Overwegingen bij COM(2003)721 - Wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de EG en van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de EG (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend) - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2003)721 - Wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de EG en van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden ... |
---|---|
document | COM(2003)721 ![]() ![]() |
datum | 18 november 2003 |
(2)De Europese Gemeenschappen moeten daarom kunnen beschikken over een kwalitatief hoogwaardig Europees overheidsapparaat, dat zijn taken conform de Verdragen zo goed mogelijk kan verrichten en berekend is op de zowel in- als externe uitdagingen waarvoor het in de toekomst geplaatst wordt.
(3)Daarom moet een kader geboden worden voor de aanwerving door de Gemeenschappen van personeel dat qua prestaties en integriteit aan de hoogste eisen beantwoordt en op een zo breed mogelijke geografische basis uit de burgers van de lidstaten wordt gerekruteerd, en moet dit personeel zijn taken kunnen uitvoeren onder omstandigheden die garanderen dat de dienst optimaal kan functioneren.
(4)Meer in het algemeen is het de bedoeling de personele middelen op een zo efficiënt mogelijke manier te beheren in het kader van een Europees openbaar ambt dat gekenmerkt wordt door bekwaamheid, onafhankelijkheid, loyaliteit, onpartijdigheid en duurzaamheid, alsook door culturele verscheidenheid.
(5)De eenheid van het Europees openbaar ambt moet worden gegarandeerd en op alle instellingen en organen moeten gemeenschappelijke voorschriften worden toegepast. Het unieke karakter van het Statuut moet het mogelijk maken de samenwerking tussen de instellingen en organen op het gebied van het personeelsbeleid te versterken, hetgeen de goede werking van de Gemeenschappen en een efficiënt gebruik van het menselijk kapitaal ten goede komt.
(6)De organen van de Gemeenschap vallen binnen de werkingssfeer van het Statuut teneinde te zorgen voor een uniforme toepassing van de regels en met name de mobiliteit van het personeel mogelijk te maken.
(7)Het in het Verdrag verankerde non-discriminatiebeginsel dient te worden nageleefd, hetgeen de verdere ontwikkeling vereist van een personeelsbeleid dat gelijke kansen garandeert voor iedereen, ongeacht geslacht, fysieke vermogens, leeftijd, ras of etnische identiteit, seksuele geaardheid en burgerlijke staat.
(8)Aan ambtenaren die een door een lidstaat als stabiel erkend partnerschap buiten het huwelijk hebben gesloten maar niet voor de wet kunnen trouwen, dienen dezelfde voordelen te worden toegekend als aan gehuwde partners, terwijl partners die in dezelfde situatie verkeren maar wel voor de wet kunnen trouwen, recht moeten krijgen op een beperkter scala aan voordelen.
(9)Er dient uitdrukkelijk te worden verwezen naar maatregelen van sociale aard en arbeidsomstandigheden die beantwoorden aan passende veiligheids- en gezondheidsnormen; deze maatregelen zijn bedoeld om het personeel te helpen hun beroeps- en privéleven beter te combineren, om gelijke kansen te bevorderen en de veiligheid en gezondheid van het individu te beschermen.
(10)Het is duidelijk dat het beginsel van een op verdienste gebaseerde loopbaanontwikkeling moet worden versterkt en dat er een nauwer verband moet worden gelegd tussen prestaties en beloning door via wijzigingen in de loopbaanstructuur meer stimulansen te bieden voor goede prestaties en er tegelijkertijd voor te zorgen dat de gemiddelde loopbaanprofielen in de nieuwe en oude structuur overeenkomen, zulks met inachtneming van de lijst van het aantal ambten en de begrotingsdiscipline.
(11)Modernisering van de loopbaanstructuur vereist een betere erkenning van de beroepservaring van de ambtenaren en van het beginsel van levenslang leren. Daarom is het wenselijk de bestaande personeelscategorieën te vervangen, het personeel opnieuw in te delen in de nieuwe functiegroepen administrateurs (AD) en assistenten (AST) en door middel van een nieuw certificeringmechanisme de overgang van de tweede naar de eerste te vergemakkelijken.
(12)Er moet een systeem ontworpen worden dat garandeert dat de gemiddelde loopbaanprofielen overeenkomen, en waardoor over het geheel genomen de toename van het totaal aantal rangen enerzijds en de verlaging van het aantal salaristrappen in elke rang anderzijds op billijke en redelijke wijze worden gecompenseerd.
(13)Teneinde het meertalige karakter van de instellingen te bewaren, dient bij de aanwerving en de bevorderingen meer waarde te worden gehecht aan vreemdetalenkennis en het vermogen om in een derde communautaire taal te werken.
(14)Onpartijdigheid is een grondbeginsel van de openbare dienst, dat in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie wordt erkend. Daarom is het van essentieel belang de verplichtingen van de ambtenaren in situaties waarin sprake is of kan zijn van een belangenconflict, zowel vóór indiensttreding als bij het verlaten van de dienst, te verduidelijken.
(15)Er moet een beter rechtskader gecreëerd worden om psychisch geweld en seksuele intimidatie aan te pakken, en daartoe moeten duidelijke definities worden geformuleerd.
(16)Er dient te worden voorzien in het recht van vrijheid van meningsuiting, aangezien dit verankerd is in het Handvest van de grondrechten en een fundamenteel recht van ambtenaren is, maar tegelijk dienen er redelijke grenzen aan de uitoefening van dit recht te worden gesteld. Tegelijkertijd moeten er duidelijke regels worden vastgesteld voor het openbaar maken van zaken die verband houden met de werkzaamheden van de Gemeenschap wanneer haar legitieme belangen in gevaar zijn.
(17)Er dient voorzien te worden in een nieuw rechtskader en nieuwe waarborgen om juridische bescherming te bieden aan ambtenaren die bij bepaalde duidelijk omschreven personen of instanties laakbare handelingen en ernstige wanpraktijken in de dienst melden.
(18)De wijze waarop tuchtprocedures worden ingeleid en afgewikkeld, dient consequenter te worden gerationaliseerd. Ook moet de tuchtraad op stabielere wijze worden samengesteld en moeten de voorschriften inzake de schorsing van ambtenaren worden aangepast.
(19)De procedures voor de afwezigheidscontrole en het overleggen van medische attesten moeten worden verduidelijkt.
(20)Voor de behandeling van gevallen van onvoldoende geschiktheid voor het ambt dient een allesomvattende procedure te worden ingevoerd die het recht van verdediging van de betrokken ambtenaren waarborgt. Gevallen van ambtenaren die het van hen verwachte prestatieniveau niet binnen een redelijke termijn halen, moeten binnen dit nieuwe rechtskader worden behandeld.
(21)Er dient te worden voorzien in een versoepeling van de arbeidsvoorwaarden, namelijk het recht om onder bepaalde voorwaarden in deeltijd te werken, gebruik te maken van ‘job sharing’-regelingen en verlengd verlof om redenen van persoonlijke aard te krijgen. Evenzo dienen er bepalingen te worden ingevoerd inzake verlof om gezinsredenen en meer in het bijzonder het recht op een soepeler moederschapsverlof, vaderschapsverlof, adoptie- en ouderschapsverlof, alsmede verlof in geval van ernstige ziekte van een familielid.
(22)Teneinde te waarborgen dat de koopkracht van de Europese ambtenaren gelijke tred houdt met die van de nationale ambtenaren, is het belangrijk het beginsel van een meerjarig mechanisme voor de aanpassing van de bezoldigingen te handhaven. Dit mechanisme, dat voorheen bekend stond als ‘de methode’ en geldig was tot 30 juni 2004, dient thans te worden verlengd met negen jaar en na vier jaar te worden getoetst op consistentie met de begrotingsdiscipline.
(23)De voordelen voor de ambtenaren van een meerjarig systeem voor de aanpassing van de bezoldigingen dienen te worden gecompenseerd door de invoering van een speciale heffing, om de kosten van het sociale beleid, van betere arbeidsomstandigheden en van de Europese scholen te weerspiegelen, die jaarlijks wordt verhoogd en die geldt voor alle ambtenaren gedurende dezelfde periode als het systeem zelf.
(24)Aangezien de kosten van de aanpassingscoëfficiënten die worden toegepast op de overmaking van een gedeelte van het salaris naar andere lidstaten, onevenredig zijn gestegen, dienen overmakingen onder toepassing van aanpassingscoëfficiënten beperkt te worden tot een kleiner deel van het salaris en tot gevallen waarin de overmaking nodig is om de ambtenaar in staat te stellen de uitgaven te dekken die voortvloeien uit wettelijke verplichtingen jegens familieleden in andere lidstaten.
(25)Het criterium volgens hetwelk gewezen ambtenaren bij het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering aangesloten konden blijven, is in de praktijk twijfelachtig gebleken en moet daarom worden vereenvoudigd.
(26)De diverse toelagen dienen grondig te worden gerationaliseerd door sommige te herzien en andere af te schaffen, teneinde de administratieve regels te vereenvoudigen en transparanter te maken. Zo moet de vergoeding van reiskosten en de kosten van dienstreizen beter aansluiten bij de werkelijk gemaakte kosten en moet het beheer ervan worden vereenvoudigd. Evenzo moet de schooltoelage in de toekomst meer op de reële uitgaven afgestemd worden.
(27)Het stelsel van gezinstoelagen moet worden herzien om de situatie van gezinnen te verbeteren en met name aandacht te besteden aan de problemen van ouders met jonge kinderen.
(28)Aangezien de pensioenen zijn uitgedrukt in een percentage van het laatst verdiende salaris, dient ervoor gezorgd te worden dat de aanpassing van de bezoldigingen en die van de pensioenen in de toekomst gelijke tred houden, terwijl tegelijkertijd de actuariële basis van de regeling veilig wordt gesteld en de respectieve aandelen van de bijdragen ten laste van de ambtenaar en de werkgever, en het beginsel dat de pensioenen ten laste komen van de Gemeenschapsbegroting, die door de lidstaten wordt betaald, worden gehandhaafd.
(29)Dit vereist de invoering van een mechanisme om het actuariële evenwicht van de regeling op korte en lange termijn te waarborgen.
(30)De demografische ontwikkelingen en de veranderende leeftijdsopbouw van de betrokken populatie vormen echter een steeds zwaardere belasting voor de gemeenschappelijke pensioenregeling en nopen tot een verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd en een marginale verlaging van het jaarlijkse pensioenopbouwpercentage, met dien verstande echter dat voor reeds zittende ambtenaren overgangsmaatregelen zullen gelden.
(31)Door de voortgaande integratie binnen de Europese Unie en de vrije keuze van gepensioneerden wat hun woonplaats binnen de Unie betreft, is het systeem van aanpassingscoëfficiënten voor pensioenen achterhaald geworden. Dit systeem levert ook problemen op ten aanzien van de controle van de feitelijke woonplaats van gepensioneerden, die uit de weg geruimd dienen te worden. Dit systeem dient derhalve te worden afgeschaft, met een passende overgangsregeling voor gepensioneerden en ambtenaren die zijn aangeworven voordat deze verordening van kracht wordt.
(32)De omstandigheden die ten grondslag lagen aan de huidige bepalingen inzake invaliditeits- en overlevingspensioenen zijn sinds de vaststelling daarvan veranderd en deze bepalingen moeten daarom worden bijgewerkt en vereenvoudigd.
(33)De arbeidsvoorwaarden van de ambtenaren moeten worden herzien om ze meer in overeenstemming te brengen met de communautaire regelgeving inzake het vrije verkeer van werknemers en de bescherming van migrerende werknemers: dit moet worden bereikt door bepaalde incoherenties te corrigeren en meer flexibiliteit mogelijk te maken.
(34)Bij de nieuwe regels inzake flexibele pensionering moet rekening worden gehouden met de belangen van de ambtenaren en de instellingen. De desbetreffende maatregelen dienen vrijwillig te zijn en vergezeld te gaan van passende financiële voorwaarden. Een realistische keuze voor vervroegde pensionering is afhankelijk van de handhaving van de ziektekostenverzekering en de gezinstoelagen; deze voordelen moeten echter worden gecompenseerd door de verhoging van de minimumleeftijd tot 55 jaar en de invoering van de mogelijkheid om na de huidige pensioengerechtigde leeftijd te blijven doorwerken.
(35)Het algemene peil van de bezoldigingen en de pensioenen voor ambtenaren en andere personeelsleden dient van dien aard te zijn dat het voor de beste kandidaten uit alle lidstaten aantrekkelijk blijft om in dienst te treden en te blijven van een onafhankelijke en permanente Europese overheid.
(36)De bepalingen die van toepassing zijn op de ambtenaren in de wetenschappelijke en technische groepen en op de ambtenaren die in een derde land tewerkgesteld zijn, dienen te worden aangepast, verduidelijkt en in overeenstemming gebracht met de algemene bepalingen.
(37)Er moet een nieuwe categorie van niet-statutair personeel, de arbeidscontractanten, worden ingesteld. Dit personeel, met beperktere verantwoordelijkheden, zal normaalgesproken onder toezicht van ambtenaren of tijdelijk personeel worden ingezet voor niet-kerntaken. Zij zullen uiteindelijk de hulpfunctionarissen en de ambtenaren van categorie D in de instellingen, bureaus en vertegenwoordigingen van de Commissie, delegaties en agentschappen en ook in bij een specifieke rechtshandeling in het leven geroepen uitvoerende agentschappen en andere organen gaan vervangen. De rechten en verplichtingen van dit personeel op contractbasis moeten worden vastgesteld naar analogie van die van de tijdelijke functionarissen, met name wat de sociale zekerheid, toelagen en arbeidsomstandigheden betreft.
(38)Er dient te worden voorzien in overgangsmaatregelen om de nieuwe regeling en maatregelen geleidelijk te kunnen toepassen en tegelijkertijd de verworven rechten van het personeel intact te laten en hun legitieme verwachtingen te eerbiedigen.
(39)Het Statuut van de ambtenaren en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.