Overwegingen bij COM(2017)162 - Standpunt EU in de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels over het verzoek van Oekraïne om partij te worden bij die conventie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) De Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels ("de conventie"), die de regels bevat met betrekking tot de oorsprong van goederen die op grond van de desbetreffende overeenkomsten tussen de partijen worden verhandeld, is op 1 december 2012 in werking getreden.

(2) In artikel 5, lid 1, van de conventie is bepaald dat een derde partij partij kan worden bij de conventie, mits het kandidaat-land of -gebied een vrijhandelsovereenkomst met preferentiële oorsprongsregels heeft met ten minste één partij bij de overeenkomst.

(3) Te dien einde moet de derde partij overeenkomstig artikel 5, leden 2 en 3, van de conventie schriftelijk een verzoek om toetreding indienen bij de depositaris van de conventie, die vervolgens het verzoek ter overweging naar het Gemengd Comité zendt.

(4) Oekraïne heeft op 12 september 2016 schriftelijk een verzoek om toetreding bij de depositaris van de conventie ingediend.

(5) Oekraïne heeft een vrijhandelsovereenkomst met verschillende partijen bij de conventie en voldoet daarmee aan de in artikel 5, lid 1, van de conventie vermelde voorwaarde om partij te worden bij de conventie.

(6) Overeenkomstig artikel 4, lid 3, onder b), van de conventie stelt het Gemengd Comité bij besluit uitnodigingen aan derden vast om tot de conventie toe te treden.

(7) De Europese Unie dient in het Gemengd Comité te stemmen vóór een besluit tot uitnodiging van Oekraïne om toe te treden tot de conventie.