Overwegingen bij COM(2001)475 - Algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Voedselautoriteit en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Het vrije verkeer van veilig en gezond voedsel is een wezenlijk aspect van de interne markt, dat een aanzienlijke bijdrage levert tot de gezondheid en het welzijn van de burgers en hun sociale en economische belangen.

(2) Bij de uitvoering van het beleid van de Gemeenschap dient een hoog niveau van bescherming van het leven en de gezondheid van de mens te worden gewaarborgd.

(3) Vrij verkeer van levensmiddelen en diervoeders in de Gemeenschap kan alleen worden verwezenlijkt als de vereisten inzake voedsel- en voederveiligheid van lidstaat tot lidstaat niet te sterk verschillen.

(4) Er zijn grote verschillen in de begrippen, beginselen en procedures tussen de voedselwetgevingen van de lidstaten. Wanneer de lidstaten maatregelen met betrekking tot levensmiddelen vaststellen, kunnen deze verschillen het vrije verkeer van levensmiddelen belemmeren en tot ongelijke concurrentievoorwaarden leiden, en daardoor rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt.

(5) Het is daarom noodzakelijk die begrippen, beginselen en procedures onderling zodanig aan te passen dat zij een gemeenschappelijke grondslag vormen voor maatregelen op voedsel- en voedergebied in de lidstaten en op het niveau van de Gemeenschap. Het is echter nodig voldoende tijd te laten voor de aanpassing van niet met elkaar verenigbare bepalingen in de bestaande wetgeving, zowel op nationaal niveau als op het niveau van de Gemeenschap, en te bepalen dat de betrokken wetgeving in afwachting van die aanpassing toegepast wordt aan de hand van de in deze verordening neergelegde beginselen.

(6) Water wordt evenals andere levensmiddelen rechtstreeks of indirect geconsumeerd en draagt daardoor bij tot de totale blootstelling van de consument aan geconsumeerde stoffen, chemische en microbiologische verontreinigingen daaronder begrepen. Daar voor menselijke consumptie bestemd water reeds op grond van Richtlijn 80/778/EEG  i en Richtlijn 98/83/EG  i van de Raad wordt gecontroleerd, volstaat het water in aanmerking te nemen vanaf de plaats waar aan de kwaliteitseisen moet worden voldaan in de zin van artikel 6 van Richtlijn 98/83/EG.

(7) In de context van de levensmiddelenwetgeving dienen voorschriften voor diervoeders te worden vastgesteld, onder meer voor de productie en het gebruik van diervoeders bestemd zijn voor voedselproducerende dieren. Dit doet geen afbreuk aan soortgelijke voorschriften die tot dusverre golden en in de toekomst zullen gelden in de wetgeving inzake voeder voor alle dieren, met inbegrip van huisdieren.

(8) De Gemeenschap heeft bij de ontwikkeling van levensmiddelenwetgeving gekozen voor een hoog niveau van gezondheidsbescherming en past dat zonder discriminatie toe, ongeacht of de levensmiddelen of diervoeders op de interne markt dan wel internationaal worden verhandeld.

(9) Er dient voor te worden gezorgd dat de consumenten, andere belanghebbenden en de handelspartners vertrouwen hebben in het besluitvormingsproces dat aan de levensmiddelenwetgeving ten grondslag ligt, de wetenschappelijke basis ervan en de structuren en de onafhankelijkheid van de instellingen die de gezondheid en de overige belangen beschermen.

(10) De ervaring heeft geleerd dat er maatregelen moeten worden vastgesteld om te garanderen dat onveilige levensmiddelen niet in de handel worden gebracht en te waarborgen dat er systemen zijn om problemen met de voedselveiligheid op te sporen en daarop te reageren met het oog op de goede werking van de interne markt en de bescherming van de gezondheid. Soortgelijke aangelegenheden met betrekking tot de voederveiligheid moeten ook worden aangepakt.

(11) Met het oog op een voldoende complete en geïntegreerde benadering van de voedselveiligheid dient het begrip levensmiddelenwetgeving ruim opgevat te worden en een breed scala aan bepalingen te omvatten die direct of indirect op de voedsel- en voederveiligheid van invloed zijn, inclusief bepalingen inzake materiaal dat en voorwerpen die in aanraking komen met levensmiddelen, diervoeders en andere landbouwgrondstoffen die bij de primaire productie worden gebruikt.

(12) Om de voedselveiligheid te waarborgen, moeten alle aspecten van de voedselproductieketen als één geheel worden beschouwd, van de primaire productie en de productie van diervoeder tot en met de verkoop of levering van levensmiddelen aan de consument, aangezien elk onderdeel daarvan op de voedselveiligheid van invloed kan zijn.

(13) De ervaring heeft geleerd dat daarom ook de productie, de vervaardiging, het vervoer en de distributie van diervoeder voor voedselproducerende dieren de nodige aandacht moeten krijgen, met inbegrip van de productie van dieren die in viskwekerijen als voer kunnen worden gebruikt, aangezien onopzettelijke of bewuste verontreiniging van diervoeder, vervalsing en frauduleuze praktijken of andere onjuiste handelwijzen met betrekking tot diervoeder direct of indirect van invloed kunnen zijn op de voedselveiligheid.

(14) Om dezelfde reden dient aandacht te worden besteed aan andere handelwijzen en grondstoffen bij de primaire productie en de mogelijke gevolgen daarvan voor de voedselveiligheid in haar geheel.

(15) Door de lidstaten en de Gemeenschap vastgestelde maatregelen met betrekking tot de voedsel- en voederveiligheid dienen te zijn gebaseerd op risicoanalyse, tenzij dit wegens de omstandigheden of de aard van de maatregel niet toepasselijk is. Door een risicoanalyse te verrichten alvorens dergelijke maatregelen vast te stellen, kan gemakkelijker vermeden worden dat onterechte belemmeringen voor het vrije verkeer van levensmiddelen worden opgeworpen.

(16) Ingeval levensmiddelenwetgeving gericht is op het beperken, wegnemen of vermijden van een gezondheidsrisico, vormen de drie samenhangende beginselen van risicoanalyse - risicobeoordeling, risicomanagement en risicocommunicatie - een systematische methodologie voor het vaststellen van doeltreffende, evenredige en doelgerichte maatregelen of andere acties ter bescherming van de gezondheid.

(17) Met het oog op het vertrouwen in de wetenschappelijke grondslag van de levensmiddelenwetgeving dienen de risicobeoordelingen op onafhankelijke, objectieve en doorzichtige wijze te gebeuren en te zijn gebaseerd op de beschikbare wetenschappelijke informatie en gegevens.

(18) Erkend wordt dat in sommige gevallen een wetenschappelijke risicobeoordeling alleen onvoldoende gegevens biedt om daarop een risicomanagementbeslissing te baseren en dat op goede gronden ook andere relevante factoren in aanmerking moeten worden genomen, waaronder maatschappelijke, economische, traditiegebonden, ethische en milieufactoren alsmede de uitvoerbaarheid van controles.

(19) Ten behoeve van de gezondheidsbescherming in de Gemeenschap is wel het voorzorgsbeginsel aangevoerd, hetgeen tot belemmeringen voor het vrije verkeer van levensmiddelen of diervoeders heeft geleid. Daarom moet voor de hele Gemeenschap een uniforme basis worden vastgesteld. Een op het voorzorgsbeginsel gebaseerde maatregel mag niet discriminerend zijn of een verkapte beperking vormen op grond van de oorsprong van het levensmiddel of diervoeder.

(20) In specifieke omstandigheden waarin er een risico voor het leven of de gezondheid is, maar er nog wetenschappelijke onzekerheid heerst, biedt het voorzorgsbeginsel een mogelijkheid om te bepalen met welke risicomanagementmaatregelen of andere maatregelen het in de Gemeenschap gekozen hoge niveau van gezondheidsbescherming kan worden gewaarborgd.

(21) Voedselveiligheid en de bescherming van de consumentenbelangen wordt een steeds belangrijker kwestie voor het grote publiek, niet-gouvernementele organisaties, beroepsorganisaties, internationale handelspartners en handelsorganisaties. Het vertrouwen van de consumenten en van de handelspartners moet worden gewaarborgd door op open, transparante wijze levensmiddelenwetgeving tot stand te brengen en doordat de overheid de nodige stappen neemt om het publiek te informeren als er redelijke gronden zijn om te vermoeden dat een levensmiddel een risico voor de gezondheid kan inhouden.

(22) De veiligheid en het vertrouwen van de consumenten in de Gemeenschap en in derde landen zijn van primordiaal belang. De Gemeenschap is een van de belangrijkste partners in de levensmiddelen- en diervoederhandel op mondiaal niveau en als zodanig heeft zij internationale handelsovereenkomsten gesloten, draagt zij bij tot de opstelling van internationale normen ter onderbouwing van de levensmiddelenwetgeving en ondersteunt zij de beginselen van vrije handel in veilige, gezonde levensmiddelen en diervoeders zonder discriminatie en door middel van eerlijke en ethische handelsgebruiken.

(23) Er moet voor worden gezorgd dat uit de Gemeenschap uitgevoerde of wederuitgevoerde levensmiddelen en diervoeders voldoen aan de communautaire wetgeving of de voorschriften van het land van invoer. In andere omstandigheden mogen levensmiddelen en diervoeders alleen uitgevoerd of wederuitgevoerd worden indien het land van invoer daarmee uitdrukkelijk heeft ingestemd. Er moet echter voor worden gezorgd dat levensmiddelen die schadelijk zijn voor de gezondheid en diervoeder dat onveilig is, niet uitgevoerd of wederuitgevoerd worden, ook al heeft het land van invoer daarmee ingestemd.

(24) Het is nodig de algemene beginselen vast te leggen op grond waarvan levensmiddelen en diervoeders mogen worden verhandeld, alsmede de doelstellingen en beginselen van de bijdrage van de Gemeenschap aan de totstandbrenging van internationale normen en handelsovereenkomsten.

(25) Sommige lidstaten hebben horizontale wetgeving inzake voedselveiligheid vastgesteld waarbij in het bijzonder aan de bedrijven een algemene verplichting wordt opgelegd om uitsluitend veilige levensmiddelen op de markt te brengen. Deze lidstaten hanteren echter uiteenlopende criteria om uit te maken of een levensmiddel veilig is. Als gevolg van deze verschillende benaderingen en het ontbreken van horizontale wetgeving in andere lidstaten kunnen er belemmeringen voor de handel in levensmiddelen ontstaan. Dergelijke belemmeringen kunnen ook voor de handel in diervoeders ontstaan.

(26) Daarom moeten er algemene vereisten worden vastgelegd opdat alleen veilige levensmiddelen en diervoeders in de handel worden gebracht, om te waarborgen dat de interne markt voor dergelijke producten goed functioneert.

(27) De ervaring heeft geleerd dat de werking van de interne markt voor levensmiddelen of diervoeders in het gedrang kan komen als het onmogelijk is levensmiddelen en diervoeders te traceren. Daarom moet er bij de diervoeder- en levensmiddelenbedrijven een alomvattend systeem worden ingesteld, zodat producten op gerichte en nauwkeurige wijze uit de handel kunnen worden genomen of de consumenten of controlefunctionarissen adequaat kunnen worden geïnformeerd, waardoor in geval van voedselveiligheidsproblemen een eventuele onnodige verdergaande verstoring wordt vermeden.

(28) Levensmiddelen- en diervoederbedrijven, met inbegrip van importeurs, moeten ten minste het bedrijf kunnen identificeren dat hun het levensmiddel, het diervoeder, het dier of de stof heeft geleverd dat of die in een levensmiddel of diervoeder kan worden opgenomen, zodat bij naspeuringen de traceerbaarheid in alle stadia gewaarborgd is.

(29) Een exploitant van een levensmiddelenbedrijf bevindt zich in de beste positie om een veilig systeem op te zetten om levensmiddelen te leveren en te waarborgen dat de geleverde levensmiddelen veilig zijn. Daarom dient de primaire wettelijke verantwoordelijkheid voor de voedselveiligheid bij de exploitant te liggen. Hoewel dit beginsel in sommige lidstaten en sommige onderdelen van de levensmiddelenwetgeving bestaat, is het in andere onderdelen niet uitdrukkelijk vastgelegd of wordt deze verantwoordelijkheid overgenomen door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat door middel van door hen uitgevoerde controles. Dergelijke verschillen kunnen tot handelsbelemmeringen leiden en de concurrentie tussen exploitanten van levensmiddelenbedrijven in verschillende lidstaten verstoren.

(30) Voor diervoeder en exploitanten van diervoederbedrijven dienen soortgelijke vereisten te gelden.

(31) De ervaring heeft geleerd dat medewerkers van levensmiddelen- en diervoederbedrijven die er uit hoofde van hun beroepsactiviteiten achter komen dat een onveilig diervoeder of een levensmiddel dat schadelijk kan zijn voor de gezondheid in de handel is gebracht, in belangrijke mate kunnen bijdragen tot de vermindering of preventie van dat risico.

(32) De wetenschappelijke en technische grondslag voor de communautaire wetgeving inzake voedsel- en voederveiligheid dient bij te dragen tot de verwezenlijking van een hoog niveau van gezondheidsbescherming in de Gemeenschap. De Gemeenschap moet beschikken over hoogwaardige, onafhankelijke en doelmatige wetenschappelijke en technische ondersteuning.

(33) De wetenschappelijke en technische vraagstukken met betrekking tot de voedsel- en voederveiligheid worden steeds belangrijker en complexer. Met de oprichting van een Europese Voedselautoriteit, hierna de 'Autoriteit' genoemd, zou het huidige systeem van wetenschappelijke en technische ondersteuning, dat niet meer opgewassen is tegen de toenemende vraag, worden versterkt.

(34) Overeenkomstig de algemene beginselen van de levensmiddelenwetgeving dient de Autoriteit de rol van onafhankelijk wetenschappelijk referentiepunt voor risicobeoordeling te vervullen en aldus bij te dragen tot de soepele werking van de interne markt. Haar kan worden gevraagd advies uit te brengen over omstreden wetenschappelijke kwesties en de communautaire instellingen en de lidstaten zo in staat stellen om met kennis van zaken risicomanagementbeslissingen te nemen ter waarborging van de voedsel- en voederveiligheid, en er daardoor toe bijdragen dat verbrokkeling van de interne markt door de vaststelling van ongerechtvaardigde of onnodige belemmeringen voor het vrije verkeer van levensmiddelen en diervoeders wordt vermeden.

(35) De Autoriteit dient een onafhankelijke wetenschappelijke bron van advies, informatie en risicocommunicatie te zijn, teneinde het vertrouwen van de consument te vergroten. Om echter de samenhang tussen risicobeoordelings-, risicomanagement- en risicocommunicatietaken te bevorderen, dient de relatie tussen risicobeoordelaars en risicomanagers te worden versterkt.

(36) De Autoriteit dient een volledig, onafhankelijk overzicht te verstrekken van de veiligheids- en andere aspecten van de hele voedsel- en voedervoorzieningsketen en moet daartoe verstrekkende verantwoordelijkheden krijgen. Hieronder dienen aangelegenheden te vallen die direct of indirect van invloed zijn op de veiligheid van de voedselketen, de gezondheid en het welzijn van dieren en de gezondheid van planten. Er dient echter voor te worden gezorgd dat de Autoriteit zich op de voedselveiligheid concentreert; daarom moet de opdracht van de Autoriteit ten aanzien van de gezondheid en het welzijn van dieren en de gezondheid van planten rakende onderwerpen die geen verband houden met de veiligheid van de voedselvoorzieningsketen worden beperkt tot het uitbrengen van wetenschappelijke adviezen. De opdracht van de Autoriteit dient ook wetenschappelijk advies en wetenschappelijke en technische ondersteuning inzake de menselijke voeding in samenhang met de communautaire wetgeving te omvatten, alsmede, op verzoek van de Commissie, bijstand betreffende de communicatie over voedingskwesties in het kader van de programma's van de Gemeenschap op gezondheidsgebied.

(37) Aangezien sommige producten die krachtens de levensmiddelenwetgeving toegestaan zijn, zoals bestrijdingsmiddelen en toevoegingsmiddelen voor de diervoeding, risico's voor het milieu of voor de veiligheid van de werknemers kunnen inhouden, dienen ook bepaalde aspecten betreffende het milieu en de bescherming van de werknemers overeenkomstig de relevante wetgeving te worden beoordeeld.

(38) Ter vermijding van dubbele wetenschappelijke beoordelingen en bijbehorende wetenschappelijke adviezen met betrekking tot genetisch gemodificeerde organismen dient de Autoriteit ook wetenschappelijke adviezen uit te brengen over andere producten dan levensmiddelen en diervoeders die verband houden met genetisch gemodificeerde organismen, zoals omschreven in Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad  i en onverminderd de daarin vastgestelde procedures.

(39) De Autoriteit dient door het bieden van ondersteuning op wetenschappelijk vlak bij te dragen tot de rol van de Gemeenschap en de lidstaten in het ontwikkelen en vaststellen van internationale voedselveiligheidsnormen en handelsovereenkomsten.

(40) Het vertrouwen van de communautaire instellingen, het grote publiek en de belanghebbenden in de Autoriteit is van wezenlijk belang. Daarom is het essentieel dat onafhankelijkheid, een hoog wetenschappelijk niveau, doorzichtigheid en efficiëntie voor de Autoriteit gewaarborgd zijn. Ook samenwerking met de lidstaten is onontbeerlijk.

(41) De Autoriteit dient over de middelen te beschikken om alle taken te verrichten die nodig zijn om haar functie te vervullen.

(42) Er dient voor te worden gezorgd dat de verschillende betrokken communautaire instellingen doeltreffend toezicht uitoefenen op de Autoriteit; daartoe dienen in de raad van bestuur vier door het Europees Parlement benoemde vertegenwoordigers, vier door de Raad benoemde vertegenwoordigers en vier door de Commissie benoemde vertegenwoordigers te worden opgenomen.

(43) De raad van bestuur dient de bevoegdheid te krijgen om de begroting vast te stellen, op de uitvoering daarvan toe te zien, een huishoudelijk reglement op te stellen, een financieel reglement vast te stellen, en de leden van het wetenschappelijk comité en van de wetenschappelijke panels alsmede de uitvoerend directeur te benoemen.

(44) Met het publiek moet een relatie van vertrouwen en doorzichtigheid worden opgebouwd en daartoe dienen vier vertegenwoordigers van de consumenten en het bedrijfsleven zitting te hebben in de raad van bestuur.

(45) Wil de Autoriteit doeltreffend functioneren, dan dient zij nauw samen te werken met de bevoegde instanties in de lidstaten. Er dient een adviesforum te worden opgericht om de uitvoerend directeur bij te staan, te fungeren als instantie voor de uitwisseling van informatie en te zorgen voor nauwe samenwerking, met name wat het netwerksysteem betreft. Door samenwerking en adequate uitwisseling van informatie moet ook de kans op uiteenlopende wetenschappelijke adviezen zo klein mogelijk worden gehouden.

(46) De Autoriteit dient de taak van de aan de Commissie verbonden wetenschappelijke comités betreffende het uitbrengen van wetenschappelijke adviezen op het terrein waarvoor zij bevoegd is, over te nemen. Deze comités dienen te worden gereorganiseerd om een grotere wetenschappelijke samenhang met betrekking tot de voedselvoorzieningsketen te bereiken en hen in staat te stellen doeltreffender te functioneren. Daarom dienen er bij de Autoriteit een wetenschappelijk comité en permanente wetenschappelijke panels te worden ingesteld om deze adviezen uit te brengen.

(47) Ter waarborging van de onafhankelijkheid dienen het comité en de panels te bestaan uit onafhankelijke wetenschappers die aan de hand van een open sollicitatieprocedure zijn aangeworven.

(48) De rol van de Autoriteit als onafhankelijk wetenschappelijk referentiepunt betekent dat niet alleen de Commissie, maar ook het Europees Parlement en de lidstaten haar om advies kunnen vragen. Met het oog op de beheersbaarheid en de consistentie van de wetenschappelijke advisering moet de Autoriteit onder opgave van redenen en aan de hand van vaste criteria een verzoek kunnen afwijzen of wijzigen. Verder moeten er maatregelen worden getroffen om uiteenlopende wetenschappelijke adviezen te vermijden en in geval van uiteenlopende wetenschappelijke adviezen van verscheidene wetenschappelijke instanties moeten er procedures zijn om de verschillen weg te nemen of de risicomanagers een transparante basis van wetenschappelijke informatie te verstrekken.

(49) De Autoriteit dient voorts op open, transparante wijze wetenschappelijke studies te kunnen laten verrichten die voor de vervulling van haar taken nodig zijn, waarbij zij er door middel van haar contacten met de Commissie en de lidstaten voor moet zorgen dat dubbel werk wordt voorkomen. De Autoriteit dient rekening te houden met de bestaande communautaire expertise en structuren.

(50) Het ontbreken van een doeltreffend systeem voor de verzameling en analyse op communautair niveau van gegevens over de voedselvoorzieningsketen wordt onderkend als een ernstige tekortkoming. Daarom moet er een systeem voor de verzameling en analyse van relevante gegevens over de door de Autoriteit bestreken gebieden worden opgezet, in de vorm van een door de Autoriteit gecoördineerd netwerk met alle relevante organisaties, met inbegrip van wetenschappelijke organisaties van consumenten en andere belanghebbenden, voorzover van toepassing. De communautaire gegevensverzamelingsnetwerken op de onder de Autoriteit ressorterende gebieden moeten opnieuw worden bezien.

(51) Een verbeterde opsporing van nieuwe risico's kan op de lange termijn voor de lidstaten en de Gemeenschap een belangrijk preventiehulpmiddel bij de beleidsuitvoering worden. Daarom moet de Autoriteit tot taak krijgen hierop te anticiperen door informatie te verzamelen en waakzaamheid te betrachten en door een evaluatie van en informatie over nieuwe risico's te verstrekken met het oog op de preventie daarvan.

(52) De oprichting van de Autoriteit dient de lidstaten de mogelijkheid te bieden om nauwer bij de wetenschappelijke procedures te worden betrokken. Daartoe dient er nauw tussen de Autoriteit en de lidstaten te worden samengewerkt. Met name moet de Autoriteit bepaalde taken kunnen opdragen aan organisaties in de lidstaten.

(53) Er moet worden gezorgd voor een juist evenwicht tussen de inschakeling van nationale organisaties om taken voor de Autoriteit te verrichten en de noodzaak om ter wille van de algehele samenhang te waarborgen dat die taken worden uitgevoerd overeenkomstig de voor dergelijke taken voor de Autoriteit opgestelde criteria. De bestaande procedures voor de toewijzing van wetenschappelijke taken aan de lidstaten, in het bijzonder met betrekking tot de beoordeling van door het bedrijfsleven ingediende dossiers voor de toelating van bepaalde stoffen, producten of procédés, zullen binnen een jaar moeten worden herbezien in verband met de oprichting van de Autoriteit en de nieuwe faciliteiten die zij biedt, waarbij de evaluatieprocedures minstens even streng moeten zijn als tevoren.

(54) De Commissie blijft volledig verantwoordelijk voor de bekendmaking van risicomanagementmaatregelen. Daarom dient er tussen de Autoriteit en de Commissie een goede informatie-uitwisseling plaats te vinden. Samenwerking tussen de Autoriteit, de Commissie en de lidstaten is ook nodig met het oog op de samenhang van het gehele communicatieproces.

(55) De onafhankelijkheid van de Autoriteit en haar voorlichtingstaak ten aanzien van het publiek betekenen dat zij onafhankelijk moet kunnen communiceren op de gebieden die onder haar bevoegdheid vallen, met als doel objectieve, betrouwbare en gemakkelijk te begrijpen informatie te verstrekken.

(56) Adequate samenwerking met de lidstaten op het gebied van publieksvoorlichtingscampagnes is noodzakelijk om rekening te houden met eventuele regionale parameters en de afstemming met het gezondheidsbeleid. Bij de communicatie over de gevolgen van de voeding voor de gezondheid moet rekening worden gehouden met de verscheidenheid aan voedingsgewoonten in de Europese Unie.

(57) De Autoriteit moet niet alleen op basis van onafhankelijkheid en doorzichtigheid te werk gaan, maar ook openstaan voor contacten met de consumenten en andere belanghebbende groepen.

(58) De Autoriteit dient uit de communautaire begroting te worden gefinancierd. In het licht van de opgedane ervaring echter, met name wat betreft de behandeling van door het bedrijfsleven ingediende vergunningsdossiers, zal binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening worden nagegaan of er vergoedingen kunnen worden gevraagd. De voor de Gemeenschapsbegroting geldende procedure blijft echter van toepassing op de eventuele subsidies ten laste van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen. Voorts dient de Rekenkamer de rekeningen te controleren.

(59) Deelname van Europese landen die geen lidstaat van de Europese Unie zijn en die overeenkomsten hebben gesloten op grond waarvan zij de communautaire wetgeving op het door deze verordening bestreken gebied moeten omzetten en uitvoeren, moet mogelijk zijn.

(60) Er bestaat al een systeem voor snelle waarschuwingen in het kader van de Richtlijn 92/59/EEG van de Raad van 29 juni 1992 inzake algemene productveiligheid  i. Onder dit systeem vallen levensmiddelen en industriële producten, maar geen diervoeders. Uit recente voedselcrises is gebleken dat er een verbeterd en verruimd systeem voor snelle waarschuwingen moet worden opgezet dat levensmiddelen en diervoeders omvat. Dit herziene systeem moet door de Commissie worden beheerd en de lidstaten, de Commissie en de Autoriteit moeten in het netwerk worden opgenomen. Het systeem dient niet van toepassing te zijn op de snelle uitwisseling van informatie in geval van stralingsgevaar krachtens Beschikking 87/600/Euratom van de Raad  i.

(61) Uit recente voedselveiligheidsincidenten is gebleken dat er passende maatregelen voor noodsituaties moeten komen, om te waarborgen dat voor alle levensmiddelen, ongeacht soort en oorsprong, en alle diervoeders gemeenschappelijke maatregelen worden genomen in geval van een ernstig risico voor de gezondheid van de mens. Met een dergelijke integrale aanpak voor noodmaatregelen in verband met de voedselveiligheid zou doeltreffend moeten kunnen worden opgetreden en vermeden moeten worden dat er kunstmatige verschillen ontstaan in de behandeling van een ernstig risico in verband met levensmiddelen of diervoeders.

(62) Uit recente voedselcrises is ook gebleken dat het voor de Commissie nuttig is om over aangepaste, snellere procedures voor crisismanagement te beschikken. Deze organisatorische procedures dienen het mogelijk te maken de inspanningen beter te coördineren en op grond van de beste beschikbare wetenschappelijke informatie te bepalen wat de doeltreffendste maatregelen zijn. Daarom moeten deze herziene procedures rekening houden met de verantwoordelijkheden van de Autoriteit en haar in staat stellen om in geval van een voedselcrisis wetenschappelijke en technische bijstand in de vorm van advies te verlenen.

(63) Met het oog op een doeltreffender, integrale aanpak inzake de voedselketen dient een Comité voor de voedselketen en de diergezondheid te worden ingesteld ter vervanging van het Permanent Veterinair Comité, het Permanent Comité voor levensmiddelen en het Permanent Comité voor veevoeders. Derhalve dienen de Besluiten 68/361/EEG  i, 69/414/EEG  i en 70/372/EEG  i van de Raad te worden ingetrokken. Om dezelfde reden dient het Comité voor de voedselketen en de diergezondheid ook de plaats in te nemen van het Permanent Plantenziektekundig Comité wat betreft de bevoegdheden van dit comité (voor de Richtlijnen 76/895/EEG  i, 86/362/EEG  i, 86/363/EEG  i, 90/642/EEG  i en 91/414/EEG  i) inzake gewasbeschermingsproducten en de vaststelling van maximumresidugehalten.

(64) De nodige maatregelen ter uitvoering van deze verordening moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden  i.

(65) Het is nodig het bedrijfsleven voldoende tijd te laten voor aanpassing aan bepaalde voorschriften van deze verordening en te bepalen dat de Europese Voedselautoriteit haar werkzaamheden op 1 januari 2002 aanvangt.

(66) Verwarring tussen de taken van de Autoriteit en die van het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling, ingesteld bij Verordening (EEG) nr. 2309/93 van de Raad  i, moet worden vermeden. Daarom moet worden vastgelegd dat deze verordening geen afbreuk doet aan de aan het Europees Bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling toegekende bevoegdheden, met inbegrip van de bevoegdheden die zijn toegekend bij Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad van 26 juni 1990 houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong  i.

(67) Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel is het ter verwezenlijking van de voornaamste doelstellingen van deze verordening noodzakelijk en gepast te voorzien in de onderlinge aanpassing van de begrippen, beginselen en procedures die een gemeenschappelijke basis voor de levensmiddelenwetgeving in de Gemeenschap vormen en de Europese Voedselautoriteit op te richten. Deze verordening beperkt zich tot hetgeen noodzakelijk is om de nagestreefde doelstellingen te verwezenlijken, overeenkomstig artikel 5, derde alinea, van het Verdrag.