Overwegingen bij COM(2000)624 - Recht op gezinshereniging (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag ingediend) - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2000)624 - Recht op gezinshereniging (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag ingediend). |
---|---|
document | COM(2000)624 ![]() ![]() |
datum | 10 oktober 2000 |
(3) De maatregelen inzake gezinshereniging moeten worden aangenomen in overeenstemming met de verplichting tot bescherming van het gezin en eerbiediging van het gezinsleven die is vastgelegd in talrijke instrumenten van internationaal recht, in het bijzonder in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, ondertekend te Rome op 4 november 1950. De Unie eerbiedigt overeenkomstig artikel 6, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie de grondrechten zoals die door het genoemde Verdrag worden gewaarborgd.
(4) De Europese Raad heeft tijdens zijn speciale bijeenkomst van 15 en 16 oktober 1999 in Tampere de noodzaak erkend van onderlinge afstemming van de nationale wetgevingen over de voorwaarden voor toelating en verblijf van onderdanen van derde landen, welke gebaseerd is op een gezamenlijke beoordeling van zowel de economische en demografische ontwikkeling in de Unie als de situatie in de landen van herkomst. Hiertoe heeft de Europese Raad de Raad verzocht snel besluiten aan te nemen op basis van voorstellen van de Commissie. Deze besluiten moeten niet alleen rekening houden met de opvangcapaciteit van elke lidstaat, maar ook met zijn historische en culturele banden met de landen van herkomst.
(5) Met het oog op de beoordeling van de migratiestromen en op de voorbereiding van de aanneming van de maatregelen van de Raad, is het van belang dat de Commissie kan beschikken over statistische gegevens en informatie over de wettige immigratie van onderdanen van derde landen in iedere lidstaat, met name over het aantal afgegeven vergunningen, het soort vergunningen en de geldigheidsduur daarvan; daartoe moeten de lidstaten de nodige gegevens en informatie geregeld en snel ter beschikking stellen van de Commissie.
(6) De Europese Raad heeft tijdens zijn speciale bijeenkomst in Tampere bevestigd dat de Europese Unie moet zorgen voor een billijke behandeling van onderdanen van derde landen die wettig op het grondgebied van de lidstaten verblijven, en dat een krachtiger integratiebeleid erop gericht moet zijn hun rechten te verlenen en verplichtingen op te leggen die met die van de burgers van de Europese Unie vergelijkbaar zijn.
(7) Overeenkomstig het Actieplan van de Raad en de Commissie van 3 december 1998 i zou binnen twee jaar na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam een instrument inzake de rechtsstatus van wettige immigranten moeten worden ingesteld, en zou binnen vijf jaar erna een regeling inzake de voorwaarden voor toegang en verblijf, naast normen voor de procedures voor de afgifte door de lidstaten van langlopende visa en verblijfstitels, waaronder met het oog op gezinshereniging, moeten worden opgesteld.
(8) Gezinshereniging is een noodzakelijk middel om een gezinsleven mogelijk te maken, en draagt bij tot de vorming van een sociaal-culturele stabiliteit die de integratie van onderdanen van derde landen in de lidstaten bevordert, hetgeen bovendien de mogelijkheid biedt de economische en sociale samenhang te versterken, een fundamentele doelstelling van de Gemeenschap die in artikel 2 en artikel 3, lid 1, onder k), van het EG-Verdrag is vastgelegd.
(9) Teneinde de bescherming van het gezin alsook de handhaving of de totstandbrenging van het gezinsleven te waarborgen, moet een recht op gezinshereniging worden ingesteld dat door de lidstaten wordt erkend. Hiertoe is het van belang op grond van gemeenschappelijke criteria de materiële omstandigheden te scheppen waarin dat recht kan worden uitgeoefend.
(10) De situatie van vluchtelingen , vraagt bijzondere aandacht wegens de redenen die hen ertoe hebben gedwongen hun land te ontvluchten en die hen beletten aldaar een gezinsleven te leiden. Om die reden moeten er gunstiger voorwaarden worden geschapen die hen in staat stellen hun recht op gezinshereniging uit te oefenen.
(11) De gezinshereniging van personen die een vorm van subsidiaire bescherming genieten, ressorteert niet onder onderhavige richtlijn; er moet zo spoedig mogelijk een richtlijn worden aangenomen inzake de regels voor de opvang van deze groep personen, waarin tevens hun recht op gezinshereniging wordt behandeld.
(12) Teneinde discriminatie tussen burgers van de Unie naargelang zij hun recht op vrij verkeer al dan niet uitoefenen, te voorkomen, is het wenselijk te bepalen dat het communautair recht inzake het vrije verkeer van personen van toepassing is op de gezinshereniging van burgers van de Unie die in het land wonen waarvan zij onderdaan zijn.
(13) Gezinshereniging is gericht op de leden van het kerngezin, dat wil zeggen de echtgenoot en de minderjarige kinderen. Wanneer een lidstaat de situatie van niet-gehuwde paren gelijkstelt aan die van gehuwde paren, dient niettemin het beginsel van gelijke behandeling te worden nageleefd en dient de niet-gehuwde partner van gezinshereniging gebruik te kunnen maken.
(14) Gezinshereniging dient eveneens gericht te zijn op meerderjarige kinderen en bloedverwanten in opgaande lijn, indien hun persoonlijke situatie van dien aard is dat zij om gewichtige en objectieve redenen niet in staat zijn om een waardig bestaan te leiden en in hun eigen levensbehoften te voorzien indien zij gescheiden leven van het betrokken gezinslid, onderdaan van een derde land die wettig in een lidstaat verblijft.
(15) Het is van belang een stelsel van procedureregels in te stellen inzake het onderzoek van verzoeken tot gezinshereniging alsook inzake de toegang en het verblijf van gezinsleden. Deze procedures moeten doelmatig zijn en af te wikkelen ten opzichte van de normale werklast van de overheidsinstanties van de lidstaten, alsmede doorzichtig en billijk, teneinde de betrokken personen een toereikend niveau van rechtszekerheid te bieden.
(16) De integratie van de gezinsleden dient te worden bevorderd. Zij dienen met het oog hierop, nadat zij een bepaalde tijd in de lidstaat wonen, een status te verkrijgen die onafhankelijk is van die van de gezinshereniger. Zij moeten toegang hebben tot onderwijs, arbeid en beroepsopleiding.
(17) Passende, evenredige en afschrikkende maatregelen dienen te worden getroffen teneinde misbruik van regels en procedures inzake gezinshereniging te beletten en te bestraffen.
(18) Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel- en het evenredigheidsbeginsel, zoals neergelegd in artikel 5 van het Verdrag, kunnen de doelstellingen van deze richtlijn, te weten de instelling van een op grond van gemeenschappelijke regels uitgeoefend recht op gezinshereniging voor onderdanen van derde landen, niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt, en kunnen die doelstellingen wegens de omvang en de gevolgen van het overwogen optreden derhalve beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt; deze richtlijn is beperkt tot het vereiste minimum om deze doelstellingen te bereiken, en gaat niet verder dan hetgeen hiertoe noodzakelijk is.