Overwegingen bij COM(2014)314 - Standpunt EU in UNECE over wijziging reeks punten in VN-regels, o.a. inzake verbeterde emissiebeheerinrichtingen voor zware bedrijfsvoertuigen en constructie van voertuigen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Overeenkomstig Besluit 97/836/EG van de Raad[3] is de Unie toegetreden tot de Overeenkomst van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen ("Herziene Overeenkomst van 1958").

(2) Overeenkomstig Besluit 2000/125/EG van de Raad[4] is de Unie toegetreden tot de Overeenkomst betreffende de vaststelling van mondiale technische reglementen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen ("Parallelle Overeenkomst").

(3) Bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad[5] zijn de nationale goedkeuringssystemen van de lidstaten vervangen door een goedkeuringsprocedure van de Unie en is een geharmoniseerd kader vastgesteld met bestuursrechtelijke bepalingen en algemene technische voorschriften voor alle nieuwe voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden. Met die richtlijn zijn de VN-reglementen als voorschriften voor de typegoedkeuring of als alternatieven voor de wetgeving van de Unie in het EU-typegoedkeuringssysteem opgenomen. Sinds de vaststelling van die richtlijn hebben VN-reglementen de wetgeving van de Unie in het kader van de EU-typegoedkeuring steeds meer vervangen.

(4) Gezien de opgedane ervaring en de technische ontwikkelingen moeten de voorschriften voor bepaalde elementen of kenmerken die vallen onder de VN-Reglementen nrs. 13, 13H, 14, 29, 44, 49, 51, 54, 75, 83, 90, 101, 106, 121, 127, het VN-Reglement inzake verbeterde emissiebeheerinrichtingen voor zware bedrijfsvoertuigen en de Geconsolideerde VN-resolutie betreffende de constructie van voertuigen (R.E.3), worden aangepast.

(5) Het is derhalve wenselijk het standpunt te bepalen dat namens de Unie in het Administratief Comité van de Herziene Overeenkomst van 1958 en in het Uitvoerend Comité van de Parallelle Overeenkomst moet worden ingenomen over het aannemen van die VN-handelingen.