Overwegingen bij COM(2018)148 - Gemeenschappelijke stelsel van een digitaledienstenbelasting op inkomsten uit de levering van bepaalde digitale diensten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) De wereldeconomie is in ijltempo aan het digitaliseren en daardoor zijn nieuwe vormen van zakendoen ontstaan. Kenmerkend voor digitale bedrijven is dat hun activiteiten sterk zijn verbonden met het internet. Digitale bedrijfsmodellen steunen met name sterk op de mogelijkheid om activiteiten op afstand te verrichten zonder of met beperkte fysieke aanwezigheid, op de bijdrage van eindgebruikers aan de waardecreatie en op het belang van immateriële activa.

(2) De huidige vennootschapsbelastingregels zijn voornamelijk geschreven in de 20e eeuw met het oog op traditionele bedrijven. Zij zijn gebaseerd op het idee dat belasting moet worden geheven waar waarde wordt gecreëerd. Door de toepassing van de bestaande regels op de digitale economie is er evenwel een spagaat ontstaan tussen de plaats waar winsten worden belast en de plaats waar waarde wordt gecreëerd, met name bij bedrijfsmodellen die sterk steunen op gebruikersparticipatie. Daardoor is duidelijk geworden dat de huidige vennootschapsbelastingregels voor de belasting van de winst in de digitale economie tekortschieten en herzien moeten worden.

(3) Deze herziening speelt een belangrijke rol in de digitale eengemaakte markt 24 , omdat die markt een modern en stabiel fiscaal kader voor de digitale economie vereist dat innovatie stimuleert, de versnippering van de markt aanpakt en alle spelers in staat stelt onder eerlijke en evenwichtige voorwaarden gebruik te maken van de nieuwe marktdynamiek.

(4) In haar mededeling van 21 september 2017 over "Een eerlijk en efficiënt belastingstelsel in de Europese Unie voor de digitale eengemaakte markt 25 " heeft de Commissie de uitdagingen die de digitale economie aan de bestaande belastingregels stelt, in kaart gebracht en de toezegging gedaan om de beschikbare beleidsopties te analyseren. In zijn conclusies van 5 december 2017 26 verzocht de Ecofin-Raad de Commissie met voorstellen te komen om de uitdagingen op het gebied van winstbelasting in de digitale economie aan te pakken, maar stelde hij ook vast dat vele lidstaten belangstelling hadden voor tijdelijke maatregelen ten aanzien van inkomsten uit digitale activiteiten in de Unie die buiten het toepassingsgebied van dubbelbelastingverdragen zouden blijven.

(5) Aangezien de belastingheffing van de digitale economie een probleem met een mondiaal karakter is, zou een multilaterale, internationale oplossing de ideale aanpak zijn. De Commissie is om die reden zeer sterk betrokken bij het internationale debat. De OESO-werkzaamheden zijn momenteel aan de gang. Het is evenwel moeilijk om op internationaal niveau vooruitgang te boeken. Daarom wordt met dit optreden beoogd de vennootschapsbelastingregels op het niveau van de Unie bij te werken 27 en de aanzet te geven tot afspraken met niet-Unierechtsgebieden 28 , zodat het vennootschapsbelastingstelsel in de pas kan worden gebracht met de nieuwe digitale bedrijfsmodellen.

(6) In afwachting van dit optreden, waarvan de goedkeuring en implementatie tijd kan vergen, staan de lidstaten onder druk om in dit verband actie te ondernemen, omdat het risico bestaat dat de grondslag van hun vennootschapsbelasting na verloop van tijd sterk wordt uitgehold. Ongecoördineerde maatregelen van individuele lidstaten houden het risico in dat de eengemaakte markt versnippert en de concurrentie wordt verstoord, en zo ook de ontwikkeling van nieuwe digitale oplossingen en het concurrentievermogen van de Unie als geheel wordt belemmerd. Daarom moet er een geharmoniseerde aanpak komen die voorziet in een tijdelijke oplossing waarmee het probleem doelgericht wordt aangepakt totdat een alomvattende oplossing voorhanden is.

(7) Met deze tijdelijke oplossing moet een gemeenschappelijk stelsel van een digitaledienstenbelasting ("DDB") op inkomsten uit de levering van bepaalde digitale diensten door bepaalde entiteiten worden opgezet. Zij moet gemakkelijk uitvoerbaar zijn en gericht zijn op de inkomsten uit de levering van digitale diensten waarbij gebruikers een aanmerkelijke bijdrage leveren aan het proces van waardecreatie. Deze factor (waardecreatie door de gebruiker) is ook de hoeksteen van de maatregelen met betrekking tot de vennootschapsbelastingregels, zoals beschreven in overweging 5.

(8) De volgende elementen van de DDB moeten worden gedefinieerd: de belastbare inkomsten (wat wordt belast), de belastingplichtige (wie wordt belast), de plaats van belastingheffing (welk aandeel van belastbare inkomsten wordt geacht in een lidstaat te zijn verworven en op welk tijdstip), de verschuldigdheid, de berekening en het tarief van de belasting, en de desbetreffende verplichtingen, met inbegrip van een inningsmechanisme in de vorm van een éénloketsysteem.

(9) De DDB moet uitsluitend toepassing vinden op inkomsten uit de levering van bepaalde digitale diensten. Het betreft de digitale diensten die sterk steunen op waardecreatie door de gebruiker, waarbij de kloof tussen de plaats waar de winsten worden belast en de plaats waar de gebruikers zijn gevestigd, in de regel het grootst is. Wat belast moet worden, zijn de inkomsten die worden verworven met de verwerking van de input van de gebruiker, en niet de gebruikersparticipatie als zodanig.

(10) De inkomsten die met name moeten worden belast, zijn de inkomsten uit de levering van de volgende diensten: i) het plaatsen van advertenties op een digitale interface, gericht op de gebruikers van die interface; ii) het ter beschikking stellen van veelzijdige digitale interfaces die gebruikers in staat stellen andere gebruikers te vinden en in interactie met hen te treden, en die ook de verrichting van onderliggende leveringen van goederen of diensten rechtstreeks tussen gebruikers kunnen faciliteren (soms 'bemiddelingsdiensten' genoemd); en iii) de doorgifte van over gebruikers verzamelde data die zijn gegenereerd uit de activiteiten van die gebruikers op digitale interfaces. Als de levering van dergelijke diensten geen inkomsten oplevert, ontstaat er geen DDB-plicht. Andere inkomsten die worden verworven door de entiteit die dergelijke diensten verleent maar niet rechtstreeks uit die diensten voortvloeien, moeten ook buiten het toepassingsgebied van de belasting vallen.

(11) Voor de definitie van diensten bestaande in het plaatsen op een digitale interface van advertenties van een klant die op gebruikers van de interface zijn gericht, moet niet worden aangesloten bij de eigenaar van de digitale interface waarlangs de advertentie op het toestel of apparaat van een gebruiker verschijnt, maar bij de entiteit die ervoor zorgt dat de advertentie op die interface kan verschijnen. Voor een bedrijf dat advertenties van een klant op een digitale interface plaatst, zit de waarde immers in het gebruikersverkeer en de typische gebruikersdata waarmee rekening wordt gehouden bij de plaatsing, en is het niet van belang of de interface van het bedrijf zelf is of van een derde partij die de digitale ruimte waar de advertenties verschijnen, verhuurt. Er moet evenwel worden verduidelijkt dat wanneer de leverancier van de advertentiedienst en de eigenaar van de digitale interface verschillende entiteiten zijn, laatstgenoemde niet wordt geacht voor DDB-doeleinden een belastbare dienst te hebben geleverd. Zo moeten eventuele cascade-effecten of dubbele belasting worden vermeden.

(12) Voor de definitie van diensten die worden geleverd door veelzijdige digitale interfaces, moet worden aangesloten bij de omstandigheid dat deze interfaces gebruikers in staat stellen andere gebruikers te vinden en in interactie met hen te treden. Het onderscheidende aspect van veelzijdige digitale interfaces bestaat erin dat zij interactie tussen gebruikers mogelijk maken die niet mogelijk was geweest zonder dat de interface hen had samengebracht (met andere woorden, de interface stelt gebruikers in staat in contact te komen met andere gebruikers). Sommige diensten die gewoonlijk communicatie- of betaaldiensten worden genoemd, zoals instant messaging diensten, e-maildiensten of e-betaaldiensten, kunnen ook worden geacht de interactie tussen gebruikers via een digitale interface te faciliteren, maar in de regel kunnen gebruikers niet met elkaar in contact komen tenzij zij elkaar al langs andere weg hebben ontmoet. De inkomsten uit de levering van communicatie- of betaaldiensten moeten daarom buiten het toepassingsgebied van de belasting blijven, omdat de betrokken dienstverleners geen marktplaats exploiteren maar veeleer ondersteunende software produceren of andere informatietechnologie-instrumenten waarmee klanten in contact kunnen komen met anderen met wie zij in de meeste gevallen al een relatie tot stand hebben gebracht.

(13) In het geval van veelzijdige digitale interfaces die een onderliggende levering van goederen of diensten rechtstreeks tussen gebruikers van de interface faciliteren, moeten de onderliggende transacties en de inkomsten die gebruikers met die transacties verwerven, buiten het toepassingsgebied van de belasting blijven. De inkomsten uit retailactiviteiten bestaande in de verkoop van goederen of diensten waarbij de overeenkomst online wordt aangegaan via de website van de leverancier van die goederen of diensten, en waarbij die leverancier niet optreedt als een intermediair, moeten ook buiten het toepassingsgebied van de DDB vallen omdat de waardecreatie voor de retailer in de geleverde goederen of diensten zit en de digitale interface alleen wordt gebruikt als een communicatiemiddel. Of een leverancier goederen of diensten online voor eigen rekening verkoopt dan wel bemiddelingsdiensten verleent, moet worden bepaald aan de hand van de juridische en economische realiteit van een transactie, zoals die tot uiting komt in de afspraken tussen de betrokken partijen. Een leverancier van een digitale interface bijvoorbeeld waar goederen van derden ter beschikking worden gesteld, kan worden geacht een bemiddelingsdienst te verlenen (met andere woorden het ter beschikking stellen van een veelzijdige digitale interface) wanneer geen grote voorraadrisico's worden gedragen of wanneer de prijs van de goederen wordt vastgesteld door de derde partij.

(14) Diensten bestaande in de levering van digitale content door een entiteit via een digitale interface moeten van het toepassingsgebied van de belasting worden uitgesloten, ongeacht of de entiteit de eigenaar van de digitale content is dan wel de distributierechten ervan heeft verworven. Ook als er een zekere vorm van interactie tussen de ontvangers van dergelijke digitale content mogelijk zou zijn en de leverancier van dergelijke diensten dus zou kunnen worden geacht een veelzijdige digitale interface ter beschikking te stellen, is het minder duidelijk dat de gebruiker een centrale rol speelt bij de creatie van waarde voor het bedrijf dat de digitale content levert. In plaats daarvan ligt de nadruk, wat waardecreatie betreft, op de digitale content zelf die door de entiteit wordt geleverd. Daarom moeten de inkomsten uit dergelijke leveringen buiten het toepassingsgebied van de belasting vallen.

(15) Onder digitale content moet worden verstaan data die in digitale vorm wordt geleverd, zoals computerprogramma's, toepassingen, spellen, muziek, video's of teksten, ongeacht of de toegang tot deze data wordt verkregen via downloaden of streaming, met uitzondering van de tot de digitale interface zelf behorende data. Hiermee worden de verschillende vormen bestreken die digitale content kan aannemen wanneer hij door een gebruiker wordt verworven, hetgeen niet afdoet aan het feit dat het enige of belangrijkste doel van de gebruiker erin bestaat de digitale content te verwerven.

(16) Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de in overweging 14 beschreven dienst en het ter beschikking stellen van een veelzijdige digitale interface waarlangs gebruikers digitale content kunnen uploaden en delen met andere gebruikers, of het ter beschikking stellen van een interface die een onderliggende levering van digitale content rechtstreeks tussen gebruikers faciliteert. Laatstgenoemde diensten vormen een bemiddelingsdienst en moeten dus onder de DDB vallen, ongeacht de aard van de onderliggende transactie.

(17) Belastbare diensten bestaande in de doorgifte van over gebruikers verzamelde data mogen uitsluitend betrekking hebben op data die zijn gegenereerd op basis van de activiteiten van die gebruikers op digitale interfaces, en niet op data die op basis van sensoren of andere middelen zijn gegenereerd en digitaal zijn verzameld. Onder het toepassingsgebied van de DDB moeten immers de diensten vallen die gebruikmaken van digitale interfaces als een middel om gebruikersinput te creëren die dan te gelde wordt gemaakt, in tegenstelling tot diensten die alleen gebruikmaken van interfaces als een middel om anderszins gegenereerde data door te geven. De DDB mag dus geen belasting zijn op het verzamelen van data, of het gebruik van door een bedrijf verzamelde data voor de interne doeleinden van het bedrijf zelf, of het delen van door een bedrijf verzamelde data met derden zonder tegenprestatie. De DDB moet gericht zijn op de inkomsten die worden verworven uit de doorgifte van data die zijn verzameld over een zeer specifieke activiteit (de activiteiten van gebruikers op digitale interfaces).

(18) Diensten die in bijlage I, deel A, punten 1) tot en met 9), van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad 29 gereglementeerd zijn en door handelsplatformen of beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling, zoals in die richtlijn gedefinieerd, of door gereglementeerde aanbieders van crowdfundingdiensten verleend worden, mogen niet onder het toepassingsgebied van de DDB vallen. Diensten bestaande in de facilitering van leningverstrekking en verricht door gereglementeerde aanbieders van crowdfundingdiensten mogen ook niet onder het toepassingsgebied van de DDB vallen. Met gereglementeerde aanbieders van crowdfundingdiensten wordt verwezen naar dienstverleners die onderworpen zijn aan Unieregels die eventueel in de toekomst worden vastgesteld krachtens artikel 114 VWEU met het oog op de regulering van crowdfundingdiensten.

(19) Op veelzijdige digitale interfaces die gebruikers de mogelijkheid bieden om diensten op het gebied van transactieuitvoering, beleggingsdiensten of diensten in verband met onderzoek op beleggingsgebied, zoals die welke door de bovengenoemde entiteiten worden aangeboden, te ontvangen of ermee bekend te worden, is er vaak sprake van gebruikersinteractie. De gebruiker speelt evenwel geen centrale rol bij de creatie van waarde voor de entiteit die een digitale interface ter beschikking stelt. De waarde ligt daarentegen in de mate waarin een dergelijke entiteit erin slaagt om kopers en verkopers van financiële producten samen te brengen onder specifieke en onderscheidende omstandigheden die zich anderszins niet zouden voordoen (bijvoorbeeld in vergelijking met transacties die worden gesloten buiten dergelijke interfaces rechtstreeks tussen de tegenpartijen). Een dienst bestaande in het ter beschikking stellen van een digitale interface door een dergelijke entiteit gaat verder dan het louter faciliteren van transacties in financiële instrumenten tussen de gebruikers van een dergelijke interface. Met name de gereglementeerde diensten die van het toepassingsgebied van deze richtlijn zijn uitgesloten, strekken ertoe een veilige omgeving voor financiële transacties te creëren. De entiteit die deze diensten aanbiedt, bepaalt dus de specifieke omstandigheden waaronder dergelijke financiële transacties kunnen worden uitgevoerd teneinde essentiële elementen te garanderen, zoals de kwaliteit van de uitvoering van de transacties, het niveau van transparantie in de markt en de eerlijke behandeling van beleggers. Ten slotte hebben dergelijke diensten als wezenlijk en onderscheidend doel het faciliteren van financiering, beleggingen of sparen.

(20) Wat crowdfundingplatformen betreft, moeten op deelneming in eigen vermogen en op kredietverlening gebaseerde crowdfunding buiten het toepassingsgebied van de belasting vallen, omdat de aanbieders van deze diensten dezelfde rol vervullen als handelsplatformen en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling en er dus geen sprake is van bemiddeling. Door crowdfundingplatformen verleende diensten die niet op deelneming in eigen vermogen en op kredietverlening zijn gebaseerd en die bemiddeling vormen, zoals op schenking en beloning gebaseerde crowdfunding, of door dergelijke platformen verleende diensten bestaande in de plaatsing van advertenties, moeten daarentegen wel onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen.

(21) Aangezien de doorgifte van data door handelsplatformen, beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling en gereglementeerde aanbieders van crowdfundingdiensten beperkt is tot en deel uitmaakt van het verlenen van de hierboven beschreven gereglementeerde financiële diensten en als zodanig aan regels van de Uniewetgeving is gebonden, moet het verlenen van datatransmissiediensten door die entiteiten eveneens van het toepassingsgebied van de DDB worden uitgesloten.

(22) Alleen bepaalde entiteiten mogen kwalificeren als belastingplichtigen voor de toepassing van de DDB, ongeacht of zij in een lidstaat dan wel in een niet-Unierechtsgebied gevestigd zijn. Een entiteit mag met name alleen als belastingplichtige kwalificeren als zij aan de twee onderstaande voorwaarden voldoet: i) het totale bedrag aan wereldwijde inkomsten dat door de entiteit is gerapporteerd voor het laatste volledige boekjaar waarvoor er een jaarrekening beschikbaar is, is hoger dan 750 000 000 EUR; en ii) het totale bedrag aan belastbare inkomsten dat door de entiteit in de Unie in de loop van dat boekjaar is verworven, is hoger dan 50 000 000 EUR.

(23) De eerste drempel (totale jaarlijkse wereldwijde inkomsten) moet de toepassing van de DDB beperken tot bedrijven van een bepaalde omvang, zijnde voornamelijk de bedrijven die de digitale diensten kunnen verlenen waarin gebruikersbijdragen een wezenlijke rol vervullen, en die sterk steunen op omvangrijke gebruikersnetwerken, druk gebruikersverkeer en de exploitatie van een sterke marktpositie. Dergelijke bedrijfsmodellen, die afhankelijk zijn van waardecreatie door de gebruiker om inkomsten te verwerven en slechts levensvatbaar zijn als ze worden toegepast door bedrijven van een bepaalde omvang, zijn de modellen die verantwoordelijk zijn voor de grotere kloof tussen de plaats waar hun winsten worden belast en de plaats waar waarde wordt gecreëerd. Bovendien is agressieve fiscale planning ook een praktijk die meer binnen de mogelijkheden van grotere bedrijven ligt. Om die reden is dezelfde drempel voorgesteld in andere initiatieven van de Unie 30 . De drempel moet ook voor rechtszekerheid zorgen, omdat het voor bedrijven en belastingautoriteiten eenvoudiger en goedkoper zou worden om te bepalen of een entiteit DDB-plichtig is. Tevens sluit hij kleine ondernemingen en starters van het toepassingsgebied van de belasting uit omdat de nalevingslasten naar alle waarschijnlijkheid een onevenredig effect op hen zouden hebben.

(24) De tweede drempel (totale jaarlijkse belastbare inkomsten in de Unie) moet de toepassing van de belasting beperken tot gevallen waarin er sprake is van een aanmerkelijke digitale voetafdruk op het niveau van de Unie wat het soort inkomsten betreft dat onder de DDB valt. Deze drempel moet worden vastgesteld op Unieniveau om verschillen in marktgrootte die er binnen de Unie kunnen bestaan, buiten beschouwing te laten.

(25) Om aan het bestaande rechtskader te voldoen, moet iedere entiteit die als belastingplichtige kwalificeert en belastbare inkomsten verwerft die als in een lidstaat verworven inkomsten worden aangemerkt, in die lidstaat aan de DDB worden onderworpen, ongeacht of de entiteit in die lidstaat, in een andere lidstaat of in een niet-Unierechtsgebied is gevestigd.

(26) Er moeten bijzondere regels worden vastgesteld voor entiteiten die tot een voor de financiële boekhouding geconsolideerde groep behoren. De inkomsten die een entiteit verwerft met prestaties aan andere entiteiten die voor de financiële boekhouding tot dezelfde groep behoren, moeten van het toepassingsgebied van de nieuwe belasting worden uitgesloten. Om te bepalen of een entiteit de toepasselijke drempels overschrijdt en dus als belastingplichtige kwalificeert, moeten de drempels op de totale geconsolideerde groepsinkomsten worden toegepast.

(27) Om mogelijke gevallen van dubbele belasting te verzachten wanneer dezelfde inkomsten zowel aan de vennootschapsbelasting als aan de DDB onderworpen zijn, wordt verwacht dat de lidstaten bedrijven zullen toestaan de DDB als kosten af te trekken van de vennootschapsbelastinggrondslag op hun grondgebied, ongeacht of beide belastingen in dezelfde lidstaat of in verschillende lidstaten worden betaald.

(28) De belastbare inkomsten van een entiteit moeten worden aangemerkt als inkomsten die in een belastingtijdvak in een lidstaat zijn verworven indien de gebruikers met betrekking tot een door die entiteit verleende belastbare dienst zich in die lidstaat bevinden. Een gebruiker moet worden geacht zich in een belastingtijdvak in een lidstaat te bevinden op basis van bepaalde specifieke regels, die voor elk van de belastbare diensten zijn vastgesteld en gebaseerd zijn op de plaats waar het toestel of apparaat van een gebruiker is gebruikt.

(29) Wanneer de gebruikers met betrekking tot een bepaalde belastbare dienst zich in verschillende lidstaten of niet-Unierechtsgebieden bevinden, moeten de desbetreffende belastbare inkomsten uit die dienst naar evenredigheid aan elke lidstaat worden toegerekend op basis van bepaalde specifieke verdeelsleutels. Deze sleutels moeten worden vastgesteld rekening houdende met de aard van elke belastbare dienst en met name de onderscheidende elementen die aanleiding geven tot inkomsten voor de dienstverlener.

(30) In het geval van een belastbare dienst bestaande in de plaatsing van advertenties op een digitale interface moet worden aangeknoopt bij het aantal keren dat een advertentie is verschenen op apparaten of toestellen van gebruikers in een belastingtijdvak in een lidstaat, om te bepalen welk aandeel van de belastbare inkomsten in dat belastingtijdvak aan die lidstaat moet worden toegerekend.

(31) Om met betrekking tot het ter beschikking stellen van veelzijdige digitale interfaces te bepalen welke aandeel van belastbare inkomsten aan een lidstaat moet worden toegerekend, moet een onderscheid worden gemaakt tussen gevallen waarin de interface onderliggende transacties rechtstreeks tussen gebruikers faciliteert en gevallen waarin dat niet zo is. In het geval van facilitering van onderliggende transacties moet de toerekening van belastbare inkomsten in een belastingtijdvak aan een lidstaat gebeuren op basis van het aantal gebruikers die een dergelijke transactie in dat belastingtijdvak sluiten waarbij zij een apparaat of toestel in die lidstaat hebben gebruikt. Dit is namelijk de handeling die doorgaans inkomsten genereert voor het bedrijf dat de interface ter beschikking stelt. De heffingsbevoegdheid over de inkomsten van het bedrijf dat de interface ter beschikking stelt, moet worden toegekend aan de lidstaten waar de gebruikers die onderliggende transacties sluiten, zich bevinden, ongeacht of deze gebruikers de verkopers dan wel de kopers van de onderliggende goederen of diensten zijn. Door hun participatie creëren zij namelijk allebei waarde voor de veelzijdige digitale interface, aangezien de rol van de interface erin bestaat vraag en aanbod samen te brengen. Als de bemiddelingsdienst evenwel geen onderliggende transacties faciliteert, worden inkomsten in de regel verworven uit periodieke betalingen nadat de gebruiker zich op een digitale interface heeft geregistreerd of een account heeft aangemaakt. Voor de toerekening van de belastbare inkomsten aan een lidstaat in een belastingtijdvak moet daarom rekening worden gehouden met het aantal gebruikers dat in dat belastingtijdvak een account heeft die met behulp van een apparaat of toestel in die lidstaat werd aangemaakt tijdens dat belastingjaar dan wel een voorgaand.

(32) Wat de doorgifte van over gebruikers verzamelde data betreft, moet bij de toerekening van belastbare winsten in een belastingtijdvak aan een lidstaat rekening worden gehouden met het aantal gebruikers van wie in dat belastingtijdvak doorgegeven data zijn gegenereerd doordat zij een apparaat of toestel in die lidstaat hebben gebruikt.

(33) Bepalen waar het toestel of apparaat van een gebruiker is gebruikt en dus waar belasting moet worden geheven, moet mogelijk zijn met behulp van het internetprotocoladres (IP-adres) van het toestel of apparaat van de gebruiker of, indien nauwkeuriger, een andere methode van plaatsbepaling. Met betrekking tot de plaats van belastingheffing mag niet worden aangeknoopt bij het feit of gebruikers in geld hebben bijgedragen aan het genereren van inkomsten, de plaats vanwaar de betaling voor de prestaties die aanleiding hebben gegeven tot de DDB-plicht, is verricht, of de plaats waar een eventuele levering van onderliggende goederen of diensten die is overeengekomen via een veelzijdige digitale interface, is verricht.

(34) De verwerking van persoonsgegevens in het kader van de DDB, inclusief gegevens die vereist kunnen zijn in verband met internetprotocoladressen (IP-adressen) of andere plaatsbepalingsmethoden, dient in overeenstemming te zijn met Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 31 . Er moet met name aandacht worden gegeven aan passende technische en organisatorische maatregelen om te voldoen aan de regels betreffende de rechtmatigheid en de beveiliging van de verwerking alsook betreffende de informatieverstrekking aan en de rechten van de betrokkenen. In de mate van het mogelijke moeten persoonsgegevens anoniem worden gemaakt.

(35) De belastbare inkomsten moeten gelijk zijn aan het totale bedrag van de door een belastingplichtige verworven bruto-inkomsten, exclusief belasting over de toegevoegde waarde en andere soortgelijke belastingen. Belastbare inkomsten moeten worden opgevoerd als door een belastingplichtige verworven inkomsten op het tijdstip dat zij verschuldigd worden, ongeacht of zij op dat ogenblik al dan niet betaald zijn. De DDB moet in een lidstaat verschuldigd worden over het aandeel in de door een belastingplichtige in een belastingtijdvak verworven belastbare inkomsten die als in die lidstaat verworven inkomsten worden aangemerkt, en moet worden berekend bij toepassing van het DDB-tarief op dat aandeel. Om verstoringen op de eengemaakte te vermijden, moet er één DDB-tarief op Unieniveau worden vastgesteld. Het DDB-tarief moet worden vastgesteld op 3 %, dat een passend evenwicht biedt tussen enerzijds het genereren van inkomsten door de belasting en anderzijds de differentiële impact van de DDB op bedrijven met verschillende winstmarges.

(36) Belastingplichtigen die belastbare diensten verlenen, moeten gehouden zijn tot de betaling van de DDB en moeten een reeks administratieve verplichtingen nakomen. Er moet een vereenvoudigingsmechanisme in de vorm van een éénloketsysteem worden opgezet voor belastingplichtigen die in een of meer lidstaten een DDB-plicht hebben, zodat zij al hun DDB-verplichtingen tegelijkertijd kunnen vervullen (identificatie, indiening van de DDB-aangifte en betaling). De verplichtingen moeten worden vervuld in één lidstaat (lidstaat van identificatie), die namens andere lidstaten waar de DDB verschuldigd is, de inlichtingen moet verzamelen en de betaling van de DDB moet innen, en vervolgens die relevante inlichtingen en de geïnde DDB-bedragen met hen moet delen. Een dergelijk mechanisme doet niet af aan het feit dat de DDB door de belastingplichtige rechtstreeks verschuldigd is aan iedere lidstaat waar een DDB-schuld is ontstaan. Dienovereenkomstig moet elke lidstaat waar DDB verschuldigd is, de betaling van de DDB rechtstreeks bij de DDB-plichtige kunnen afdwingen, belastingcontroles kunnen verrichten en controlemaatregelen vaststellen om de DDB-plicht van een belastingplichtige te kunnen onderzoeken. Deze handhavings- en controlemaatregelen moeten onderworpen zijn aan de regels en procedures die van toepassing zijn in elke lidstaat waar DDB verschuldigd is.

(37) De lidstaten moeten verplichtingen kunnen vaststellen op het gebied van boekhouding en administratievoering of op andere gebieden, die ervoor moeten zorgen dat de verschuldigde DDB ook werkelijk wordt betaald, alsmede andere maatregelen ter voorkoming van belastingontduiking, -ontwijking en -misbruik.

(38) Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze richtlijn met betrekking tot de administratieve verplichtingen waaraan moet worden voldaan en de inlichtingenuitwisseling tussen de lidstaten die noodzakelijk is voor de werking van het éénloketsysteem, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. De Commissie moet ook gemeenschappelijke regels kunnen voorstellen met betrekking tot door de lidstaten vast te stellen verplichtingen op het gebied van boekhouding en administratievoering of op andere gebieden. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr.182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 32 .

(39) De lidstaten moeten, waar dat nodig is, gebruikmaken van de door de Unie vastgestelde bepalingen betreffende administratieve samenwerking in belastingzaken, zoals Richtlijn 2011/16/EU 33 en 2010/24/EU 34 van de Raad, of van andere internationaal beschikbare instrumenten, zoals het multilaterale Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken, artikel 26 van het OESO-modelbelastingverdrag en de OESO-modelovereenkomst inzake de uitwisseling van inlichtingen in fiscale aangelegenheden.

(40) In overeenstemming met de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie van 28 september 2011 over toelichtende stukken 35 hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om, in verantwoorde gevallen, de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken verantwoord.

(41) De doelstellingen van deze richtlijn bestaan erin de integriteit van de eengemaakte markt te beschermen, de goede werking ervan te garanderen en verstoring van de concurrentie te voorkomen. Daar deze doelstellingen van dien aard zijn dat zij niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt maar beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.