Overwegingen bij COM(2016)63 - Ondertekening en voorlopige toepassing van de Economische partnerschapsovereenkomst tussen de partnerstaten van de Oost-Afrikaanse Gemeenschap en de EU

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Op 12 juni 2002 heeft de Raad de Commissie gemachtigd onderhandelingen over economische partnerschapsovereenkomsten met de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan te openen.

(2) De onderhandelingen zijn afgerond en de Economische Partnerschapsovereenkomst tussen de partnerstaten van de Oost-Afrikaanse Gemeenschap (de Republiek Burundi, de Republiek Kenia, de Republiek Rwanda, de Verenigde Republiek Tanzania en de Republiek Uganda), enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds (hierna 'de overeenkomst' genoemd), is op 16 oktober 2014 geparafeerd.

(3) In de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds 3 , wordt aangedrongen op de sluiting van economische partnerschapsovereenkomsten in overeenstemming met de WTO-regels.

(4) De overeenkomst moet namens de Unie worden ondertekend, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een latere datum.

(5) Gezien artikel 139, lid 4, van de overeenkomst, dat voorziet in voorlopige toepassing in afwachting van de inwerkingtreding ervan, moet de overeenkomst ten aanzien van onderwerpen die onder de bevoegdheid van de Unie vallen, voorlopig worden toegepast.