Overwegingen bij COM(2010)388 - Coördineren van de waarborgen welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van artikel 54, tweede alinea, van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van haar kapitaal, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
ê .

1. De Tweede Richtlijn 77/91/EEG van de Raad van 13 december 1976 strekkende tot het coördineren van de waarborgen welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van artikel 58, tweede alinea, van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden met betrekking tot de oprichting van de naamloze vennootschap, alsook de instandhouding en wijziging van haar kapitaal, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken[6] is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd[7]. Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

ê 77/91/EEG overweging 1 (aangepast)

2. Het nastreven van de in artikel Ö 50, lid 2, Õ onder g) Ö van het Verdrag Õ, en in het Algemeen Programma voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging bedoelde coördinatie, die is begonnen met de Eerste Richtlijn 68/151/EEG van de Raad van 9 maart 1968 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 58 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken[8], is van bijzonder belang voor naamloze vennootschappen, omdat deze vennootschappen in de economie van de lidstaten een zeer grote rol spelen en hun werkzaamheden zich dikwijls uitstrekken tot buiten de grenzen van hun grondgebied.

ê 77/91/EEG overweging 2

3. Het is voor een gelijkwaardige bescherming van de aandeelhouders en de schuldeisers van deze vennootschappen van bijzonder belang de nationale wettelijke bepalingen inzake de oprichting van naamloze vennootschappen en de instandhouding, de verhoging en de vermindering van hun kapitaal te coördineren.

ê 77/91/EEG overweging 3 (aangepast)

4. In de Ö Unie Õ moeten de statuten of de oprichtingsakte van een naamloze vennootschap iedere belanghebbende in staat stellen zich een oordeel te vormen over de wezenlijke kenmerken van deze vennootschap en met name over de juiste samenstelling van het kapitaal van de vennootschap.

ê 77/91/EEG overweging 4 (aangepast)

5. Er is een regeling Ö van de Unie nodig ten behoeve van de Õ instandhouding van het kapitaal, dat een waarborg vormt voor de schuldeisers, inzonderheid door te verbieden dit kapitaal aan te tasten door onverplichte uitkeringen aan de aandeelhouders en door de mogelijkheid dat een vennootschap eigen aandelen inkoopt, te beperken.

ê 92/101/EEG overweging 2

6. De beperkingen ter zake van de verkrijging van eigen aandelen gelden niet alleen voor de vennootschap zelf maar ook voor personen die in eigen naam maar voor rekening van die vennootschap handelen.

ê 92/101/EEG overweging 3

7. Teneinde te voorkomen dat een naamloze vennootschap via een andere vennootschap, waarin zij over de meerderheid van stemrechten beschikt of waarop zij een overheersende invloed kan uitoefenen, eigen aandelen verkrijgt zonder de in dit opzicht geldende beperkingen in acht te nemen, moeten de voorschriften met betrekking tot de verkrijging van eigen aandelen door een vennootschap worden verruimd tot de voornaamste en meest voorkomende gevallen van verkrijging van aandelen door deze andere vennootschap. Deze zelfde voorschriften moeten worden verruimd tot het plaatsen van aandelen van de naamloze vennootschap.

ê 92/101/EEG overweging 4 (aangepast)

8. Teneinde het omzeilen van Ö deze richtlijn Õ te voorkomen, Ö moet hetzelfde gelden voor Õ de onder Richtlijn 2009/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 48 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken[9], vallende vennootschappen en de vennootschappen die onder het recht van een derde land vallen en waarvan de rechtsvorm vergelijkbaar is.

ê 92/101/EEG overweging 5

9. Wanneer tussen de naamloze vennootschap en de andere vennootschap, als bedoeld in overweging 7, slechts een middellijke verhouding bestaat, lijkt het gerechtvaardigd de bepalingen die van toepassing zijn in geval van een rechtstreekse verhouding te versoepelen door op Unieniveau te voorzien in schorsing van de stemrechten als minimummaatregel om de doelstellingen van deze richtlijn te verwezenlijken.

ê 92/101/EEG overweging 7 (aangepast)

10. Het is voorts gerechtvaardigd een uitzondering te maken voor de gevallen waarin wegens het bijzondere karakter van een beroepswerkzaamheid geen gevaar bestaat dat afbreuk wordt gedaan aan de Ö verwezenlijking van de Õ doelstellingen van deze richtlijn.

ê 77/91/EEG overweging 5 (aangepast)

11. Met het oog op de doelstellingen van artikel Ö 50, lid 2, onder Õ g) Ö van het Verdrag Õ, is het nodig dat de nationale wet bij kapitaalverhogingen en kapitaalverminderingen zorgt voor de naleving en de harmonisatie van de toepassing van de beginselen die een gelijke behandeling waarborgen van aandeelhouders die zich in identieke omstandigheden bevinden en de bescherming garanderen van degenen wier schuldvorderingen zijn ontstaan vóór het besluit tot kapitaalvermindering.

ê 2006/68/EG overweging 6

12. Om de standaardbescherming van schuldeisers in alle lidstaten te versterken, dienen zij onder bepaalde voorwaarden in staat te zijn gerechtelijke of administratieve procedures in te leiden wanneer hun vorderingen in het gedrang komen als gevolg van een vermindering van het kapitaal van een naamloze vennootschap.

ê 2006/68/EG overweging 7

13. Om marktmisbruik te voorkomen dienen de lidstaten voor de toepassing van deze richtlijn rekening te houden met het bepaalde in Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik)[10], Verordening (EG) nr. 2273/2003 van de Commissie van 22 december 2003 tot uitvoering van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de uitzonderingsregeling voor terugkoopprogramma’s en voor de stabilisatie van financiële instrumenten betreft[11] en Richtlijn 2004/72/EG van de Commissie van 29 april 2004 tot uitvoering van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad wat gebruikelijke marktpraktijken, de definitie van voorwetenschap met betrekking tot van grondstoffen afgeleide instrumenten, het opstellen van lijsten van personen met voorwetenschap, de melding van transacties van leidinggevende personen en de melding van verdachte transacties betreft[12].

ê

14. Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

ê 77/91/EEG (aangepast)