Overwegingen bij COM(2000)419 - Wijziging van Richtlijn 82/714/EEG tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag ingediend)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Met Richtlijn 82/714/EEG van de Raad van 4 oktober 1982 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen  i zijn geharmoniseerde voorwaarden ingevoerd voor de afgifte van technische certificaten voor binnenschepen in alle lidstaten, die evenwel nog de Rijnvaart niet mogelijk maken. In geheel Europa gelden namelijk nog steeds uiteenlopende technische voorschriften voor binnenschepen. Het naast elkaar bestaan van verschillende nationale en internationale regelingen heeft het streven naar wederzijdse erkenning van nationale technische certificaten voor binnenschepen zonder aanvullende inspecties van buitenlandse schepen tot dusver bemoeilijkt. Bovendien beantwoorden de in richtlijn 82/714/EEG opgenomen normen voor een deel niet meer aan de huidige stand van de techniek.

(2) In de technische voorschriften die in de bijlagen van richtlijn 82/714/EEG zijn opgenomen, zijn grotendeels de bepalingen van het herziene Rijnvaartverdrag in de door de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCNR) in 1982 goedgekeurde versie overgenomen. De voorwaarden en technische voorschriften voor de afgifte van binnenvaartcertificaten uit hoofde van artikel 22 van het herziene Rijnvaartverdrag zijn per 1 januari 1995 herzien. Zij beantwoorden, zoals algemeen erkend, aan de huidige stand van de techniek en zijn sinds 1 januari 1995 van kracht. Omwille van concurrentie en veiligheid en in het belang van een voor geheel Europa geldende harmonisering is het wenselijk de strekking en inhoud van dergelijke technische voorschriften voor het gehele communautaire waterwegennet aan te passen. Hierbij dient ook rekening te worden gehouden met veranderingen van het binnenvaartnetwerk van de Gemeenschap.

(3) Het is juist dat communautaire binnenvaartcertificaten als bewijs van de volledige conformiteit van binnenschepen met bovengenoemde herziene technische voorschriften op alle communautaire waterwegen geldig moeten zijn.

(4) Het is wenselijk zorg te dragen voor een grotere mate van harmonisatie tussen de voorwaarden voor de afgifte van aanvullende communautaire certificaten door lidstaten voor transportverrichtingen op de waterwegen van de zones 1 en 2 (riviermondingen), alsmede voor transportverrichtingen op de waterwegen van zone 4.

(5) In het belang van de veiligheid van het personenvervoer verdient het aanbeveling het toepassingsgebied van de richtlijn eveneens uit te breiden tot passagiersschepen die meer dan twaalf passagiers vervoeren, net als in het reglement betreffende scheepvaartinspecties op de Rijn.

(6) Het is juist in een overgangsregeling te voorzien voor in gebruik zijnde vaartuigen waarvoor nog geen communautair binnenvaartcertificaat is afgegeven, wanneer deze krachtens de bij deze richtlijn vastgestelde herziene technische voorschriften aan een eerste technische inspectie worden onderworpen.

(7) Het is juist, binnen bepaalde grenzen en naar gelang van het type vaartuig in kwestie, de geldigheidsduur van de communautaire certificaten in ieder geval afzonderlijk vast te stellen.

(8) Overeenkomstig artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vastelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegheden  i dienen de nodige maatregelen ter uitvoering van de onderhavige richtlijn volgens de raadplegingsprocedure van artikel 3 van genoemd besluit te worden vastgesteld.

(9) Het is noodzakelijk dat de in Richtlijn 76/135/EEG van 20 januari 1976 inzake de wederzijdse erkenning van scheepsattesten voor binnenschepen  i bedoelde maatregelen van toepassing blijven op die vaartuigen die niet onder de onderhavige richtlijn vallen.