Overwegingen bij COM(2017)455 - Standpunt EU met betrekking tot de voorstellen tot wijziging van de bijlagen van het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten (het Verdrag) is door de Unie gesloten bij Besluit 82/461/EEG van de Raad van 24 juni 1982 3 en is op 1 november 1983 in werking getreden;

(2) Krachtens artikel XI van het Verdrag kan de Conferentie van de Partijen een besluit tot wijziging van de bijlagen van het Verdrag aannemen; 

(3) De Conferentie van de Partijen zal op de twaalfde vergadering van 23 tot en met 28 oktober 2017 een besluit tot wijziging van de bijlagen I en II van het Verdrag aannemen.

(4) Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Conferentie van de Partijen, aangezien het besluit voor de Unie bindend zal zijn.

(5) De Unie dient alle voorstellen te steunen omdat zij wetenschappelijk verantwoord zijn en in overeenstemming zijn met de verbintenis tot internationale samenwerking ter bescherming van de biodiversiteit die de Unie is aangegaan, overeenkomstig artikel 5 van het VN-verdrag inzake biologische diversiteit en de in de Conferentie van de Partijen op grond van dat verdrag genomen besluiten, met name de tijdens de tiende vergadering overeengekomen algemene doelstelling dat tegen 2020 het uitsterven van bekende bedreigde diersoorten wordt voorkomen en dat hun staat van instandhouding, in het bijzonder van de soorten die het sterkst achteruitgaan, is verbeterd en wordt gehandhaafd, en omdat zij geen aanpassing van het recht van de Unie vereisen.

(6) De zoogdieren Pan paniscus, Equus africanus, Equus ferus przewalski, Ursus arctos isabellinus en Pusa caspica komen niet voor in de EU. De toevoeging van deze soorten aan bijlage I bij het Verdrag vereist derhalve geen aanpassing van het recht van de Unie.

(7) De zoogdieren Pan troglodytes, Equus africanus, Lasiurus cinereus, Lasiurus borealis, Lasiurus blossevillii, Lasiurus ega, Panthera leo, Panthera pardus, Gazella bennettii en Giraffa camelopardalis komen niet voor in de EU. De toevoeging van deze soorten aan bijlage II vereist derhalve geen aanpassing van het recht van de Unie.

(8) De vogels Fregata andrewsi, Gyps bengalensis, Gyps indicus, Gyps tenuirostris, Sacrogyps calvus, Gyps coprotheres, Necrosyrtes monachus, Trigonoceps occipitalis, Anous minutus worcesteri en Emberiza sulphurata komen niet voor in de EU, behalve in overzeese gebieden die buiten de werkingssfeer van Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand vallen. De toevoeging van deze soorten aan de bijlagen I en II bij het Verdrag vereist derhalve geen aanpassing van het recht van de Unie.

(9) De vogels Aquila nipalensis, Gyps africanus, Gyps rueppelli en Torgos tracheliotos vallen onder Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand 4 . De toevoeging van deze soorten aan de bijlagen I en II bij het Verdrag vereist derhalve geen aanpassing van het recht van de Unie.  

(10) De vissoorten Rhincodon typus, Squatina squatina, Rhinobatos rhinobatos Carcharinus obscurus, Prionace glauca en Rhynchobatus australiae vallen onder het gemeenschappelijk visserijbeleid, dat de EU gepaste instrumenten biedt om bij te dragen aan het beheer van hun bescherming.

(11) Daarnaast zijn de visserij op en het aan boord houden van de soorten Squatina squatina en Rhinobatos rhinobatos verboden krachtens Verordening 2017/127 van de Raad 5 en staan de mediterrane populaties onder strikte bescherming (verbod op het aan boord houden) van de GFCM 6 .

(12) De soort Rhincodon typus wordt bovendien vermeld in aanhangsel II van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (Cites) en in bijlage B van de Verordening van de Unie inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten 7 en wordt momenteel gereguleerd door de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC), Commissie voor de visserij in de westelijke en centrale Stille Oceaan (WCPFC) en de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn (IATTC).

(13) De Unie moet ervoor pleiten dat wordt bekeken hoe de beschikbare wetenschappelijke informatie het best kan worden gebruikt en het kader voor interactie tussen relevante multilaterale en regionale instrumenten kan worden verbeterd door consistentie en complementariteit te bevorderen.

(14) Vanuit deze gedachte wordt ook gewezen op het belang van de doelstellingen inzake oceaangovernance in overeenstemming met de gezamenlijke mededeling over internationale oceaangovernance 8 .

(15) Aangezien het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten deels onder de bevoegdheid van de Unie en deels onder de bevoegdheid van de lidstaten valt, moeten de Commissie en de lidstaten bij de goedkeuring van de wijzigingen van de bijlagen bij het Verdrag nauw met elkaar samenwerken met het oog op eenheid in de internationale vertegenwoordiging van de Europese Unie.

(16) De Unie wordt overeenkomstig artikel 17, lid 1, VEU, in de Conferentie van de Partijen vertegenwoordigd door de Commissie. De lidstaten ondersteunen overeenkomstig artikel 4, lid 3, VEU het standpunt van de Unie.