen[18]. Het ontstaan van die belemmeringen moet evenwel waarschijnlijk zijn en de betrokken maatregel moet ertoe strekken die belemmeringen te voorkomen. In dit geval werd geen bestaande of waarschijnlijke divergentie van de nationale wetgevingen geconstateerd.

(11) Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name de vrijheid van ondernemerschap. Deze richtlijn moet overeenkomstig die rechten en beginselen worden toegepast.