Overwegingen bij COM(2018)302 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 767/2008, Verordening (EG) nr. 810/2009, Verordening (EU) 2017/2226, Verordening (EU) 2016/399, Verordening XX/2018 [de interoperabiliteitsverordening] en Beschikking 2004/512/EG

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Het Visuminformatiesysteem (VIS) werd opgezet bij Beschikking 2004/512/EG van de Raad 41 als technologische oplossing voor de uitwisseling van visumgegevens tussen de lidstaten. Bij Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad 42 zijn het doel, de functies en de bevoegdheden met betrekking tot het VIS vastgesteld, evenals de voorwaarden en procedures voor de uitwisseling van informatie inzake visa voor kort verblijf tussen de lidstaten om de behandeling van aanvragen voor visa voor kort verblijf en de daarmee samenhangende beslissingen te vergemakkelijken. In Verordening (EG) nr. 810/2009 van 13 juli 2009 van het Europees Parlement en de Raad 43 worden de regels inzake de registratie van biometrische kenmerken in het VIS vastgelegd. Bij Besluit 2008/633/JBZ van de Raad 44 zijn de voorwaarden vastgesteld waaronder de aangewezen autoriteiten van de lidstaten en Europol toegang krijgen tot het VIS om het te raadplegen met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten.

(2) Het VIS heeft ten doel de uitvoering van het gemeenschappelijk visumbeleid, de consulaire samenwerking en de raadpleging van de centrale visumautoriteiten te verbeteren door de uitwisseling van gegevens tussen de lidstaten betreffende aanvragen en de daarmee samenhangende beslissingen te vergemakkelijken, teneinde: de visumaanvraagprocedure te vergemakkelijken; “visumshopping" te voorkomen, de bestrijding van identiteitsfraude te vergemakkelijken; controles aan de doorlaatposten aan de buitengrenzen en op het grondgebied van de lidstaten te vergemakkelijken; te helpen bij de identificatie van personen die niet of niet meer aan de voorwaarden voor binnenkomst, verblijf of vestiging op het grondgebied van de lidstaten voldoen; de toepassing te faciliteren van Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad 45 en bij te dragen tot het voorkomen van bedreigingen van de binnenlandse veiligheid in de lidstaten.

(3) In haar mededeling van 6 april 2016 over krachtigere en slimmere informatiesystemen voor grenzen en veiligheid 46 heeft de Commissie benadrukt dat de EU haar IT-systemen, gegevensarchitectuur en informatie-uitwisseling op het gebied van grensbeheer, rechtshandhaving en terrorismebestrijding moet versterken en verbeteren en dat de interoperabiliteit van IT-systemen moet worden bevorderd. In de mededeling werd ook opgemerkt dat informatielacunes moeten worden aangepakt, onder meer waar het gaat om onderdanen van derde landen die houder zijn van een visum voor verblijf van langere duur.

(4) Op 10 juni 2016 heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan een routekaart voor het verbeteren van informatie-uitwisseling en informatiebeheer 47 . Om de bestaande informatielacunes op het gebied van documenten die aan onderdanen van derde landen worden afgegeven, aan te pakken, heeft de Raad de Commissie verzocht de instelling te onderzoeken van een centraal register van verblijfsvergunningen en visa voor verblijf van langere duur die door de lidstaten worden afgegeven, waarin informatie met betrekking tot deze documenten kan worden opgeslagen, zoals de einddatum van de geldigheidsduur en hun mogelijke intrekking. Artikel 21 van de Schengenovereenkomst voorziet in het recht van vrij verkeer op het grondgebied van de staten die partij zijn bij de overeenkomt gedurende ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen, door te zorgen voor de wederzijdse erkenning van de verblijfsvergunningen en visa voor verblijf van langere duur die door deze staten worden afgegeven.

(5) In zijn conclusies van 9 juni 2017 over de verdere stappen voor het verbeteren van de informatie-uitwisseling en het waarborgen van de interoperabiliteit van de EU-informatiesystemen 48 heeft de Raad erkend dat er nieuwe maatregelen nodig kunnen zijn om de huidige informatielacunes voor grensbeheer en rechtshandhaving met betrekking tot de grensoverschrijding van houders van een visum voor verblijf van langere duur en verblijfsvergunningen aan te pakken. De Raad verzocht de Commissie dringend een haalbaarheidsstudie uit te voeren over de instelling van een centraal EU-register waarin informatie over visa voor verblijf van langere duur en verblijfsvergunningen wordt opgeslagen. De Commissie heeft vervolgens twee studies verricht: uit de eerste haalbaarheidsstudie 49 is geconcludeerd dat de ontwikkeling van een register technisch haalbaar is en dat het hergebruik van de VIS-structuur vanuit technisch oogpunt de beste optie zou zijn, terwijl de tweede studie 50 inzake de noodzaak en evenredigheid aantoonde dat het noodzakelijk en evenredig zou zijn om het toepassingsgebied van het VIS uit te breiden met de bovengenoemde documenten.

(6) In de mededeling van de Commissie van 27 september 2017 over de uitvoering van de Europese migratieagenda 51 is benadrukt dat het gemeenschappelijk visumbeleid van de EU niet alleen een essentieel instrument is voor het faciliteren van toerisme en bedrijfsleven, maar ook van groot belang is voor het voorkomen van veiligheidsrisico’s en risico’s van irreguliere migratie naar de EU. In de mededeling is erkend dat het gemeenschappelijk visumbeleid verder moet worden aangepast aan de huidige uitdagingen, en dat daarbij nieuwe IT-oplossingen moeten worden benut en een evenwicht moet worden gezocht tussen de voordelen van versoepeld reizen met een visum enerzijds en verbeterd migratie-, veiligheids- en grensbeheer anderzijds. Er werd ook in gesteld dat het rechtskader van het VIS zou worden herzien, om de behandeling van visumaanvragen verder te verbeteren, onder meer wat gegevensbescherming en de toegang van de rechtshandhavingsinstanties betreft, het gebruik van het VIS verder te verruimen voor nieuwe categorieën gegevens en nieuwe toepassingen van gegevens, en de interoperabiliteitsinstrumenten optimaal te benutten.

(7) In de mededeling van de Commissie van 14 maart 2018 over de aanpassing van het visumbeleid aan nieuwe uitdagingen 52 is opnieuw bevestigd dat het rechtskader van het VIS zou worden herzien, als onderdeel van het brede denkproces over de interoperabiliteit van informatiesystemen.

(8) Bij de goedkeuring van Verordening (EG) nr. 810/2009 is erkend dat de vraag of een voldoende betrouwbare identificatie en verificatie van de vingerafdrukken van kinderen jonger dan 12 jaar mogelijk is, en in het bijzonder op welke manier vingerafdrukken met de leeftijd evolueren, in een latere fase zou moeten worden behandeld, op basis van de resultaten van een onder de verantwoordelijkheid van de Commissie uitgevoerde studie. Uit de studie 53 die het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek in 2013 heeft uitgevoerd, is gebleken dat vingerafdrukherkenning voor kinderen tussen 6 en 12 jaar onder bepaalde voorwaarden haalbaar is met een voldoende graad van nauwkeurigheid. Een tweede studie 54 heeft deze bevinding in december 2017 bevestigd en heeft meer inzicht verschaft in hoe de kwaliteit van vingerafdrukken evolueert met de leeftijd. Op basis daarvan heeft de Commissie in 2017 nog een studie uitgevoerd over de noodzaak en evenredigheid van het verlagen van de leeftijd voor het nemen van vingerafdrukken van kinderen in de visumprocedure tot 6 jaar. Uit deze studie 55 is gebleken dat het verlagen van de leeftijd voor het nemen van vingerafdrukken de doelstellingen van het VIS zou helpen bereiken, met name waar het gaat om het faciliteren van de bestrijding van identiteitsfraude en het faciliteren van controles aan doorlaatposten aan de buitengrenzen, en aanvullende voordelen zou opleveren, zoals een betere preventie en bestrijding van schendingen van de rechten van het kind, doordat identificering of identiteitscontrole mogelijk wordt van kinderen uit derde landen die in het Schengengebied worden aangetroffen in een situatie waarin hun rechten mogelijk of daadwerkelijk geschonden zijn (bv. kinderen die slachtoffer zijn van mensenhandel, vermiste kinderen en niet-begeleide minderjarigen die asiel aanvragen).

(9) Bij alle procedures waarin deze verordening voorziet, moeten de lidstaten het belang van het kind vooropstellen. Het welzijn, de veiligheid en de mening van het kind moeten terdege in aanmerking worden genomen, in overeenstemming met zijn leeftijd en maturiteit. Het VIS is met name relevant waar er een risico bestaat dat een kind slachtoffer is van mensenhandel.

(10) De persoonsgegevens die een visumaanvrager met het oog op een visum voor kort verblijf verstrekt, moeten door het VIS worden verwerkt, zodat wordt nagegaan of de toegang van de aanvrager tot de Unie een bedreiging kan vormen voor de openbare veiligheid en volksgezondheid in de Unie en het risico van irreguliere migratie door de aanvrager kan worden beoordeeld. Wat betreft onderdanen van derde landen die houder zijn van een visum voor verblijf van langere duur of een verblijfsvergunning, moeten deze controles beperkt blijven tot wat nodig is voor de verificatie van de identiteit van de houder en van de echtheid en de geldigheid van het visum voor verblijf van langere duur of de verblijfsvergunning en om na te gaan of de toegang van een onderdaan van een derde land tot de Unie een bedreiging kan vormen voor de openbare veiligheid of volksgezondheid in de Unie. De controles mogen niet van invloed zijn op beslissingen inzake visa voor verblijf van langere duur en verblijfsvergunningen.

(11) Voor de beoordeling van de bovengenoemde risico’s is de verwerking vereist van persoonsgegevens met betrekking tot de identiteit van de persoon, het reisdocument, en in voorkomend geval, de garantsteller of, indien de aanvrager minderjarig is, de identiteit van de persoon die verantwoordelijk is voor hem. Elk element van de persoonsgegevens in de aanvraag moet worden vergeleken met de gegevens in een notitie, dossier of signalering in een informatiesysteem (het Schengeninformatiesysteem (SIS), het Visuminformatiesysteem (VIS), de Europol-databanken, de Interpol-databank voor gestolen en verloren reisdocumenten (SLTD), het inreis-uitreissysteem (EES), Eurodac, het ECRIS-TCN-systeem wat veroordelingen met betrekking tot terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten betreft en/of de Interpol-databank voor reisdocumenten met signaleringen (TDAWN)), met de watchlists of met specifieke risico-indicatoren. De categorieën persoonsgegevens die voor de vergelijking worden gebruikt, moeten behoren tot de categorieën gegevens die zijn opgenomen in de doorzochte informatiesystemen, de watchlist of de specifieke risico-indicatoren.

(12) De interoperabiliteit tussen EU-informatiesystemen is tot stand gebracht bij [Verordening (EU) XX inzake interoperabiliteit] om ervoor te zorgen dat de EU-informatiesystemen en hun gegevens elkaar aanvullen, met het oog op het verbeteren van het beheer van de buitengrenzen, het beter voorkomen en bestrijden van illegale migratie en het garanderen van een hoog niveau van veiligheid in de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht binnen de Unie, onder meer door handhaving van de openbare orde en veiligheid en vrijwaring van de veiligheid op het grondgebied van de lidstaten.

(13) De interoperabiliteit tussen de informatiesystemen van de EU stelt deze systemen in staat elkaar aan te vullen teneinde de correcte identificatie van personen te vergemakkelijken, bij te dragen tot de bestrijding van identiteitsfraude, vereisten inzake de gegevenskwaliteit van de respectieve Europese informatiesystemen te verbeteren en te harmoniseren, de technische en operationele implementatie van de bestaande en de toekomstige informatiesystemen van de EU door de lidstaten te vergemakkelijken, de waarborgen inzake gegevensbeveiliging en -bescherming die van toepassing zijn op de informatiesystemen van de EU, te versterken en te vereenvoudigen, de toegang van rechtshandhavingsinstanties tot het EES, het VIS, het [ETIAS] en Eurodac te stroomlijnen en de doelen van het EES, het VIS, het [ETIAS], Eurodac, het SIS en het [ECRIS-TCN] te ondersteunen.

(14) De interoperabiliteitscomponenten dekken gegevens in het EES, het VIS, het [ETIAS], Eurodac, het SIS en het [ECRIS-TCN] en Europol-gegevens, zodat de Europol-gegevens gelijktijdig met deze EU-informatiesystemen kunnen worden doorzocht; het is derhalve aangewezen deze componenten te gebruiken ten behoeve van automatische controles en bij de toegang tot het VIS voor rechtshandhavingsdoeleinden. Het Europees zoekportaal moet daartoe worden gebruikt, met het oog op een snelle, naadloze, efficiënte, systematische en gecontroleerde toegang tot de EU-informatiesystemen, de Europol-gegevens en de Interpol-databanken, zoals noodzakelijk voor de uitvoering van de taken van de systemen, overeenkomstig de voor deze systemen geldende toegangsrechten, en om de doelstellingen van het VIS te ondersteunen.

(15) De vergelijking met andere databanken moet automatisch gebeuren. Indien uit een vergelijking een treffer voortkomt met persoonsgegevens of een combinatie van persoonsgegevens in de aanvragen en een notitie, dossier of signalering in een van de bovengenoemde informatiesystemen, of met persoonsgegevens op de watchlist, moet de aanvraag handmatig worden verwerkt door een operator van de bevoegde autoriteiten. Op basis van de beoordeling door de bevoegde autoriteiten moet worden besloten of er al dan niet een visum voor kort verblijf wordt afgegeven.

(16) Weigering van een aanvraag voor een visum voor kort verblijf mag niet uitsluitend zijn gebaseerd op de automatische verwerking van persoonsgegevens in een aanvraag.

(17) Wanneer een aanvraag voor een visum voor kort verblijf op grond van informatie afkomstig uit de VIS-verwerking wordt geweigerd, moet de aanvrager het recht hebben beroep aan te tekenen. Het beroep moet worden ingesteld in de lidstaat die de beslissing over de aanvraag heeft genomen, overeenkomstig het nationale recht van die lidstaat. De bestaande waarborgen en regelingen inzake beroep van Verordening nr. 767/2008 moeten van toepassing zijn.

(18) Voor het beoordelen van de aanvraag voor een visum voor kort verblijf moet gebruik worden gemaakt van specifieke risico-indicatoren die afgestemd zijn op vooraf bepaalde risico’s met betrekking tot veiligheid, irreguliere migratie en volksgezondheid. De criteria die worden gebruikt voor het vaststellen van de specifieke risico-indicatoren mogen in geen geval uitsluitend op het geslacht of de leeftijd van een persoon zijn gebaseerd. Zij mogen onder geen beding uitsluitend gebaseerd zijn op informatie waaruit ras, huidskleur, etnische of sociale achtergrond, genetische kenmerken, taal, politieke of andere opvattingen, godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging, het lidmaatschap van een vakvereniging, het behoren tot een nationale minderheid, eigendom, geboorte, handicap of seksuele oriëntatie af te leiden zijn.

(19) Het fenomeen dat zich steeds nieuwe soorten veiligheidsdreigingen, patronen van irreguliere migratie en dreigingen voor de volksgezondheid aftekenen, vereist een doeltreffende respons en moet met moderne middelen worden tegengegaan. Aangezien deze middelen gepaard gaan met de verwerking van grote hoeveelheden persoonsgegevens, moet op adequate wijze worden gewaarborgd dat de inmenging in het recht op de eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven en op de bescherming van persoonsgegevens wordt beperkt tot wat in een democratische samenleving noodzakelijk is.

(20) Er moet voor worden gezorgd dat voor aanvragers van een visum voor kort verblijf of voor onderdanen van derde landen aan wie een visum voor verblijf van langere duur of een verblijfsvergunning is afgegeven, ten minste een zelfde niveau van controle wordt toegepast als voor niet-visumplichtige onderdanen van derde landen. Daartoe is ook een watchlist opgesteld met informatie over personen die worden verdacht van een ernstig strafbaar feit of terrorisme of ten aanzien van wie er feitelijke aanwijzingen zijn of een redelijk vermoeden bestaat dat zij een ernstig strafbaar feit of een terroristische daad zullen plegen, en deze watchlist moet ook worden gebruikt voor verificatie van de bovengenoemde categorieën onderdanen van derde landen.

(21) Ter nakoming van hun verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst ter uitvoering van de Schengenovereenkomst moeten internationale vervoerders kunnen nagaan of onderdanen van een derde land die houder zijn van een visum voor kort verblijf, visum voor verblijf van langere duur of verblijfsvergunning in het bezit zijn van de vereiste geldige reisdocumenten. Deze verificatie moet mogelijk worden gemaakt door dagelijks uit het VIS gegevens te halen en deze in een afzonderlijke, alleen uitleesbare databank in te voeren, zodat een minimaal noodzakelijke hoeveelheid gegevens wordt opgeslagen aan de hand waarvan een zoekopdracht kan worden uitgevoerd die alleen het antwoord OK/niet OK oplevert.

(22) In deze verordening moet worden omschreven welke autoriteiten van de lidstaten toegang kan worden verleend tot het VIS voor het invoeren, wijzigen, verwijderen of raadplegen van gegevens inzake visa voor verblijf van langere duur en verblijfsvergunningen voor de specifieke doelen die zijn uiteengezet in de VIS-verordening wat deze categorie documenten en hun houders betreft, voor zover dat nodig is voor het vervullen van hun taken.

(23) De verwerking van VIS-gegevens inzake visa voor verblijf van langere duur en verblijfsvergunningen dient in verhouding te staan tot het beoogde doel en noodzakelijk te zijn voor het vervullen van de taken van de bevoegde autoriteiten. Wanneer zij het VIS gebruiken, dienen de bevoegde autoriteiten ervoor te zorgen dat de menselijke waardigheid en de integriteit van de personen wier gegevens worden opgevraagd, worden geëerbiedigd en mogen zij personen niet discrimineren op grond van geslacht, huidskleur, etnische of sociale achtergrond, genetische kenmerken, taal, politieke, levensbeschouwelijke, godsdienstige of andere overtuiging, het behoren tot een nationale minderheid, eigendom, geboorte, handicap, leeftijd of seksuele oriëntatie.

(24) Het is van essentieel belang dat rechtshandhavingsautoriteiten voor de bestrijding van terrorisme en andere ernstige strafbare feiten over zo actueel mogelijke informatie beschikken om hun taken uit te voeren. Bij Besluit 2008/633/JBZ van de Raad is voorzien in de toegang van rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten en van Europol tot het VIS. De inhoud van dit besluit moet worden geïntegreerd in de VIS-verordening, om deze in overeenstemming te brengen met het huidige Verdragskader.

(25) Het is al gebleken dat toegang tot VIS-gegevens voor rechtshandhavingsdoeleinden nuttig is voor de identificatie van personen die door geweld om het leven zijn gekomen en ertoe kan bijdragen dat onderzoekers aanzienlijke vooruitgang boeken in zaken betreffende mensenhandel, terrorisme of drugshandel. De in het VIS opgenomen gegevens inzake verblijf van langere duur dienen daarom, onder de voorwaarden die in deze verordening worden vastgesteld, ook beschikbaar te zijn voor aangewezen autoriteiten van de lidstaten en de Europese Politiedienst (Europol).

(26) Aangezien Europol een sleutelrol speelt bij de samenwerking tussen de instanties van de lidstaten voor het onderzoeken van grensoverschrijdende criminaliteit, om criminaliteit op het niveau van de Unie te voorkomen, te analyseren en te onderzoeken, moet de huidige toegang van Europol tot het VIS in het kader van zijn taken worden gecodificeerd en gestroomlijnd, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met de recente ontwikkelingen van het rechtskader, zoals Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad 56 .

(27) Toegang tot het VIS voor het voorkomen, opsporen of onderzoeken van terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten, vormt een inmenging in het grondrecht op eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven en het grondrecht op de bescherming van persoonsgegevens van personen wier persoonsgegevens in het VIS worden verwerkt. Elke dergelijke inmenging dient in overeenstemming te zijn met het recht, dat voldoende nauwkeurig dient te zijn vastgesteld, zodat personen hun gedrag kunnen aanpassen, en dat personen dient te beschermen tegen willekeur en voldoende duidelijk dient aan te geven over welke discretionaire bevoegdheid de bevoegde autoriteiten beschikken en op welke manier die wordt uitgeoefend. Elke inmenging dient in een democratische samenleving noodzakelijk te zijn om een rechtmatig en evenredig belang te beschermen en evenredig te zijn met het te bereiken rechtmatige doel.

(28) [Verordening 2018/XX inzake interoperabiliteit] voorziet in de mogelijkheid voor de politieautoriteit van een lidstaat om, waar de nationale wetgeving dat toestaat, een persoon te identificeren aan de hand van biometrische gegevens die van deze persoon bij een identiteitscontrole zijn verzameld. Er kunnen zich echter ook specifieke situaties voordoen waarin een persoon moet worden geïdentificeerd in zijn eigen belang. Het kan bijvoorbeeld gaan om situaties waarin een vermiste of ontvoerde persoon of een als slachtoffer van mensenhandel geïdentificeerde persoon wordt teruggevonden. In dergelijke gevallen moeten rechtshandhavingsautoriteiten snel toegang hebben tot VIS-gegevens, zodat zij op een snelle en betrouwbare manier een persoon kunnen identificeren, zonder dat aan alle voorwaarden en aanvullende waarborgen voor toegang van rechtshandhavingsautoriteiten moet worden voldaan.

(29) Het vergelijken van gegevens op basis van een latente vingerafdruk, dat wil zeggen het dactyloscopische spoor dat op de plaats van het misdrijf kan worden gevonden, is een fundamenteel hulpmiddel op het gebied van politiële samenwerking. De mogelijkheid om in zaken waarin er gegronde redenen bestaan om te vermoeden dat de dader of het slachtoffer in het VIS is geregistreerd, een latente vingerafdruk te vergelijken met de in het VIS opgeslagen vingerafdrukgegevens, zou voor de rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten zeer waardevol zijn als hulpmiddel om terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten te voorkomen, op te sporen of te onderzoeken, wanneer bijvoorbeeld latente vingerafdrukken het enige op de plaats van het misdrijf beschikbare bewijsmateriaal zijn.

(30) Het is nodig de bevoegde autoriteiten van de lidstaten aan te wijzen, alsook het centrale toegangspunt waarlangs verzoeken om toegang tot VIS-gegevens worden ingediend, en een lijst bij te houden van de operationele diensten van de aangewezen autoriteiten die om die toegang mogen verzoeken voor specifieke doeleinden, namelijk het voorkomen, opsporen of onderzoeken van terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten.

(31) Verzoeken om toegang tot in het centrale systeem opgeslagen gegevens moeten door de operationele diensten van de aangewezen autoriteiten worden gericht aan het centrale toegangspunt en moeten worden gemotiveerd. De operationele diensten van de aangewezen autoriteiten die om toegang tot VIS-gegevens mogen verzoeken, mogen niet als verifiërende autoriteit optreden. De centrale toegangspunten moeten onafhankelijk van de aangewezen autoriteiten optreden en moeten worden belast met het onafhankelijke toezicht op de strikte naleving van de in deze verordening vastgestelde toegangsvoorwaarden. In uitzonderlijke urgente gevallen, wanneer in een vroeg stadium toegang moet worden verkregen om te kunnen reageren op een specifiek en reëel gevaar in verband met een terroristisch misdrijf of een ander ernstig strafbaar feit, dient het centrale toegangspunt het verzoek onmiddellijk te kunnen verwerken, waarbij verificatie pas achteraf plaatsvindt.

(32) Om persoonsgegevens te beschermen en systematische zoekopdrachten door rechtshandhavingsautoriteiten uit te sluiten, mag de verwerking van VIS-gegevens slechts plaatsvinden in welbepaalde gevallen en wanneer die verwerking noodzakelijk is voor het voorkomen, opsporen of onderzoeken van terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten. De aangewezen autoriteiten en Europol mogen derhalve alleen om toegang tot het VIS verzoeken wanneer zij gegronde redenen hebben om aan te nemen dat die toegang informatie zal opleveren die in aanzienlijke mate bijdraagt aan het voorkomen, opsporen of onderzoeken van een terroristisch misdrijf of een ander ernstig strafbaar feit.

(33) De in het VIS opgeslagen persoonsgegevens van houders van documenten voor verblijf van langere duur mogen niet langer worden bewaard dan voor de doelstellingen van het VIS noodzakelijk is. Het is aangewezen de gegevens inzake onderdanen van derde landen gedurende een periode van vijf jaar te bewaren, zodat bij de beoordeling van aanvragen voor een visum voor kort verblijf rekening kan worden gehouden met de opgeslagen gegevens, overschrijding van de toegestane verblijfsduur kan worden opgespoord en een veiligheidsbeoordeling kan worden uitgevoerd van onderdanen van derde landen aan wie dergelijke documenten voor verblijf van langere duur zijn afgegeven. De gegevens inzake het gebruik van eerdere documenten kunnen de toekomstige afgifte van visa voor kort verblijf vergemakkelijken. Een kortere bewaringstermijn zou voor de gestelde doelen niet toereikend zijn. De gegevens moeten na afloop van de periode van vijf jaar worden gewist, tenzij er gronden zijn om dat eerder te doen.

(34) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 57 is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de lidstaten bij de toepassing van deze verordening. De verwerking van persoonsgegevens door rechtshandhavingsautoriteiten met het oog op het voorkomen, het onderzoeken, het opsporen of het vervolgen van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, wordt geregeld bij Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad 58 .

(35) Leden van de Europese grens- en kustwachtteams en personeel dat betrokken is bij met terugkeer verband houdende taken kunnen op grond van Verordening (EU) 2016/1624 van het Europees Parlement en de Raad Europese databanken raadplegen waar dat nodig is voor de uitvoering van de operationele taken die in het operationele plan zijn vastgesteld met betrekking tot grenscontrole, grensbewaking en terugkeer, onder het gezag van de gastlidstaat. Om deze raadpleging te vergemakkelijken en de teams een doeltreffende toegang tot de in het VIS opgeslagen gegevens te garanderen, moet het Europees Grens- en kustwachtagentschap toegang krijgen tot het VIS. Voor deze toegang moeten de voorwaarden en toegangsbeperkingen gelden die van toepassing zijn op de bevoegde autoriteiten van de lidstaten voor ieder specifiek doel waarvoor VIS-gegevens kunnen worden geraadpleegd.

(36) De terugkeer van onderdanen van derde landen die niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst, verblijf of vestiging op het grondgebied van de lidstaten, overeenkomstig Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad 59 , is een wezenlijk onderdeel van de brede maatregelen om irreguliere migratie aan te pakken en vormt een belangrijke reden van zwaarwegend algemeen belang.

(37) De derde landen van terugkeer vallen vaak niet onder adequaatheidsbesluiten die de Commissie op grond van artikel 45 van Verordening (EU) 2016/679 vaststelt of onder nationale bepalingen die zijn vastgesteld voor de omzetting van artikel 36 van Richtlijn (EU) 2016/680. Bovendien hebben de grote inspanningen van de Unie om samen te werken met de belangrijkste landen van herkomst van onderdanen van derde landen die illegaal op het grondgebied verblijven en die het bevel hebben gekregen terug te keren, er niet voor kunnen zorgen dat derde landen overeenkomstig hun verplichtingen uit hoofde van het internationaal recht hun eigen onderdanen overnemen. De overnameovereenkomsten die door de Unie of door de lidstaten zijn gesloten of waarover zij onderhandelen en die voorzien in passende waarborgen voor de doorgifte van gegevens aan derde landen overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EU) 2016/679 of overeenkomstig de nationale bepalingen die zijn vastgesteld ter omzetting van artikel 37 van Richtlijn (EU) 2016/680, betreffen slechts enkele van deze derde landen en de sluiting van nieuwe overeenkomsten is nog onzeker. In dergelijke situaties kunnen persoonsgegevens overeenkomstig deze verordening worden verwerkt met de autoriteiten van derde landen met het oog op de uitvoering van het terugkeerbeleid van de Unie, voor zover aan de voorwaarden van artikel 49, lid 1, onder d), van Verordening (EU) 2016/679 of van de nationale bepalingen ter omzetting van artikel 38 of 39 van Richtlijn (EU) 2016/680 is voldaan.

(38) De lidstaten moeten de relevante in het VIS verwerkte persoonsgegevens overeenkomstig de toepasselijke gegevensbeschermingsvoorschriften en waar dat in individuele gevallen nodig is voor de uitvoering van taken op grond van Verordening (EU) .../... van het Europees Parlement en de Raad 60 , [verordening tot vaststelling van een Uniekader voor hervestiging] ter beschikking stellen van het [Asielagentschap van de Europese Unie], van relevante internationale organen zoals de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen en de Internationale Organisatie voor Migratie en voor vluchtelingen- en hervestigingsoperaties van het Internationaal Comité van het Rode Kruis, met betrekking tot onderdanen van derde landen of staatlozen die door deze internationale organen naar lidstaten zijn doorverwezen in uitvoering van Verordening (EU) .../... [Verordening betreffende het Uniekader voor hervesting].

(39) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad 61 is van toepassing op de activiteiten van de instellingen en organen van de Unie bij het uitvoeren van hun taken als verantwoordelijke voor het operationeel beheer van het VIS.

(40) De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 en heeft op […] advies uitgebracht.

(41) Om de medewerking van derde landen op het gebied van overname van irreguliere migranten te bevorderen en de terugkeer te faciliteren van onderdanen van derde landen van wie mogelijk gegevens in het VIS zijn opgeslagen, moeten in het VIS kopieën van de reisdocumenten van aanvragers van een visum voor kort verblijf worden opgeslagen. Kopieën van reisdocumenten vormen een bewijs van nationaliteit dat op een grotere schaal door derde landen wordt erkend, hetgeen niet het geval is met de informatie die van het VIS wordt uitgelezen.

(42) Raadpleging van de lijst van reisdocumenten waarmee de houder de buitengrenzen kan overschrijden en waarin een visum kan worden aangebracht, als vastgesteld bij Besluit nr. 1105/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad 62 , maakt verplicht deel uit van de behandeling van een visumaanvraag. Visumautoriteiten moeten deze verplichting systematisch uitvoeren en deze lijst moet derhalve worden opgenomen in het VIS, zodat automatisch kan worden gecontroleerd of het reisdocument van de houder wordt erkend.

(43) Onverminderd de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de accuraatheid van de in het VIS ingevoerde gegevens, dient eu-LISA de verantwoordelijkheid te hebben om de gegevenskwaliteit te verbeteren door een centraal instrument voor het monitoren van de gegevenskwaliteit in te voeren, en om op gezette tijden verslag uit te brengen aan de lidstaten.

(44) Om het gebruik van het VIS voor het analyseren van trends in migratiedruk en grensbeheer beter te kunnen monitoren, moet eu-LISA in staat zijn om, zonder gevaar voor de integriteit van de gegevens, een capaciteit te ontwikkelen voor statistische rapportage aan de lidstaten, de Commissie en het Europees Grens- en kustwachtagentschap. Hiertoe moet een centraal statistisch register worden opgezet. De geproduceerde statistieken mogen geen persoonsgegevens bevatten.

(45) Deze verordening doet geen afbreuk aan de toepassing van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad 63 .

(46) Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en deze gezien de noodzaak van het garanderen van de uitvoering van het gemeenschappelijk visumbeleid, van een hoog veiligheidsniveau binnen het gebied zonder controle aan de binnengrenzen en van de geleidelijke invoering van een geïntegreerd systeem van beheer van de buitengrenzen, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(47) De verordening bevat strenge regels voor de toegang tot het VIS en de nodige waarborgen. De verordening voorziet ook in het recht van inzage, rectificatie, wissing en beroep, in het bijzonder het recht op een voorziening in rechte, en in toezicht op de verwerkingsactiviteiten door onafhankelijke openbare autoriteiten. Dit voorstel introduceert aanvullende waarborgen die de specifieke behoeften moeten dekken van de nieuwe categorieën van gegevens die door het VIS zullen worden verwerkt. Deze verordening strookt derhalve met de grondrechten en de in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erkende beginselen, met name het recht op menselijke waardigheid, het recht op vrijheid en veiligheid, de eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven, de bescherming van persoonsgegevens, het recht op asiel en de bescherming van het beginsel van non-refoulement en bescherming in geval van verwijdering, uitzetting en uitlevering, het recht op non-discriminatie, de rechten van het kind en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte.

(48) Er moeten specifieke bepalingen gelden voor visumplichtige onderdanen van derde landen die familielid zijn van een burger van de Unie op wie Richtlijn 2004/38/EG van toepassing is of van een onderdaan van een derde land die onder het Unierecht inzake vrij verkeer valt, en niet in het bezit zijn van een verblijfskaart overeenkomstig Richtlijn 2004/38/EG. In artikel 21, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie wordt bepaald dat iedere burger van de Unie het recht heeft vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, onder voorbehoud van de beperkingen en voorwaarden die bij de Verdragen en de bepalingen ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld. Deze beperkingen en voorwaarden zijn opgenomen in Richtlijn 2004/38/EG.

(49) Zoals bekrachtigd door het Hof van Justitie van de Europese Unie hebben dergelijke familieleden niet alleen het recht het grondgebied van de lidstaat binnen te komen, maar ook het recht hiervoor een inreisvisum te verkrijgen. De lidstaten moeten deze personen alle faciliteiten verlenen om de nodige visa te krijgen, en de visa moeten zo spoedig mogelijk via een versnelde procedure kosteloos worden afgegeven.

(50) Het recht om een visum te verkrijgen is niet onvoorwaardelijk en kan worden geweigerd aan familieleden die een risico vormen voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid in de zin van Richtlijn 2004/38/EG. In het licht daarvan kunnen de persoonsgegevens van familieleden alleen worden geverifieerd wanneer de gegevens verband houden met hun identificatie en hun status, voor zover deze gegevens relevant zijn om de eventuele veiligheidsdreiging van deze personen te beoordelen. Bij de behandeling van visumaanvragen mogen alleen veiligheidsoverwegingen worden getoetst, en niet overwegingen op het gebied van migratie.

(51) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die niet bindend is voor, noch van toepassing is op deze lidstaat. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van bovengenoemd protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad een besluit heeft genomen over de verordening of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

(52) Deze verordening houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad 64 ; het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die niet bindend is voor, noch van toepassing is op deze lidstaat.

(53) Deze verordening houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad 65 ; Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die niet bindend is voor, noch van toepassing is op deze lidstaat.

(54) Wat IJsland en Noorwegen betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 66 , die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad 67 .

(55) Wat Zwitserland betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 68 , die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad, juncto artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad 69 en artikel 3 van Besluit 2008/149/JBZ van de Raad 70 .

(56) Wat Liechtenstein betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 71 , die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad, juncto artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad 72 en artikel 3 van Besluit 2011/349/EU van de Raad 73 .

(57) Deze verordening, met uitzondering van artikel 22 novodecies, is een handeling die voortbouwt op het Schengenacquis of op een andere wijze daaraan is gerelateerd, zoals bedoeld in, respectievelijk, artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003, artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005 en artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2011, met uitzondering van de bepalingen die bij Besluit (EU) 2017/1908 op Bulgarije en Roemenië toepasselijk zijn gemaakt 74 .