Overwegingen bij COM(2010)486 - Wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de verstrekking van levensmiddelen aan de meest behoeftigen in de Unie betreft

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
1. Verordening (EEG) nr. 3730/87 van de Raad van 10 december 1987 houdende algemene voorschriften voor de levering van levensmiddelen uit interventievoorraden aan bepaalde organisaties met het oog op verstrekking aan de meest hulpbehoevenden in de Gemeenschap[4], later ingetrokken en geïntegreerd in Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten ("Integrale-GMO-verordening")[5], heeft gedurende meer dan twee decennia een betrouwbare regeling voor de verstrekking van voedingsproducten aan de meest behoeftigen in de Unie geboden en heeft bijgedragen aan de cohesie van de regio's van de EU door de economische en sociale ongelijkheid te verminderen.

2. Overeenkomstig artikel 39, lid 1, van het Verdrag heeft het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) onder meer tot doel de markten te stabiliseren en redelijke prijzen bij de levering aan verbruikers te verzekeren. Door de jaren heen heeft de regeling voor voedselverstrekking die twee doelstellingen helpen te bereiken. Ze heeft de voedselonzekerheid voor de meest behoeftigen in de Unie verminderd en is zo een essentieel instrument gebleken dat bijdraagt aan het garanderen van de brede beschikbaarheid van levensmiddelen binnen de Europese Unie en dat er tegelijk voor zorgt dat de interventievoorraden afnemen. Het is wenselijk dat de EU-voedselhulpregeling voor de meest behoeftigen blijft bijdragen aan de doelen van het GLB en aan de cohesiedoelstellingen.

3. Het Europees Parlement heeft in zijn verklaring van 4 april 2006 over de bevoorrading van de erkende liefdadigheidsinstellingen voor de uitvoering van het Europees voedselhulpprogramma voor de armste medeburgers[6] opgemerkt dat het Europese voedselhulpprogramma voor de armste medeburgers zijn deugdelijkheid heeft bewezen en voor miljoenen mensen van levensbelang is geworden. Voorts heeft het Parlement verklaard ongerust te zijn over de toekomst van het Europese voedselhulpprogramma voor de meest behoeftigen en heeft het, als erkenning van de noodzaak aan de voedingsbehoeften van die personen tegemoet te komen, de Commissie en de Raad onder meer verzocht het Europese voedselhulpprogramma een blijvend karakter te geven.

4. De achtereenvolgende uitbreidingen van de Unie hebben het potentiële aantal begunstigden van voedselhulpregelingen in de Unie vergroot. Tegelijk heeft de toegenomen instabiliteit van de voedselprijzen de voedselzekerheid voor de meest behoeftigen aangetast en in bepaalde perioden de aan de verschaffing van de voedselhulp verbonden kosten doen stijgen. Als gevolg daarvan is het belang van de oorspronkelijk bij Verordening (EEG) nr. 3730/87 ingestelde regeling, waarin thans is voorzien in artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1234/2007, in de loop der jaren toegenomen. Daarom is het van wezenlijk belang de regeling op EU-niveau voort te zetten en haar verder aan te passen aan de veranderende marktomstandigheden.

5. De huidige regeling voor voedselverstrekking is afhankelijk van de levering van producten uit de interventievoorraden van de Unie, waarbij ter aanvulling op tijdelijke basis ook aankopen op de markt plaatsvinden. Door de achtereenvolgende hervormingen van het GLB en de gunstige ontwikkelingen van de prijzen zijn de interventievoorraden geleidelijk afgenomen en is ook het beschikbare assortiment producten kleiner geworden. Bijgevolg moeten als aanvulling op interventievoorraden ook aankopen op de markt een permanente voorzieningsbron voor de regeling worden voor het geval dat er geen geschikte interventievoorraden voorhanden zijn.

6. Een EU-regeling kan niet het enige antwoord vormen op de toenemende behoeften aan voedselhulp in de Unie. Om de meest behoeftigen voedselzekerheid te kunnen bieden is het evenzeer noodzakelijk dat nationale beleidsmaatregelen worden uitgevoerd door overheidsinstanties als dat het maatschappelijk middenveld wordt ingeschakeld en plaatselijke initiatieven worden ontplooid. Een EU-regeling met een sterk cohesie-element kan echter als model voor de voedselverstrekking aan de meest behoeftigen dienen, met name in minder ontwikkelde regio's, en kan synergieën helpen teweegbrengen en initiatieven van overheid en privésector ter vergroting van de voedselzekerheid voor personen in nood stimuleren. Bovendien kan zij, gezien de geografische spreiding van de afgenomen interventievoorraden die in de lidstaten beschikbaar zijn, tot optimaal gebruik van die voorraden bijdragen. De EU-regeling moet daarom ook de bovenbedoelde nationale beleidsmaatregelen onverlet laten.

7. Met het oog op een gezond begrotingsbeheer moet worden voorzien in een maximumbedrag voor EU-hulp. Om ten volle profijt te trekken van de cohesiedimensie van de EU-regeling en de daardoor teweeggebrachte synergieën te versterken en om een deugdelijke planning te waarborgen, dient voorts te worden bepaald dat het programma voor voedselverstrekking wordt medegefinancierd door de lidstaten. Er dienen maximale EU-medefinancieringspercentages te worden vastgesteld en de financiële bijdrage van de Unie dient te worden toegevoegd aan de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid[7] opgenomen lijst van de voor financiering uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) in aanmerking komende maatregelen.

8. Ter versterking van de economische en sociale cohesie in de Unie dient bij de vaststelling van de procentuele bijdrage uit het ELGF rekening te worden gehouden met de situatie van de in bijlage I bij Beschikking 2006/596/EG van de Commissie[8] vermelde lidstaten die voor de periode 2007-2013 in aanmerking komen voor financiering uit het Cohesiefonds.

9. De ervaring leert dat er bepaalde verbeteringen van het beheer van de regeling voor voedselverstrekking nodig zijn, vooral om de lidstaten en de aangewezen organisaties een perspectief op langere termijn te bieden door middel van meerjarenplannen. De Commissie moet daarom op basis van door aan de Commissie gerichte aanvragen van de lidstaten en van andere relevant geachte informatie, driejarenplannen voor de uitvoering van de regeling opstellen. De lidstaten moeten hun aanvragen voor voedingsproducten baseren op nationale programma's voor voedselverstrekking waarin hun doelstellingen en prioriteiten op het gebied van voedselverstrekking aan de meest behoeftigen met inachtneming van voedingskundige overwegingen zijn vastgesteld. In dit verband is het wenselijk de lidstaten de mogelijkheid te bieden de voorkeur te geven aan producten uit de Unie. Om een passende vergoeding van de aan de uitvoering van het programma verbonden kosten te verzekeren, dient tot slot te worden bepaald dat het de lidstaten vrijstaat te beslissen bepaalde door de aangewezen organisaties gemaakte kosten met betrekking tot administratie, vervoer en opslag terug te betalen binnen de grenzen van de in het kader van het plan ter beschikking gestelde middelen.

10. Om de driejarenplannen doeltreffend uit te voeren, moet op het geschikte niveau worden nagegaan of de verplichtingen in acht worden genomen. Om ervoor te zorgen dat de driejarenplannen overeenkomstig de toepasselijke regels worden uitgevoerd, moeten de lidstaten daarom adequate administratieve en fysieke controles verrichten en onregelmatigheden bestraffen.

11. In artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 worden aan de Commissie bevoegdheden overgedragen om bepaalde bepalingen van dat artikel uit te voeren.

12. De bevoegdheden die met het oog op de werking van de bij artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 ingestelde regeling aan de Commissie zijn overgedragen moeten als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon worden aangepast aan de artikelen 290 en 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie ("het Verdrag").

13. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen goed te keuren om bepaalde niet-essentiële onderdelen van artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 aan te vullen of te wijzigen. Er moet worden bepaald voor welke onderdelen die bevoegheid mag worden uitgeoefend en aan welke voorwaarden de bevoegdheidsoverdracht onderworpen is.

14. Om te waarborgen dat artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 in alle lidstaten eenvormig wordt toegepast, moet de Commissie overeenkomstig artikel 291 van het Verdrag worden gemachtigd tot het vaststellen van uitvoeringshandelingen. Voor zulk een eenvormige toepassing vereiste maatregelen dienen door de Commissie te worden vastgesteld door middel van uitvoeringshandelingen, overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EG) nr. XX/XXXX van het Europees Parlement en de Raad van…

15. Met het oog op efficiency en transparantie bij de vaststelling van de driejarenplannen, moet de Commissie procedures voor de vaststelling en de herziening van de plannen vaststellen door middel van uitvoeringshandelingen. Om dezelfde reden moet zowel vaststelling als de eventuele herziening van de driejarenplannen door middel van uitvoeringshandelingen geschieden.

16. Om te verzekeren dat de lidstaten een coherent en efficiënt kader wordt geboden om aan de regeling deel te nemen en haar uit te voeren, moet de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen aanvullende, in het driejarenplan op te nemen onderdelen vaststellen, alsook voorschriften voor de levering van producten en procedures en tijdslimieten voor de uitslag van interventieproducten (met inbegrip van overdrachten tussen lidstaten).

17. Om te verzekeren dat de door de deelnemende lidstaten ingediende informatie goed kan worden vergeleken, moet de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen voorschriften over het format van de nationale voedselverstrekkingsprogramma's en de jaarlijkse uitvoeringsverslagen vaststellen.

18. De lidstaten moeten de mogelijkheid krijgen bepaalde uitgaven van de liefdadigheidsorganisaties in kader van de regeling als subsidiabel te beschouwen. Om ervoor te zorgen dat deze mogelijkheid in de verschillende lidstaten op eenvormige wijze in de praktijk wordt gebracht, moeten door de Commissie uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld met betrekking tot gemeenschappelijke nadere voorschriften voor de vergoeding van die kosten, met inbegrip van tijdslimieten en financiële plafonds.

19. Om ervoor te zorgen dat de uitnodigingen tot inschrijving in alle lidstaten volgens uniforme voorschriften worden uitgeschreven, moet de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen met betrekking tot de op de uitnodiging tot inschrijving betrekking hebbende en de voor de voedingsproducten en hun levering geldende voorwaarden.

20. Om voor een geharmoniseerd prestatiepeil van de verschillende onderdelen van het monitoringsysteem te zorgen, moet de Commissie uitvoeringsbepalingen vaststellen met betrekking tot de controleverplichtingen van de lidstaten.

21. Om ervoor te zorgen dat het plan door de autoriteiten van de lidstaten op eenvormige wijze wordt uitgevoerd en om de onderlinge samenwerking te stimuleren, moet de Commissie uitvoeringsbepalingen vaststellen met betrekking tot de procedures en tijdslimieten voor betalingen (met inbegrip van kortingen in geval van niet-naleving ervan), de boekhoudkundige bepalingen en de taakomschrijving van de nationale interventiebureaus, ook in het geval van overdrachten tussen lidstaten.

22. De Verordeningen (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 1234/2007 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.