Overwegingen bij COM(2018)329 - Wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de nadere technische maatregelen voor de werking van het definitieve btw-stelsel voor de belastingheffing in het handelsverkeer

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Toen de Raad in 1967 bij Richtlijnen 62/227/EEG 24 en 67/228/EEG 25 van de Raad het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde vaststelde, werd ook de principeafspraak gemaakt om een definitief btw-stelsel voor de belastingheffing in het handelsverkeer tussen de lidstaten tot stand te brengen dat op dezelfde wijze zou functioneren als een stelsel binnen één lidstaat. Aangezien de politieke en technische omstandigheden evenwel niet rijp waren voor een dergelijk stelsel, is eind 1992 bij de afschaffing van de fiscale grenzen tussen de lidstaten een btw-overgangsregeling vastgesteld. In Richtlijn 2006/112/EG 26 van de Raad, die thans van kracht is, is bepaald dat deze overgangsregeling moet worden vervangen door een definitieve regeling die in beginsel is gebaseerd op belastingheffing in de lidstaat van oorsprong van de goederenleveringen of diensten.

(2) De Raad, daarin gesteund door het Europees Parlement 27 en het Economisch en Sociaal Comité 28 , heeft bevestigd dat een op het oorsprongsbeginsel gebaseerd stelsel niet haalbaar was en heeft de Commissie verzocht van start te gaan met grondige technische werkzaamheden en een op brede basis gestoelde dialoog met de lidstaten om in detail de verschillende mogelijkheden tot invoering van het bestemmingsbeginsel te onderzoeken 29 .

(3) In haar btw-actieplan 30 heeft de Commissie beschreven welke wijzigingen in het btw-stelsel moeten worden doorgevoerd om een dergelijk op bestemming gebaseerd stelsel voor het handelsverkeer binnen de Unie tot stand te brengen door middel van de belastingheffing van grensoverschrijdende prestaties. De Raad heeft daarop de conclusies van dat actieplan nogmaals bevestigd en onder andere zijn standpunt herhaald dat het beginsel van belastingheffing op de plaats van oorsprong, zoals dat was beoogd voor het definitieve btw-stelsel, moet worden vervangen door het beginsel van belastingheffing in de lidstaat van bestemming 31 .

(4) Om de doelstellingen van het actieplan van de Commissie te verwezenlijken, moeten de regels voor leveringen van goederen tussen bedrijven (b2b) binnen de Unie worden gewijzigd in overeenstemming met de gefaseerde aanpak die de Commissie heeft voorgesteld in haar mededeling van 4 oktober 2017 over de follow-up van het btw-actieplan 32 .

(5) Om een doeltreffender systeem op te zetten voor de belasting van b2b-goederenleveringen binnen de Unie in de lidstaat van bestemming, moet het huidige systeem worden afgeschaft waarbij leveringen in de lidstaat van vertrek van de goederen zijn vrijgesteld en intracommunautaire verwervingen in de lidstaat van bestemming worden belast. Aangezien de vrijstelling voor dergelijke leveringen en het concept zelf van de intracommunautaire verwerving als een aan de btw onderworpen handeling moeten worden geschrapt, moeten ook alle daarmee samenhangende artikelen worden gewijzigd of geschrapt.

(6) Om een gelijke behandeling van binnenlandse handelingen en intra-Uniehandelingen te waarborgen, moet voor de heffing van de btw op b2b-goederentransacties binnen de Unie worden aangeknoopt bij één belastbaar feit, namelijk een intra-Unielevering van goederen.

(7) Om een zo breed mogelijke toepassing van het beginsel van belastingheffing op de plaats van bestemming te waarborgen, moet de definitie van intra-Unielevering van goederen ook zien op leveringen aan niet-belastingplichtige rechtspersonen, aan vrijgestelde belastingplichtigen, aan onder de bijzonder regeling voor kleine ondernemingen vallende belastingplichtigen en aan onder de forfaitaire regeling vallende landbouwproducenten, zonder enige beperking door middel van een drempel.

(8) De concepten van afstandsverkopen van goederen binnen de Unie en afstandsverkopen van uit een derdelandsgebied of een derde land ingevoerde goederen moeten worden gewijzigd om te vermijden dat sommige van deze prestaties onder de nieuwe definitie van intra-Unielevering zouden vallen.

(9) Om de goede werking van het btw-stelsel op de interne markt te waarborgen, moeten sommige leveringen van goederen worden uitgesloten van de definitie van intra-Unielevering, met name leveringen van goederen met montage of installatie, leveringen van goederen voor de bevoorrading van bepaalde schepen en luchtvaartuigen, leveringen van goederen in het kader van diplomatieke en consulaire betrekkingen en voor bepaalde internationale organisaties, en leveringen van goederen door een onder de gemeenschappelijke forfaitaire regeling voor landbouwproducenten vallende belastingplichtige.

(10) Om te garanderen dat b2b-goederenleveringen binnen de Unie op de plaats van bestemming worden belast, moet een intra-Unielevering van goederen worden geacht plaats te vinden in de lidstaat van aankomst van de goederen op het tijdstip van aankomst van de verzending of het vervoer naar de afnemer. Deze regel mag niet van toepassing zijn op leveringen van gebruikte goederen, kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen of antiquiteiten in het kader van de winstmargeregeling, noch op leveringen van goederen aan boord van een schip, vliegtuig of trein, op leveringen van goederen via een aardgassysteem, van elektriciteit en van warmte of koude via warmte- of koudenetten, die onder specifieke regels inzake de plaats van levering moeten blijven vallen.

(11) Naar aanleiding van de schrapping van de intracommunautaire verwerving als een belastbaar feit voor btw-doeleinden moeten de bestaande bijzondere regels voor de levering van nieuwe vervoermiddelen en van accijnsgoederen worden herzien.

(12) Om de toepassing van dit definitieve stelsel in de hele Unie te harmoniseren, moet één regel worden vastgesteld voor de verschuldigdheid van btw op intra-Unieleveringen van goederen.

(13) De algemene regel voor leveringen van goederen, met inbegrip van intra-Unieleveringen, en diensten moet erin bestaan dat de leverancier of dienstverrichter de btw moet voldoen.

(14) Ten behoeve van een geleidelijke overschakeling op het definitieve stelsel voor het handelsverkeer binnen de Unie moet een uitzondering worden gemaakt op de regel dat de leverancier de btw moet voldoen in het geval van goederenleveringen voor zover de persoon aan wie de goederen worden geleverd, een gecertificeerd belastingplichtige is en de leverancier niet in de lidstaat van heffing is gevestigd. In dat geval moet de afnemer tot voldoening van de btw worden gehouden en moet hij de btw aangeven via de verleggingsregeling. Deze uitzondering moet het aantal transacties waarvoor de tot voldoening van de btw gehouden persoon niet in de lidstaat van heffing is gevestigd, beperken.

(15) De regels inzake de tijdelijke toepassing van de verleggingsregeling voor roerende goederen moeten worden herzien om de samenhang ervan te waarborgen met de nieuwe regels betreffende de persoon die de btw op intra-Unieleveringen van goederen moet voldoen.

(16) Ten behoeve van een heldere toepassing van de regels voor de belasting van intra-Unieleveringen van goederen door bedrijven moeten de lidstaten de nodige maatregelen nemen om te garanderen dat elke belastingplichtige en niet-belastingplichtige rechtspersoon die een intra-Unielevering ontvangt, met een individueel nummer geïdentificeerd wordt.

(17) Om een degelijk toezicht op de betaling en de aftrek van btw ter zake van intra-Unieleveringen van goederen te waarborgen, moet de uitreiking van een factuur verplicht worden gesteld voor intra-Unieleveringen en mogen de lidstaten niet toestaan dat vereenvoudigde facturen wordt uitgereikt. Facturen moeten worden uitgereikt in overeenstemming met de regels die van toepassing zijn in de lidstaat waar de leverancier de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft gevestigd vanwaaruit hij de goederen levert, of, bij gebreke van een dergelijke zetel of vaste inrichting, de lidstaat waar hij zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft.

(18) Om de administratieve lasten voor het handelsverkeer binnen de Unie te verlichten en omdat de btw op intra-Unieleveringen van goederen ofwel daadwerkelijk in rekening wordt gebracht door de leverancier ofwel wordt aangegeven door een afnemer die een gecertificeerd belastingplichtige is, moet de verplichting om voor deze leveringen een lijst in te dienen, worden geschrapt.

(19) De bijzondere forfaitaire regeling voor landbouwproducenten moet worden aangepast om rekening te houden met de wijziging van de heffingssystematiek voor intra-Unieleveringen van goederen, zodat de algemene doelstelling van deze regeling nog altijd wordt bereikt. De uitsluiting van de leveringen die landbouwproducenten in het kader van de forfaitaire regeling verrichten, van de definitie van intra-Unielevering moet bewerkstelligen dat de plaats van levering van hun grensoverschrijdende b2b-goederenleveringen de plaats van vertrek van de goederen blijft en dat de door de lidstaat van vertrek vastgestelde forfaitaire compensatie op deze leveringen wordt toegepast.

(20) Om de administratieve lasten voor de bedrijven te verlichten, moet het toepassingsgebied van de bestaande bijzondere regeling voor in de Unie gevestigde belastingplichtigen die diensten of bepaalde goederen leveren aan consumenten (b2c-prestaties), worden uitgebreid tot alle leveringen van goederen en diensten waarvoor de tot voldoening van de btw gehouden persoon niet is gevestigd in de lidstaat waar de prestatie wordt verricht. De regeling moet gelden voor prestaties aan zowel consumenten als bedrijven.

(21) Het is ook dienstig de administratieve lasten te verlichten voor niet in de Unie gevestigde belastingplichtigen die goederen of diensten leveren ter zake waarvan zij btw moeten voldoen in een of meer lidstaten, door hen toe te staan van die bijzondere regeling gebruik te maken als zij een tussenpersoon aanwijzen. Ten behoeve van de correcte inning van de btw moet deze tussenpersoon in de Unie gevestigd zijn en moet hij voor rekening van de niet in de Unie gevestigde belastingplichtige de btw voldoen en de in de regeling vastgestelde verplichtingen vervullen.

(22) Om belastingplichtigen in staat te stellen ten volle van de interne markt te profiteren, moet die bijzondere regeling niet alleen de mogelijkheid bieden om aangifte te doen van transacties waarop btw verschuldigd is in andere lidstaten dan die waar de leverancier of dienstverrichter is gevestigd, maar ook om de btw die in die lidstaten aan die leverancier of dienstverrichter in rekening is gebracht, in mindering te brengen.

(23) Om de samenhang van de btw-rapportageverplichtingen voor grote ondernemingen te waarborgen, moet de frequentie waarmee btw-aangiften in het kader van deze bijzondere regeling moeten worden ingediend, worden herzien en de verplichting worden toegevoegd dat belastingplichtigen die van de bijzondere regeling gebruikmaken, maandelijks een btw-aangifte in het kader van de regeling moeten indienen wanneer hun jaaromzet in de Unie hoger is dan 2 500 000 EUR.

(24) Om van de belastingplichtige de passende gegevens te verzamelen zodat de belastingautoriteiten degelijk toezicht op deze bijzondere regeling kunnen uitoefenen, moet de inhoud van de btw-aangifte die in het kader van deze bijzondere regeling moet worden ingediend, worden herzien om rekening te houden met de uitbreiding van de regeling en om de uitoefening van het overeenkomstige recht op aftrek mogelijk te maken.

(25) Om de goede werking van deze bijzondere regeling te waarborgen en hinderpalen voor belastingplichtigen die de mogelijkheden van de interne markt benutten, te vermijden, moeten er gemeenschappelijke regels worden ingevoerd voor situaties waarin de belastingplichtige in de lidstaat van identificatie en/of de lidsta(a)t(en) van heffing een creditsaldo heeft.

(26) Duidelijkheidshalve en om de mogelijkheid tot fraude of misbruik te beperken, moet de periode worden vastgesteld waarbinnen een belastingplichtige nog voorbelasting in een bepaalde lidstaat in mindering kan brengen op zijn in het kader van deze bijzondere regeling ingediende aangifte wanneer hij niet langer transacties aangeeft ter zake waarvan hij in diezelfde lidstaat de btw moet voldoen. Wanneer deze periode afloopt, moet een dergelijke belastingplichtige gebruikmaken van de toepasselijke teruggaafprocedures om btw terug te vragen.

(27) De in hoofdstuk 1 van titel XIII opgenomen afwijkingen, die grensoverschrijdende gevolgen kunnen hebben, moeten worden geschrapt om onnodige complexiteit voor de belastingplichtigen en de belastingdiensten te vermijden.

(28) Naar aanleiding van de invoering van het nieuwe concept van intra-Unielevering van goederen is het dienstig de term 'Gemeenschap' te vervangen door 'Unie' om een aangepast en coherent gebruik van de term te garanderen.

(29) Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk de tenuitvoerlegging van het definitieve btw-stelsel met het oog op een betere werking van de btw-regeling voor de grensoverschrijdende b2b-goederenhandel, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(30) In overeenstemming met de gezamenlijke politieke verklaring 33 van de lidstaten en de Commissie van 28 september 2011 over toelichtende stukken hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om, in verantwoorde gevallen, de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken verantwoord.

(31) Richtlijn 2006/112/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.