Overwegingen bij COM(2018)392 - Voorschriften inzake steun voor strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen, gefinancierd uit het ELGF en het Elfpo

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) De Commissie heeft in haar mededeling aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's van 29 november 2017, getiteld 'De toekomst van voeding en landbouw', de uitdagingen, de doelstellingen en de koers van het toekomstig gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) in de periode na 2020 uiteengezet. Tot deze doelstellingen behoort onder meer dat het GLB meer resultaatgericht moet zijn, moet aanzetten tot modernisering en duurzaamheid, inclusief economische, maatschappelijke, ecologische en klimatologische duurzaamheid van de landbouw-, bosbouw- en plattelandsgebieden, en de administratieve lasten voor de begunstigden die uit de wetgeving van de Unie voortvloeien, moet helpen verminderen.

(2) Aangezien het GLB betere antwoorden moet bieden op de uitdagingen en mogelijkheden die zich op Unie-, internationaal, nationaal, regionaal en lokaal niveau en binnen landbouwbedrijven voordoen, moet het GLB worden gestroomlijnd qua governance, moet het beter presteren ten aanzien van de doelstellingen van de Unie en moeten de administratieve lasten aanzienlijk worden verminderd. In een GLB dat gebaseerd is op prestaties (het 'uitvoeringsmodel'), moet de Unie de fundamentele beleidsparameters vaststellen, zoals de GLB-doelstellingen en de basisvereisten, terwijl de lidstaten meer verantwoordelijkheid moeten dragen voor de wijze waarop zij aan de doelstellingen voldoen en de streefcijfers halen. Door een grotere subsidiariteit wordt het mogelijk om beter rekening te houden met lokale omstandigheden en behoeften. De steun wordt beter toegesneden om maximaal aan de doelstellingen van de Unie bij te dragen.

(3) Het hanteren van gemeenschappelijke, volledig op het niveau van de Unie vastgestelde definities heeft het voor de lidstaten op sommige punten moeilijk gemaakt om rekening houden met hun eigen specifieke kenmerken op nationaal, regionaal en lokaal niveau. Daarom moeten de lidstaten de flexibiliteit krijgen om bepaalde definities te specificeren in hun strategisch GLB-plan. Om evenwel een gemeenschappelijk gelijk speelveld te garanderen, moet op het niveau van de Unie een kader worden vastgesteld met de vereiste essentiële elementen die in die definities moeten worden opgenomen (hierna 'kaderdefinities' genoemd).

(4) Om ervoor te zorgen dat de Unie kan voldoen aan haar internationale verplichtingen op het gebied van binnenlandse steun die in de WTO-overeenkomst inzake de landbouw zijn vastgesteld, en met name dat de basisinkomenssteun voor duurzaamheid en de daaraan gerelateerde interventietypes verder aangemeld blijven als steun uit de 'groene doos', die geen of hoogstens minimale handelsverstorende effecten of effecten op de productie heeft, moet de kaderdefinitie voor 'landbouwactiviteit' zowel de productie van landbouwproducten als de instandhouding van landbouwareaal omvatten. Om een en ander aan de lokale omstandigheden aan te passen, moeten de lidstaten de concrete definitie van 'landbouwactiviteit' in hun strategische GLB-plannen vaststellen.

(5) Om de essentiële Unie-brede elementen te behouden en er zo voor te zorgen dat de lidstaten vergelijkbare besluiten nemen, evenwel zonder hen te beperken bij het bereiken van de doelstellingen van de Unie, moet een kaderdefinitie voor het begrip 'landbouwareaal' worden vastgesteld. De daarmee samenhangende kaderdefinities voor 'landbouwgrond', 'blijvende teelten' en 'blijvend grasland' moeten in ruime zin worden geformuleerd om het de lidstaten mogelijk te maken nadere definities te omschrijven volgens hun lokale omstandigheden. De kaderdefinitie voor 'bouwgrond' moet zo worden vastgesteld dat de lidstaten daarin verschillende productievormen kunnen onderbrengen, waaronder systemen als landbosbouw en bouwareaal met struiken en bomen, en dat vereist de opname van braaklandareaal om te garanderen dat het om ontkoppelde interventies gaat. De kaderdefinitie voor 'blijvende teelten' moet zowel voor de productie gebruikte als niet voor de productie gebruikte arealen omvatten alsmede producten van kwekerijen en hakhout met korte omlooptijd, die door de lidstaten moeten worden gedefinieerd. De kaderdefinitie voor 'blijvend grasland' moet zo worden vastgesteld dat de lidstaten nadere criteria kunnen omschrijven en andere begraasbare of diervoederproducerende soorten kunnen opnemen dan grassen of andere kruidachtige voedergewassen, ongeacht of die soorten voor de feitelijke productie worden gebruikt of niet.

(6) Synergieën tussen het Elfpo en Horizon Europa moeten het Elfpo ertoe aanzetten optimaal gebruik te maken van onderzoeks- en innovatieresultaten, met name die welke voortvloeien uit projecten die worden gefinancierd in het kader van Horizon Europa en het Europees Innovatiepartnerschap (EIP) voor 'productiviteit en duurzaamheid in de landbouw', wat moet leiden tot de invoering van innovaties in de landbouwsector en de plattelandsgebieden.

(7) Om de rechtszekerheid te bieden dat de steun wordt betaald voor landbouwareaal dat ter beschikking van de landbouwer staat en waarop een landbouwactiviteit wordt uitgeoefend, moet een kaderdefinitie voor 'subsidiabele hectare' worden vastgesteld waarin de essentiële elementen worden opgenomen. Met name moeten de lidstaten, om dubbele claims te voorkomen, de voorwaarden vaststellen voor het bepalen of de grond al dan niet ter beschikking van de landbouwer staat. Aangezien de kans groot is dat landbouwgrond occasioneel en tijdelijk wordt gebruikt voor activiteiten die geen landbouwactiviteiten in de strikte zin van het woord zijn en sommige niet-landbouwactiviteiten kunnen bijdragen aan inkomensdiversificatie op landbouwbedrijven, moeten de lidstaten passende voorwaarden vaststellen om areaal dat ook voor niet-landbouwactiviteiten wordt gebruikt, op te nemen als subsidiabele hectaren.

(8) Met betrekking tot arealen die voor de productie van hennep worden gebruikt, moet, met het oog op de bescherming van de volksgezondheid en de samenhang met andere wetgevingsstelsels, in de definitie van 'subsidiabele hectare' worden bepaald dat hennepzaadrassen moeten worden gebruikt waarvan het gehalte aan tetrahydrocannabinol hoogstens 0,2 % bedraagt.

(9) Om het GLB nog performanter te maken, moet de inkomenssteun op echte landbouwers worden toegespitst. Om ervoor te zorgen dat voor die toespitsing van de steun een gemeenschappelijke benadering op het niveau van de Unie wordt gevolgd, moet een kaderdefinitie voor 'echte landbouwer' worden vastgesteld die de essentiële elementen omvat. Uitgaande van dit kader moeten de lidstaten in hun strategische GLB-plannen bepalen welke landbouwers niet als echte landbouwers worden beschouwd, gebaseerd op voorwaarden zoals een inkomenstoets, de arbeidsinput op het landbouwbedrijf, het ondernemingsdoel en de opname in registers. Een dergelijke definitie mag er ook niet toe leiden dat pluri-actieve landbouwers die actief landbouw bedrijven, maar ook niet-agrarische activiteiten buiten hun landbouwbedrijf verrichten, van de steun worden uitgesloten, aangezien het vaak zo is dat hun uiteenlopende activiteiten het sociaaleconomische weefsel van de plattelandsgebieden versterken.

(10) Om bij het nastreven van het doel van de generatievernieuwing te zorgen voor consistentie tussen de interventietypes in de vorm van rechtstreekse betalingen en de interventietypes voor plattelandsontwikkeling, moet op het niveau van de Unie een kaderdefinitie voor 'jonge landbouwer' worden vastgesteld die de essentiële elementen omvat.

(11) Om invulling te geven aan de doelstellingen van het GLB zoals vastgelegd in artikel 39 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en om ervoor te zorgen dat de Unie adequaat reageert op haar meest recente uitdagingen, is het passend een reeks algemene doelstellingen vast te stellen die een weerspiegeling zijn van de oriëntaties die in de mededeling 'De toekomst van voeding en landbouw' zijn gegeven. Daarnaast moet op het niveau van de Unie een reeks specifieke doelstellingen worden omschreven, die de lidstaten moeten omzetten in hun strategische GLB-plannen. Aan de hand van deze specifieke doelstellingen, waarmee naar een evenwicht tussen de verschillende dimensies van duurzame ontwikkeling wordt gestreefd, in lijn met de effectbeoordeling, moeten de algemene GLB-doelstellingen worden vertaald naar concretere prioriteiten, waarbij rekening wordt gehouden met de betrokken wetgeving van de Unie, met name op het gebied van klimaat, energie en milieu.

(12) Een slimmer, moderner en duurzamer GLB moet onderzoek en innovatie in de armen sluiten om van nut te zijn voor de talrijke functies die de landbouw-, bosbouw- en voedingssystemen van de Unie vervullen; daarbij moet worden geïnvesteerd in technologische ontwikkeling en digitalisering en moet de toegang tot onpartijdige, degelijke, relevante en nieuwe kennis worden verbeterd.

(13) Terwijl het in het kader van het uitvoeringsmodel van het GLB aan de Unie is om zowel de doelstellingen van de Unie vast te stellen als de interventietypes en de voor de lidstaten geldende basisvereisten van de Unie te omschrijven, moet het aan de lidstaten zijn om dat kader van de Unie om te zetten in voor de begunstigden geldende steunregelingen. In die context moeten de lidstaten handelen in overeenstemming met het Handvest van de grondrechten en de algemene beginselen van het Unierecht en ervoor zorgen dat het rechtskader voor de toekenning van de steun van de Unie aan de begunstigden wordt gebaseerd op hun strategische GLB-plannen en strookt met de beginselen en de voorschriften van deze verordening en de [horizontale verordening].

(14) Om een slimme en veerkrachtige landbouwsector te bevorderen blijven rechtstreekse betalingen essentieel om de landbouwers een billijk inkomen te garanderen. Tegelijk moet, met het oog op een betere beloning van de landbouwers op de markt, worden geïnvesteerd in herstructurering van landbouwbedrijven, modernisering, innovatie, diversificatie en benutting van nieuwe technologieën.

(15) In het kader van de grotere marktgerichtheid van het GLB, zoals beschreven in de mededeling 'De toekomst van voeding en landbouw', kunnen blootstelling aan de markt, klimaatverandering en de daarmee gepaard gaande toename van de frequentie en de ernst van extreme weersverschijnselen, alsmede sanitaire en fytosanitaire crises leiden tot risico's van prijsvolatiliteit en een toenemende druk op de inkomens. Hoewel de landbouwers de eindverantwoordelijkheid dragen voor het uittekenen van hun eigen bedrijfsstrategie, moet een robuust kader worden opgezet om te zorgen voor een adequaat risicobeheer. Daartoe zouden de lidstaten en de landbouwers, met het oog op capaciteitsopbouw, een beroep kunnen doen op een platform voor risicobeheer op het niveau van de Unie, dat de landbouwers adequate financiële instrumenten voor investeringen aanreikt en hun toegang geeft tot werkkapitaal, opleiding, kennisoverdracht en adviesverlening.

(16) Intensiveren van milieuzorg en klimaatactie en bijdragen aan de verwezenlijking van de milieu- en klimaatgerelateerde doelstellingen van de Unie is een zeer hoge prioriteit voor de toekomst van de land- en bosbouw van de Unie. Het GLB moet in zijn architectuur dan ook meer ambitie tonen ten aanzien van deze doelstellingen. Krachtens het uitvoeringsmodel moeten de acties om de aantasting van het milieu tegen te gaan en de klimaatverandering aan te pakken, resultaatgericht zijn. Daartoe moet artikel 11 VWEU als een resultaatsverplichting worden gezien.

Aangezien veel plattelandsgebieden in de Unie te lijden hebben onder structurele problemen, zoals een gebrek aan aantrekkelijke arbeidskansen, tekorten aan vaardigheden, onvoldoende investeringen in connectiviteit, infrastructuur en essentiële diensten, en een groot aantal wegtrekkende jongeren, is het van cruciaal belang om, overeenkomstig de verklaring van Cork 2.0, het sociaaleconomische weefsel in die gebieden te versterken, in het bijzonder door het scheppen van banen en generatievernieuwing. Daartoe moeten de banen en de groei, waartoe de Commissie aanzet, naar het platteland worden gebracht en moeten sociale inclusie, generatievernieuwing en de ontwikkeling van 'slimme dorpen' op het hele Europese platteland worden bevorderd. Zoals aangegeven in de mededeling 'De toekomst van voeding en landbouw' kunnen nieuwe waardeketens op het platteland, zoals hernieuwbare energie, de opkomende bio-economie, de circulaire economie en ecotoerisme een gunstig groei- en werkgelegenheidspotentieel bieden voor plattelandsgebieden. In deze context kunnen financiële instrumenten en het gebruik van de InvestEU-garantie een essentiële rol spelen bij het garanderen van toegang tot financiering en bij het ondersteunen van de groeicapaciteit van landbouwbedrijven en ondernemingen. De plattelandsgebieden kunnen arbeidskansen bieden voor onderdanen van derde landen met een legale verblijfsstatus, waardoor hun sociale en economische integratie wordt bevorderd, vooral in het kader van strategieën voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling.

(17) Het GLB moet blijven zorgen voor voedselzekerheid, waaronder dient te worden verstaan dat iedereen op elk ogenblik toegang moet hebben tot voldoende, veilige en voedzame levensmiddelen. Voorts moet dit beleid de landbouw van de Unie helpen beter in te spelen op nieuwe maatschappelijke verwachtingen op het gebied van voedsel en gezondheid, waaronder die inzake duurzame landbouwproductie, gezondere voeding, voedselverspilling en dierenwelzijn. Het GLB moet producties met specifieke en waardevolle kenmerken blijven bevorderen en tegelijk de landbouwers helpen om hun productie proactief aan te passen aan de marktsignalen en de vraag van de consument.

(18) Gezien de reikwijdte van de hervorming die nodig is om de doelstellingen te verwezenlijken en aan de bezorgdheden tegemoet te komen, is het passend te voorzien in een nieuw rechtskader in één enkele verordening die betrekking heeft op de steun van de Unie die wordt gefinancierd uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en die in de plaats komt van de regelingen die momenteel zijn vastgelegd in Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad 9 en Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad 10 .

(19) Deze verordening moet de voorschriften omvatten die van toepassing zijn op de steun van de Unie die uit het ELGF en het Elfpo wordt gefinancierd en wordt toegekend in de vorm van interventietypes die nader zijn omschreven in een door de lidstaten opgesteld en door de Commissie goedgekeurd strategisch GLB-plan.

(20) Om ervoor te zorgen dat de Unie kan voldoen aan haar internationale verplichtingen op het gebied van binnenlandse steun die in de WTO-overeenkomst inzake de landbouw zijn vastgesteld, is het noodzakelijk dat bepaalde interventietypes waarin deze verordening voorziet, verder aangemeld blijven als steun uit de 'groene doos', die geen of hoogstens minimale handelsverstorende effecten of effecten op de productie heeft, of als steun uit de 'blauwe doos' in het kader van productiebeperkende programma's, waardoor die steun is vrijgesteld van verlagingsverbintenissen. Hoewel de in deze verordening vastgestelde bepalingen voor die interventietypes reeds in overeenstemming zijn met de voorschriften inzake de 'groene doos' van bijlage 2 bij de WTO-overeenkomst inzake de landbouw of met de voorschriften inzake de 'blauwe doos' van artikel 6, lid 5, van die overeenkomst, moet ervoor worden gezorgd dat de interventies die de lidstaten voor die interventietypes plannen in hun strategische GLB-plannen, aan die voorschriften blijven voldoen.

(21) Voortbouwend op het tot en met 2020 toegepaste systeem van de randvoorwaarden wordt in het nieuwe conditionaliteitssysteem gesteld dat de begunstigden de volledige GLB-steun slechts kunnen ontvangen als zij voldoen aan basisnormen op het gebied van milieu, klimaatverandering, volksgezondheid, gezondheid van dieren en planten en dierenwelzijn. De basisnormen omvatten een lijst, in gestroomlijnde vorm, van uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen (RBE's) en normen voor een goede landbouw- en milieuconditie van de grond (GLMC's). Deze basisnormen moeten beter rekening houden met de milieu- en klimaatproblemen en de nieuwe milieu-architectuur van het GLB, om zo de ambitie op het gebied van milieu en klimaat op een hoger niveau te brengen, zoals de Commissie heeft aangekondigd in haar mededelingen over 'De toekomst van voeding en landbouw' en het meerjarig financieel kader (MFK). De conditionaliteit is erop gericht de ontwikkeling van duurzame landbouw te bevorderen door de begunstigden er beter van bewust te maken dat het noodzakelijk is deze basisnormen in acht te nemen. Zij heeft ook tot doel het GLB beter bij de verwachtingen van de maatschappij te laten aansluiten door middel van een sterkere samenhang van dit beleid met de doelstellingen op het gebied van milieu, volksgezondheid, gezondheid van dieren en planten en dierenwelzijn. De conditionaliteit moet integraal deel uitmaken van de milieu-architectuur van het GLB, als onderdeel van de basislijn voor het aangaan van meer ambitieuze milieu- en klimaatverbintenissen, en moet in de hele Unie breed worden toegepast. Voor landbouwers die niet aan die voorschriften voldoen, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat evenredige, doeltreffende en afschrikkende sancties worden opgelegd overeenkomstig de [horizontale verordening].

(22) Het normenkader van de GLMC's beoogt bij te dragen aan de matiging van en de aanpassing aan de klimaatverandering, de aanpak van de waterproblematiek, de bescherming en kwaliteit van de bodem en de bescherming en kwaliteit van de biodiversiteit. Het kader moet worden versterkt om met name rekening te houden met de tot en met 2020 in het kader van de vergroening van de rechtstreekse betalingen vastgestelde praktijken, de matiging van de klimaatverandering en de noodzaak om de duurzaamheid van de landbouwbedrijven te verbeteren, met name wat het nutriëntenbeheer betreft. Het is een vaststaand feit dat elke GLMC aan meerdere doelstellingen bijdraagt. Om het kader te implementeren moeten de lidstaten voor elke op het niveau van de Unie vastgestelde norm een nationale norm omschrijven, rekening houdend met de specifieke kenmerken van het betrokken areaal, inclusief bodem- en klimaatgesteldheid, bestaande landbouwcondities, landgebruik, vruchtwisseling, landbouwpraktijken en de structuur van de landbouwbedrijven. Daarnaast kunnen de lidstaten, om de milieu- en klimaatresultaten van het GLMC-kader te verbeteren, nog andere nationale normen vaststellen die gerelateerd zijn aan de in bijlage III opgenomen hoofddoelstellingen. Als onderdeel van het GLMC-kader moeten, ter ondersteuning van zowel de agronomische als de milieuprestaties van de landbouwbedrijven, beheersplannen voor nutriënten worden opgesteld met behulp van een specifiek elektronisch bedrijfsduurzaamheidsinstrument, dat door de lidstaten ter beschikking van de individuele landbouwers wordt gesteld. Dat instrument moet, op basis van minimale functionaliteiten op het gebied van nutriëntenbeheer, ondersteuning bieden voor de besluitvorming op het landbouwbedrijf. Een grote interoperabiliteit en modulariteit moeten ook de mogelijkheid bieden om andere elektronische landbouwbedrijfs- en e-governancetoepassingen toe te voegen. Om te zorgen voor een gelijk speelveld tussen de landbouwers in de hele Unie, kan de Commissie de lidstaten ondersteunen bij de ontwikkeling van het instrument en de vereiste diensten voor gegevensopslag en -verwerking.

(23) De RBE's moeten door de lidstaten volledig worden uitgevoerd om op het niveau van het landbouwbedrijf operationeel te worden en een gelijke behandeling van de landbouwers te waarborgen. Met het oog op de samenhang van de voorschriften inzake conditionaliteit bij het verbeteren van de duurzaamheid van het beleid, moeten de RBE's de belangrijkste wetgeving van de Unie op het gebied van milieu, volksgezondheid, gezondheid van dieren en planten en dierenwelzijn omvatten waarvan de implementatie op nationaal niveau concrete verplichtingen voor individuele landbouwers inhoudt, met inbegrip van de verplichtingen op grond van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad 11 en Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad 12 of Richtlijn 91/676/EEG van de Raad 13 . Om gevolg te geven aan de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement en de Raad die gehecht is aan Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad 14 , worden de desbetreffende bepalingen van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad 15 en Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad 16 als RBE's opgenomen in het toepassingsgebied van de conditionaliteit en wordt de lijst van de GLMC-normen dienovereenkomstig aangepast.

(24) De lidstaten moeten bedrijfsadviesdiensten voor de landbouw opzetten die het duurzame beheer en de algehele prestaties van de landbouw- en plattelandsbedrijven moeten verbeteren en daarbij de economische, ecologische en sociale dimensies bestrijken, en die moeten nagaan welke verbeteringen noodzakelijk zijn ten aanzien van de maatregelen op het niveau van het landbouwbedrijf die in de strategische GLB-plannen zijn opgenomen. Deze bedrijfsadviesdiensten voor de landbouw moeten landbouwers en andere begunstigden van de GLB-steun helpen om zich beter bewust te worden van het verband tussen bedrijfsbeheer en grondbeheer enerzijds en bepaalde normen, vereisten en informatie, onder meer op het vlak van milieu en klimaat, anderzijds. Tot dat laatste behoren zowel de in het strategisch GLB-plan opgenomen normen die van toepassing zijn op of noodzakelijk zijn voor landbouwers en andere begunstigden van het GLB, als die welke voortvloeien uit de wetgeving inzake water en duurzaam gebruik van pesticiden, uit de initiatieven ter bestrijding van antimicrobiële resistentie en uit het risicobeheer. Om het advies kwaliteitsvoller en doeltreffender te maken, moeten de lidstaten in de kennis- en innovatiesystemen voor de landbouw (AKIS) adviseurs inschakelen om actuele technologische en wetenschappelijke informatie ter beschikking te kunnen stellen die in het kader van onderzoek en innovatie is ontwikkeld.

(25) Met het oog op een eerlijker verdeling van de inkomenssteun moeten de bedragen van de rechtstreekse betalingen die een bepaald maximum overschrijden, worden verlaagd en moet de opbrengst daarvan worden gebruikt voor ontkoppelde rechtstreekse betalingen en in de eerste plaats voor de aanvullende herverdelende inkomenssteun voor duurzaamheid, of worden overgeheveld naar het Elfpo. Om negatieve effecten op de werkgelegenheid te voorkomen moet bij de toepassing van het mechanisme rekening worden gehouden met de factor arbeid.

(26) In de wetgeving van de Unie moet worden bepaald dat de lidstaten in hun strategisch GLB-plan voorschriften moeten vaststellen inzake een minimumareaal voor het ontvangen van ontkoppelde betalingen. Bij die voorschriften moet voor ogen worden gehouden dat buitensporige administratieve lasten als gevolg van het beheer van een groot aantal betalingen van kleine bedragen moeten worden voorkomen en dat erop moet worden toegezien dat de steun een effectieve bijdrage levert aan de verwezenlijking van de GLB-doelstellingen waaraan de ontkoppelde rechtstreekse betalingen bijdragen. Om alle echte landbouwers een minimumniveau van agrarische inkomenssteun te garanderen en te voldoen aan de doelstelling van het Verdrag dat de landbouwbevolking een redelijke levensstandaard moet worden verzekerd, moet een jaarlijkse areaalgebonden ontkoppelde betaling worden ingesteld in de vorm van het interventietype 'basisinkomenssteun voor duurzaamheid'. Om de steun gerichter te maken, mogen de betalingsbedragen worden gedifferentieerd naar groepen gebieden op basis van sociaaleconomische en/of agronomische omstandigheden. Om verstorende gevolgen voor het inkomen van de landbouwers te voorkomen, kunnen de lidstaten ervoor kiezen de basisinkomenssteun voor duurzaamheid te implementeren op basis van de betalingsrechten. In dat geval moet de waarde van de betalingsrechten vóór verdere convergentie in verhouding staan tot hun waarde zoals vastgesteld in het kader van de basisbetalingsregeling op grond van Verordening (EU) nr. 1307/2013, waarbij ook rekening wordt gehouden met de betalingen voor landbouwpraktijken die gunstig zijn voor klimaat en milieu. De lidstaten moeten ook verder convergeren om geleidelijk los te komen van de historische waarden.

(27) Als de lidstaten ontkoppelde rechtstreekse steun verstrekken op basis van het stelsel van betalingsrechten, moeten zij een nationale reserve blijven beheren, dan wel nationale reserves per groep gebieden. Die reserves moeten prioritair worden gebruikt voor jonge landbouwers of landbouwers die hun landbouwactiviteit opstarten. Om te zorgen voor een soepele werking van het systeem zijn ook regels voor het gebruik en de overdracht van betalingsrechten nodig.

(28) Kleine landbouwbedrijven blijven een hoeksteen van de landbouw van de Unie aangezien zij een cruciale rol spelen bij de ondersteuning van de werkgelegenheid op het platteland en bijdragen aan de territoriale ontwikkeling. Om een evenwichtiger verdeling van de steun te bevorderen en de administratieve lasten voor de begunstigden van kleine bedragen te verminderen, moet aan de lidstaten de keuze worden gelaten om kleine landbouwers de mogelijkheid te geven om in plaats van de andere rechtstreekse betalingen een forfaitaire betaling voor kleine landbouwers te ontvangen.

(29) Aangezien algemeen wordt erkend dat een evenwichtiger verdeling van de steun ten behoeve van kleine en/of middelgrote landbouwers op zichtbare en meetbare wijze moet worden bevorderd, moet op het niveau van de Unie een specifieke ontkoppelde betaling per hectare, de aanvullende herverdelende inkomenssteun voor duurzaamheid, worden ingesteld. Om deze aanvullende steun gerichter te maken en rekening te houden met de verschillen in de structuren van de landbouwbedrijven in de hele Unie, moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om verschillende bedragen aan aanvullende steun te verstrekken voor verschillende reeksen hectaren.

(30) Voor jonge landbouwers is het financieel problematisch om nieuwe economische activiteiten in de landbouwsector op te zetten en tot ontwikkeling te brengen; daarmee dient rekening te worden gehouden bij de toewijzing en verdeling van de rechtstreekse betalingen. Deze ontwikkeling van nieuwe economische activiteiten is van wezenlijk belang voor het concurrentievermogen van de landbouwsector van de Unie en daarom kunnen lidstaten een aanvullende inkomenssteun voor jonge landbouwers instellen. Dit interventietype moet worden ingesteld om jonge landbouwers aanvullende inkomenssteun te geven na de initiële oprichting van hun bedrijf.

(31) Het GLB moet ertoe leiden dat de lidstaten tot betere milieuresultaten komen door rekening te houden met de lokale behoeften en de feitelijke omstandigheden van de landbouwers. De lidstaten moeten bij de rechtstreekse betalingen in de strategische GLB-plannen ecoregelingen instellen die vrijwillig zijn voor de landbouwers en volledig moeten worden gecoördineerd met de andere betrokken interventies. Die regelingen moeten door de lidstaten worden omschreven als een betaling die wordt toegekend hetzij als stimulans en vergoeding voor het leveren van collectieve goederen door middel van landbouwpraktijken die gunstig zijn voor milieu en klimaat, hetzij als een compensatie voor de invoering van die praktijken. In beide gevallen moeten zij gericht zijn op de verbetering van de milieu- en klimaatprestaties van het GLB en daarom moeten zij zo worden opgezet dat zij verder gaan dan de verplichte vereisten waarin het conditionaliteitssysteem reeds voorziet. De lidstaten kunnen besluiten ecoregelingen in te stellen voor landbouwpraktijken zoals een beter beheer van blijvend grasland en landschapselementen, en biologische landbouw. Tot deze regelingen kunnen ook 'instapregelingen' behoren die een voorwaarde kunnen zijn voor het aangaan van meer ambitieuze verbintenissen in het kader van de plattelandsontwikkeling.

(32) De lidstaten moeten de mogelijkheid krijgen om een deel van hun financiële maximum voor rechtstreekse betalingen te gebruiken voor gekoppelde inkomenssteun om in bepaalde sectoren en producties die van bijzonder belang zijn om sociale, economische of ecologische redenen en bepaalde moeilijkheden ondervinden, het concurrentievermogen, de duurzaamheid en/of de kwaliteit te verbeteren. Voorts moet het de lidstaten ook worden toegestaan om een aanvullend deel van hun financiële maximum voor rechtstreekse betalingen te gebruiken voor de toekenning van gekoppelde inkomenssteun die specifiek bedoeld is om de productie van eiwithoudende gewassen te ondersteunen teneinde het tekort op dit gebied in de Unie te verminderen.

(33) Er moet worden gewaarborgd dat de gekoppelde inkomenssteun strookt met de internationale verbintenissen van de Unie. Daartoe behoren met name de voorschriften van het Memorandum van Overeenstemming betreffende bepaalde oliehoudende zaden tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika in het kader van de GATT 17 , zoals van toepassing na de wijzigingen in het afzonderlijke basisareaal van de EU voor oliehoudende zaden als gevolg van de wijzigingen in de samenstelling van de EU. De Commissie moet de bevoegdheid hebben om gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde in dit verband uitvoeringsbepalingen vast te leggen.

(34) Overeenkomstig de doelstellingen die zijn opgenomen in het aan de Akte van Toetreding van 1979 gehechte Protocol nr. 4 betreffende katoen, moet worden doorgegaan met de 'gewasspecifieke betaling' per subsidiabele hectare voor de katoenteelt en met de steun voor brancheorganisaties in de katoenproducerende regio's. Aangezien de begrotingstoewijzing voor katoen evenwel een vast bedrag is en niet voor andere doeleinden kan worden gebruikt, en de uitvoering van dit programma een verdragsrechtelijke basis heeft, mag de betaling voor katoen geen deel uitmaken van de interventies die in het kader van de strategische GLB-plannen worden goedgekeurd. Om te zorgen voor een efficiënte toepassing en een efficiënt beheer van de gewasspecifieke betaling voor katoen, moet de bevoegdheid om bepaalde handelingen vast te stellen worden gedelegeerd aan de Commissie.

(35) Sectorale interventietypes zijn nodig om aan de GLB-doelstellingen bij te dragen en de synergie met andere GLB-instrumenten te versterken. Overeenkomstig het uitvoeringsmodel moeten de minimumeisen ten aanzien van de inhoud en de doelstellingen van deze sectorale interventietypes op het niveau van de Unie worden vastgesteld om te zorgen voor een gelijk speelveld op de interne markt en om ongelijke en oneerlijke concurrentie te voorkomen. De lidstaten moeten de opneming ervan in hun strategische GLB-plannen onderbouwen en voor consistentie met de andere interventies op sectoraal niveau zorgen. De op het niveau van de Unie vast te stellen brede interventietypes moeten betrekking hebben op de sectoren groenten en fruit, wijn, producten van de bijenteelt, olijfolie en tafelolijven, hop en andere nog te omschrijven producten, waarvoor de vaststelling van sectorale programma's wordt geacht een gunstig effect te hebben op de verwezenlijking van alle of van een deel van de algemene en specifieke doelstellingen van het GLB die in het kader van deze verordening worden nagestreefd.

(36) Nationale financiële enveloppes of andere beperkingen in de vorm van plafonneringen zijn nodig om ervoor te zorgen dat de specificiteit van de interventie wordt behouden en om de programmering van de sectorale interventies voor wijn, olijfolie en tafelolijven, hop en andere in deze verordening te omschrijven landbouwproducten te vergemakkelijken. In de sector groenten en fruit en de sector van de bijenteelt moet evenwel worden doorgegaan met het toekennen van financiële steun van de Unie overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad 18 , zodat niet wordt geraakt aan de verwezenlijking van de aanvullende doelstellingen die specifiek zijn voor deze interventietypes. Als lidstaten in hun strategische GLB-plannen steun voor 'andere sectorale interventies' opnemen, moet de desbetreffende financiële toewijzing, om financieel neutraal te blijven, in mindering worden gebracht op de toewijzing voor de interventietypes in de vorm van rechtstreekse betalingen van de betrokken lidstaat. Als een lidstaat ervoor kiest om geen sectorale interventies voor hop en olijfolie te implementeren, moeten de desbetreffende toewijzingen voor die lidstaat ter beschikking worden gesteld als aanvullende toewijzingen voor de interventietypes in de vorm van rechtstreekse betalingen.

(37) Voor de interventies voor plattelandsontwikkeling worden de beginselen op het niveau van de Unie vastgesteld, met name wat betreft de basisvereisten voor de toepassing van selectiecriteria door de lidstaten. De lidstaten moeten evenwel over een ruime beslissingsbevoegdheid beschikken om de specifieke voorwaarden te omschrijven naargelang van hun eigen behoeften. De interventietypes voor plattelandsontwikkeling omvatten betalingen voor milieu-, klimaat- en andere beheersverbintenissen die de lidstaten op hun gehele grondgebied moeten ondersteunen volgens hun specifieke nationale, regionale of lokale behoeften. De lidstaten moeten betalingen toekennen aan landbouwers en andere grondbeheerders die op vrijwillige basis beheersverbintenissen aangaan die bijdragen aan de matiging van en de aanpassing aan klimaatverandering en aan de bescherming en verbetering van het milieu, met inbegrip van waterkwaliteit en -kwantiteit, luchtkwaliteit, bodem, biodiversiteit en ecosysteemdiensten, inclusief vrijwillige verbintenissen in het kader van Natura 2000 en steun voor genetische diversiteit. Steun in het kader van de betalingen voor beheersverbintenissen kan ook worden verleend in de vorm van lokaal gestuurde geïntegreerde of coöperatieve benaderingen en resultaatgerichte interventies.

(38) De steun voor beheersverbintenissen kan het volgende omvatten: premies in het kader van de biologische landbouw voor het onderhoud van en de omschakeling naar biologische grond; betalingen voor andere interventietypes ter ondersteuning van milieuvriendelijke productiesystemen zoals agro-ecologie, conserveringslandbouw en geïntegreerde productie; bosmilieu- en klimaatdiensten en bosinstandhouding; premies voor bossen en de invoering van boslandbouwsystemen; dierenwelzijn; instandhouding, duurzaam gebruik en ontwikkeling van genetische hulpbronnen. De lidstaten kunnen in het kader van dit interventietype andere regelingen opstellen naargelang van hun behoeften. Dit type betalingen mag slechts worden verricht voor extra kosten en gederfde inkomsten die het gevolg zijn van verbintenissen die verder gaan dan de basislijn die wordt gevormd door de dwingende normen en voorschriften van zowel het Unierecht als het nationale recht en door de in het strategisch GLB-plan vastgestelde conditionaliteit. Verbintenissen in verband met dit interventietype kunnen worden aangegaan voor een vooraf bepaalde jaarlijkse of meerjarige periode en kunnen, indien naar behoren gemotiveerd, langer lopen dan zeven jaar.

(39) De bosbouwmaatregelen moeten bijdragen tot de uitvoering van de bosbouwstrategie van de Unie en moeten gebaseerd zijn op nationale of subnationale bosbouwprogramma's of gelijkwaardige instrumenten van de lidstaten, waarmee moet worden voortgebouwd op de verbintenissen die voortvloeien uit de verordening inzake de opname van broeikasgasemissies en -verwijderingen door landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw in het klimaat- en energiekader 2030 [LULUCF-verordening] en uit de verbintenissen die zijn aangegaan tijdens de ministeriële conferenties over de bescherming van de bossen in Europa. De interventies moeten op bosbeheerplannen of gelijkwaardige instrumenten gebaseerd zijn en kunnen het volgende omvatten: ontwikkeling van bosareaal en duurzaam bosbeheer, met inbegrip van bebossing van grond en aanleg en vernieuwing van boslandbouwsystemen; bescherming, herstel en verbetering van bosrijkdommen, rekening houdend met de adaptatiebehoeften; investeringen om de instandhouding en de veerkracht van de bossen te waarborgen en te versterken en verlening van bosecosysteem- en klimaatdiensten, en maatregelen en investeringen ter ondersteuning van hernieuwbare energie en de bio-economie.

(40) Om te zorgen voor een billijk inkomen en een veerkrachtige landbouwsector in de hele Unie, mogen de lidstaten steun toekennen aan landbouwers in gebieden met natuurlijke en andere gebiedsspecifieke beperkingen. Wat betreft de betalingen voor gebieden met natuurlijke beperkingen, moet de aanwijzing daarvan in het kader van het plattelandsontwikkelingsbeleid 2014-2020 blijven gelden. Het GLB zal slechts een grotere meerwaarde van de Unie voor het milieu kunnen opleveren en zijn synergieën met de financiering van investeringen in natuur en biodiversiteit kunnen versterken, als een afzonderlijke maatregel wordt gehandhaafd die erop gericht is de begunstigden te vergoeden voor de nadelen die worden ondervonden door de uitvoering van de Natura 2000-richtlijn en de kaderrichtlijn water. Daarom moet verder steun aan landbouwers en bosbezitters worden toegekend om de specifieke nadelen te helpen compenseren die voortvloeien uit de toepassing van Richtlijn 2009/147/EG en Richtlijn 92/43/EEG en om bij te dragen aan een doeltreffend beheer van de Natura 2000-gebieden. Daarnaast moet ook steun voor landbouwers beschikbaar worden gesteld om in stroomgebieden van rivieren de nadelen te helpen compenseren van de toepassing van de kaderrichtlijn water. De steun moet worden gekoppeld aan specifieke vereisten die in de strategische GLB-plannen worden beschreven en verder gaan dan de desbetreffende dwingende normen en eisen. De lidstaten moeten er ook op toezien dat de betalingen aan landbouwers niet leiden tot dubbele financiering met de ecoregelingen. Voorts moeten de lidstaten in het algemene ontwerp van hun strategische GLB-plannen rekening houden met de specifieke behoeften van de Natura 2000-gebieden.

(41) De doelstellingen van het GLB moeten ook worden nagestreefd door middel van steun voor zowel productieve als niet-productieve investeringen op en buiten het landbouwbedrijf. Die investeringen kunnen onder meer betrekking hebben op infrastructuur in verband met de ontwikkeling, modernisering en aanpassing aan de klimaatverandering van de land- en bosbouw, inclusief op het gebied van de toegankelijkheid van landbouw- en bosgrond, ruilverkaveling en grondverbetering, boslandbouwpraktijken en de voorziening en besparing van energie en water. Om beter de samenhang van de strategische GLB-plannen met de doelstellingen van de Unie te garanderen en een gelijk speelveld tussen de lidstaten tot stand te brengen, wordt in deze verordening een negatieve lijst van investeringsitems opgenomen.

(42) Aangezien het noodzakelijk is de investeringskloof in de landbouwsector van de Unie te dichten en de toegang tot financiële instrumenten te verbeteren voor prioritaire groepen, met name jonge landbouwers en nieuwkomers met een hoger risicoprofiel, moet het gebruik van de InvestEU-garantie en de combinatie van subsidies en financiële instrumenten worden aangemoedigd. Aangezien het gebruik van de financiële instrumenten in de lidstaten sterk uiteenloopt als gevolg van verschillen in toegang tot de financiering, ontwikkeling van de banksector, aanwezigheid van risicokapitaal, vertrouwdheid van de overheidsdiensten en potentiële begunstigden, moeten de lidstaten in hun strategisch GLB-plan passende streefcijfers, begunstigden en preferentiële voorwaarden, alsook andere mogelijke subsidiabiliteitsregels vaststellen.

(43) Jonge landbouwers en nieuwkomers ondervinden nog steeds aanzienlijke belemmeringen wat betreft toegang tot land, hoge prijzen en toegang tot krediet. Hun bedrijven worden meer bedreigd door prijsschommelingen (zowel voor productiemiddelen als voor producten) en hun behoeften aan opleiding in ondernemersvaardigheden en vaardigheden op het gebied van risicobeheer zijn hoog. Het is dan ook van belang de steun voor het opzetten van nieuwe ondernemingen en nieuwe landbouwbedrijven voort te zetten. De lidstaten moeten in een strategische aanpak voorzien en een duidelijk en coherent samenstel van interventies voor generatievernieuwing vaststellen in het kader van de desbetreffende specifieke doelstelling. Daartoe kunnen de lidstaten in hun strategische GLB-plannen preferentiële voorwaarden voor financiële instrumenten voor jonge landbouwers en nieuwkomers opnemen, en moeten zij in hun strategische GLB-plannen ten minste 2 % van de jaarlijkse enveloppe voor rechtstreekse betalingen voor dat doel reserveren. Het maximumbedrag van de steun voor de vestiging van jonge landbouwers en het opstarten van plattelandsbedrijven moet tot maximaal 100 000 EUR worden verhoogd en moet ook via of in combinatie met steun in de vorm van een financieel instrument toegankelijk zijn.

(44) Omdat passende instrumenten voor risicobeheer een noodzaak zijn, moeten de verzekeringspremies en onderlinge fondsen worden gehandhaafd en uit het Elfpo worden gefinancierd. De categorie onderlinge fondsen omvat zowel die in verband met productieverliezen als de algemene en sectorspecifieke inkomensstabiliseringsinstrumenten die met inkomensverliezen verband houden.

(45) De steun moet het mogelijk maken dat minstens twee entiteiten een samenwerking tot stand brengen en daaraan uitvoering geven met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van het GLB. De steun kan alle aspecten van een dergelijke samenwerking behelzen, zoals het opzetten van kwaliteitsregelingen; collectieve milieu- en klimaatacties; bevordering van korte voorzieningsketens en lokale markten; proefprojecten; projecten van operationele groepen in het kader van het EIP voor productiviteit en duurzaamheid in de landbouw, lokale ontwikkelingsprojecten, slimme dorpen, kopersverenigingen en machinecoöperaties; partnerschappen tussen landbouwbedrijven; bosbeheerplannen; netwerken en clusters; sociale landbouw; gemeenschapslandbouw; acties die onder Leader vallen; en de oprichting van producentengroeperingen en producentenorganisaties, alsmede andere vormen van samenwerking die noodzakelijk worden geacht voor het bereiken van de specifieke doelstellingen van het GLB.

(46) Volgens de mededeling 'De toekomst van voeding en landbouw' zijn kennisuitwisseling en de focus op innovatie een transversale doelstelling van het nieuwe GLB. Het GLB moet steun blijven verlenen voor het interactieve innovatiemodel, dat de samenwerking tussen actoren versterkt met het oog op een optimaal gebruik van complementaire vormen van kennis, wat leidt tot de verspreiding van praktische oplossingen. Binnen de kennis- en innovatiesystemen voor de landbouw (AKIS) moeten de bedrijfsadviesdiensten worden versterkt. Het strategisch GLB-plan moet informatie verstrekken over hoe bedrijfsadviesdiensten, onderzoek en plattelandsnetwerken zullen samenwerken. Elke lidstaat of, naargelang van het geval, elke regio kan een aantal acties financieren die op kennisuitwisseling en innovatie gericht zijn en kan daarbij gebruikmaken van de interventietypes die in deze verordening zijn opgenomen.

(47) Het ELGF moet interventietypes in de vorm van rechtstreekse betalingen en sectorale interventietypes blijven financieren, terwijl het Elfpo de in deze verordening omschreven interventietypes voor plattelandsontwikkeling moet blijven financieren. De regels voor het financiële beheer van het GLB moeten afzonderlijk worden vastgesteld voor de twee fondsen en voor de door elk van hen ondersteunde activiteiten, ermee rekening houdend dat het nieuwe uitvoeringsmodel de lidstaten meer flexibiliteit en subsidiariteit voor het bereiken van hun doelstellingen biedt. De interventietypes uit hoofde van deze verordening moeten de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027 bestrijken.

(48) De steun voor de rechtstreekse betalingen in het kader van de strategische GLB-plannen moet worden toegekend binnen de bij deze verordening vast te stellen nationale toewijzingen. Deze nationale toewijzingen moeten de lijn doortrekken van de wijzigingen waarbij de toewijzingen aan de lidstaten met de laagste hectaresteun geleidelijk worden verhoogd om de kloof in de richting van 90 % van het gemiddelde van de Unie te dichten met 50 %. Om rekening te houden met het mechanisme ter verlaging van de betalingen en het gebruik van de opbrengst daarvan in de lidstaat, moet worden toegestaan dat de totale indicatieve financiële toewijzingen per jaar in het GLB-plan van een lidstaat groter zijn dan de nationale toewijzing.

(49) Om het beheer van de Elfpo-middelen te vergemakkelijken moet een enkel bijdragepercentage voor steun uit het Elfpo worden vastgesteld voor de overheidsuitgaven in de lidstaten. Om rekening te houden met het bijzondere belang of de bijzondere aard van bepaalde soorten verrichtingen, moeten voor die verrichtingen specifieke bijdragepercentages worden vastgesteld. Voor de minder ontwikkelde regio's, de in artikel 349 VWEU bedoelde ultraperifere gebieden en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee moet een passend percentage voor de bijdrage uit het Elfpo worden vastgesteld om de gevolgen te matigen van de specifieke beperkingen die de ontwikkelingsgraad, de verafgelegen ligging of het insulaire karakter met zich brengen.

(50) Uit het Elfpo mag geen steun worden verleend voor investeringen die schadelijk zouden zijn voor het milieu. Daarom moet deze verordening in een aantal uitsluitingsregels voorzien en de mogelijkheid bieden om deze garanties verder uit te werken in gedelegeerde handelingen. Met name mag het Elfpo geen investeringen in irrigatie financieren die niet bijdragen tot het bereiken of behouden van een goede toestand van het betrokken waterlichaam of de betrokken waterlichamen, of investeringen in bebossing die niet stroken met de klimaat- en milieudoelstellingen overeenkomstig de beginselen van duurzaam bosbeheer.

(51) Om een adequate financiering voor bepaalde prioriteiten te garanderen, moeten voor de steun in het kader van het Elfpo regels inzake de minimale financiële toewijzingen voor die prioriteiten worden vastgesteld. Om te zorgen voor een gelijk speelveld tussen de landbouwers, moet ook een maximale toewijzing voor de gekoppelde steun in het kader van de rechtstreekse betalingen worden vastgesteld. Voorts moet het de lidstaten ook worden toegestaan om een extra deel van hun financiële maximum voor rechtstreekse betalingen te gebruiken om gekoppelde inkomenssteun toe te kennen die specifiek moet dienen voor de verbetering van het concurrentievermogen, de duurzaamheid en/of de kwaliteit van de productie van eiwithoudende gewassen.

(52) Dit programma weerspiegelt het belang van de strijd tegen klimaatverandering in overeenstemming met de door de Unie aangegane verbintenissen om de Overeenkomst van Parijs en de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties uit te voeren, en zal ertoe bijdragen dat klimaatactie in alle beleidsdomeinen van de Unie wordt geïntegreerd en dat het algemene streefcijfer - 25 % van de EU-begrotingsuitgaven voor de ondersteuning van klimaatdoelstellingen - wordt gehaald. Naar verwachting zullen de acties in het kader van het GLB voor 40 % van de totale financiële middelen van het GLB bijdragen aan de klimaatdoelstellingen. De betrokken acties zullen tijdens de voorbereiding en de uitvoering van het programma worden vastgesteld en zullen opnieuw worden beoordeeld in het kader van de betrokken evaluatie- en herzieningsprocedures.

(53) Het overdragen aan de lidstaten van de verantwoordelijkheid voor de beoordeling van de behoeften en het halen van de streefcijfers gaat hand in hand met een grotere flexibiliteit om te bepalen hoe de interventietypes in de vorm van rechtstreekse betalingen, de sectorale interventietypes en de interventietypes voor plattelandsontwikkeling met elkaar worden gecombineerd. Dit moet worden ondersteund door enige flexibiliteit om de betrokken nationale toewijzingen van de middelen aan te passen. Bijgevolg is, wanneer lidstaten van mening zijn dat de vooraf toegewezen enveloppe te laag is om ruimte te hebben voor alle beoogde maatregelen, een zekere mate van flexibiliteit gerechtvaardigd, terwijl tegelijk moet worden voorkomen dat zich aanzienlijke schommelingen voordoen in het niveau van de jaarlijkse rechtstreekse inkomenssteun ten opzichte van de bedragen die beschikbaar zijn voor meerjareninterventies in het kader van het Elfpo.

(54) Om de meerwaarde van de Unie te vergroten, een goed functionerende interne landbouwmarkt te handhaven en ook de bovengenoemde algemene en specifieke doelstellingen te verwezenlijken, dienen de lidstaten de besluiten uit hoofde van deze verordening niet geïsoleerd te nemen, maar in het kader van een gestructureerd proces dat moet uitmonden in een strategisch GLB-plan. In de van bovenaf door de Unie opgelegde regels moeten de specifieke EU-brede doelstellingen van het GLB, de voornaamste interventietypes, het prestatiekader en de governancestructuur worden omschreven. Die taakverdeling moet ervoor zorgen dat de ingezette financiële middelen en de bereikte resultaten volledig met elkaar in overeenstemming zijn.

(55) Om ervoor te zorgen dat deze strategische GLB-plannen een duidelijk strategisch karakter hebben en om het gemakkelijker te maken om terug te koppelen naar andere beleidsdomeinen van de Unie, en met name naar de bestaande nationale langetermijnstreefcijfers die voortvloeien uit wetgeving van de Unie of internationale overeenkomsten, zoals die in verband met klimaatverandering, bossen, biodiversiteit en water, is het passend dat er één enkel strategisch GLB-plan per lidstaat wordt opgesteld.

(56) Bij de opstelling van hun strategische GLB-plannen moeten de lidstaten hun specifieke situatie en behoeften analyseren, streefcijfers vaststellen voor de verwezenlijking van de GLB-doelstellingen en interventies ontwerpen die het mogelijk maken de streefcijfers te bereiken en die tegelijk aangepast zijn aan de specifieke nationale en regionale context, waaronder die van de ultraperifere gebieden als bedoeld in artikel 349 VWEU. Dit proces moet aanzetten tot meer subsidiariteit binnen een gezamenlijk kader van de Unie, terwijl moet worden gegarandeerd dat de algemene beginselen van het recht van de Unie en de GLB-doelstellingen in acht worden genomen. Het is dan ook passend om regels vast te stellen betreffende de structuur en de inhoud van de strategische GLB-plannen.

(57) Om ervoor te zorgen dat de door de lidstaten vastgestelde streefcijfers en het ontwerp van de interventies passend zijn en tot een zo groot mogelijke bijdrage aan de GLB-doelstellingen leiden, moet de strategie van de strategische GLB-plannen worden gebaseerd op een voorafgaande analyse van de lokale contexten en op een evaluatie van de behoeften in verband met de GLB-doelstellingen.

(58) De strategische GLB-plannen moeten erop gericht zijn meer samenhang tussen de verschillende instrumenten van het GLB tot stand te brengen, aangezien zij interventietypes in de vorm van rechtstreekse betalingen, sectorale interventietypes en interventietypes voor plattelandsontwikkeling moeten omvatten. Zij moeten ook garanderen en aantonen dat de keuzen van de lidstaten aansluiten op de prioriteiten en doelstellingen van de Unie en daarvoor geschikt zijn. Het is daarom passend dat zij een resultaatgerichte interventiestrategie omvatten die is opgezet rond de specifieke GLB-doelstellingen, met inbegrip van de streefcijfers die op deze doelstellingen betrekking hebben. Om ervoor te zorgen dat de streefcijfers jaarlijks kunnen worden gemonitord, is het passend dat zij op resultaatindicatoren worden gebaseerd.

(59) Voorts moet in de strategie de nadruk worden gelegd op de complementariteit, zowel tussen de GLB-instrumenten onderling als met de andere beleidsdomeinen van de Unie. Met name moet in elk strategisch GLB-plan rekening worden gehouden met, indien van toepassing, de milieu- en klimaatwetgeving en moeten de uit deze wetgeving voortvloeiende nationale plannen worden beschreven als onderdeel van de analyse van de huidige situatie (SWOT-analyse). Het is passend een lijst op te stellen van de wetgevingsinstrumenten die specifiek moeten worden vermeld in het strategisch GLB-plan.

(60) Aangezien aan de lidstaten flexibiliteit moet worden geboden wat betreft de keuze om een deel van de uitvoering van het strategisch GLB-plan naar het regionale niveau te delegeren op basis van een nationaal kader, is het passend dat in de strategische GLB-plannen een beschrijving wordt gegeven van de wisselwerking tussen de nationale en de regionale interventies, om bij de aanpak van natiewijde uitdagingen de coördinatie tussen de regio's te vergemakkelijken.

(61) Aangezien de strategische GLB-plannen de Commissie in staat moeten stellen om haar verantwoordelijkheid voor het beheer van de begroting van de Unie op te nemen en de lidstaten rechtszekerheid moeten verschaffen over bepaalde elementen van het plan, is het passend dat de plannen een specifieke beschrijving bevatten van de afzonderlijke interventies, met inbegrip van de subsidiabiliteitsvoorwaarden, de toewijzing van de middelen, de geplande outputs en de kosten per eenheid. Naast een plan met streefcijfers is een financieel plan vereist dat voor elke interventie een overzicht van alle begrotingsaspecten biedt.

(62) Om ervoor te zorgen dat de strategische GLB-plannen onverwijld van start gaan en efficiënt worden uitgevoerd, moet de steun uit het ELGF en het Elfpo berusten op een solide administratief kader. In elk strategisch GLB-plan moeten daarom alle governance- en coördinatiestructuren van het strategisch GLB-plan worden geïdentificeerd, met inbegrip van de controlesystemen, de sancties en de monitoring- en verslagleggingsstructuur.

(63) Gezien het belang van de algemene doelstelling van de modernisering van de landbouwsector en het horizontale karakter van die doelstelling, is het dienstig dat de lidstaten in hun strategisch GLB-plan een specifieke beschrijving geven van de bijdrage van dat plan aan die doelstelling.

(64) Gezien de bezorgdheden met betrekking tot de administratieve lasten onder gedeeld beheer moet in het strategisch GLB-plan ook specifiek aandacht worden besteed aan vereenvoudiging.

(65) Aangezien het niet betaamt dat de Commissie haar goedkeuring hecht aan informatie die als achtergrondinformatie of historische informatie kan worden beschouwd of die onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten valt, moet bepaalde informatie worden verstrekt in de vorm van bijlagen bij het strategisch GLB-plan.

(66) Overeenkomstig de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 moeten de fondsen worden geëvalueerd op basis van informatie die wordt verzameld door middel van specifieke voorschriften inzake monitoring, waarbij echter overregulering en administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, worden vermeden. Waar passend kunnen in die voorschriften ook meetbare indicatoren worden opgenomen op basis waarvan de effecten van de fondsen op het terrein worden geëvalueerd.

(67) De goedkeuring van het strategisch GLB-plan door de Commissie is een cruciale stap om ervoor te zorgen dat het beleid wordt uitgevoerd overeenkomstig de gemeenschappelijke doelstellingen. Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel moet de Commissie de lidstaten de nodige richtsnoeren geven met betrekking tot het presenteren van een samenhangende en ambitieuze interventielogica.

(68) De mogelijkheid moet worden geboden om de strategische GLB-plannen te programmeren en te herzien overeenkomstig de in deze verordening vastgelegde voorwaarden.

(69) De verantwoordelijkheid voor het beheer en de uitvoering van elk strategisch GLB-plan moet bij een beheersautoriteit worden gelegd. De taken van deze autoriteit moeten in deze verordening worden gespecificeerd. De beheersautoriteit moet haar taken deels kunnen delegeren, met dien verstande dat zij verantwoordelijk blijft voor de doeltreffendheid en correctheid van het beheer. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat bij het beheer en de uitvoering van de strategische GLB-plannen de financiële belangen van de Unie worden beschermd overeenkomstig [Verordening (EU, Euratom) X] van het Europees Parlement en de Raad [het nieuwe Financieel Reglement] en Verordening (EU) nr. X van het Europees Parlement en de Raad [de nieuwe horizontale verordening].

(70) Overeenkomstig het beginsel van gedeeld beheer wordt de Commissie bij de uitvoering van het GLB bijgestaan door comités die bestaan uit vertegenwoordigers van de lidstaten. Met het oog op de vereenvoudiging van het systeem en op de stroomlijning van het standpunt van de lidstaten wordt voor de uitvoering van deze verordening slechts één monitoringcomité opgericht, met dien verstande dat het Comité voor plattelandsontwikkeling en het Comité voor rechtstreekse betalingen, die werden opgericht in het kader van de programmeringsperiode 2014-2020, worden samengevoegd. De verantwoordelijkheid om de lidstaten te helpen bij de uitvoering van de strategische GLB-plannen wordt gedeeld door de beheersautoriteit en dit monitoringcomité. Voorts moet de Commissie overeenkomstig de bepalingen van deze verordening worden bijgestaan door het Comité voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

(71) Het Elfpo moet via technische bijstand, op initiatief van de Commissie, ondersteuning bieden voor acties in verband met de uitvoering van de taken als bedoeld in [artikel 7 HzV]. Daarnaast mag, op initiatief van de lidstaten, technische bijstand worden verleend voor de uitvoering van taken die noodzakelijk zijn voor het effectieve beheer en de effectieve uitvoering van de steun met betrekking tot het strategisch GLB-plan. Een verhoging van de technische bijstand op initiatief van lidstaten is alleen beschikbaar voor Malta.

(72) In een context waar de lidstaten bij het ontwerpen van de interventies over veel meer flexibiliteit en subsidiariteit zullen beschikken, zijn netwerken een essentieel instrument om het beleid te stimuleren en aan te sturen en om ervoor te zorgen dat er in de lidstaten voldoende aandacht en capaciteit voor is. Eén enkel netwerk moet zorgen voor betere coördinatie tussen de netwerkactiviteiten op het niveau van de Unie en op nationaal en regionaal niveau. De Europese en nationale GLB-netwerken zijn een vervanging voor het huidige Europese netwerk voor plattelandsontwikkeling, de huidige netwerken in het kader van het EIP voor 'productiviteit en duurzaamheid in de landbouw' en de nationale netwerken voor het platteland, in de vorm van een platform voor meer kennisuitwisseling dat het mogelijk maakt de resultaten en de meerwaarde van het beleid op Europees niveau, in het bijzonder van het beleid inzake Horizon Europa, te benutten. Ook met het oog op de verbetering van de kennisuitwisseling en de innovatie wordt een EIP voor 'productiviteit en duurzaamheid in de landbouw' opgericht waarbij het interactief innovatiemodel wordt toegepast volgens de in deze verordening uiteengezette methode.

(73) Elk strategisch GLB-plan moet regelmatig worden gemonitord wat betreft de uitvoering en de voortgang in de richting van de vastgestelde streefcijfers. Een dergelijk prestatie, monitoring- en evaluatiekader van het GLB moet worden opgezet om de vooruitgang aan te tonen en het effect en de doelmatigheid van de uitvoering van het beleid te beoordelen.

(74) De resultaatgerichtheid waartoe het uitvoeringsmodel noopt, vereist een sterk prestatiekader, te meer omdat het de bedoeling is dat de strategische GLB-plannen bijdragen tot brede, algemene doelstellingen voor de andere beleidsdomeinen onder gedeeld beheer. Een prestatiegericht beleid impliceert zowel een jaarlijkse als een meerjarige beoordeling op basis van geselecteerde output-, resultaat- en impactindicatoren, zoals omschreven in het prestatie-, monitoring- en evaluatiekader. Daartoe moet een beperkte, gerichte reeks indicatoren worden geselecteerd die zo getrouw mogelijk aangeeft of de ondersteunde interventie bijdraagt tot de verwezenlijking van de beoogde doelstellingen. De resultaat- en outputindicatoren voor klimaat- en milieugerelateerde doelstellingen kunnen ook betrekking hebben op interventies die zijn opgenomen in de nationale milieu- en klimaatplanningsinstrumenten die voortvloeien uit de wetgeving van de Unie.

(75) Als onderdeel van het prestatie-, monitoring- en evaluatiekader kunnen de lidstaten de gemaakte vorderingen monitoren en daarover bij de Commissie jaarlijks verslag uitbrengen. Op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie moet de Commissie gedurende de hele programmeringsperiode verslag uitbrengen over de voortgang in de richting van de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen en daartoe moet zij gebruikmaken van een kernreeks van indicatoren.

(76) Er moeten mechanismen voorhanden zijn om de financiële belangen van de Unie te beschermen wanneer de uitvoering van het strategisch GLB-plan aanzienlijk afwijkt van de vastgestelde streefcijfers. Zo kunnen de lidstaten worden verzocht actieplannen in te dienen in het geval van aanzienlijke en ongerechtvaardigde ondermaatse prestaties. Een en ander zou kunnen leiden tot een schorsing of zelfs een verlaging van de middelen van de Unie indien de beoogde resultaten niet worden behaald. Daarnaast wordt, om goede prestaties op het gebied van milieu en klimaat aan te moedigen, een bonus voor de algehele prestatie ingesteld als onderdeel van het stimuleringsmechanisme waarbij prestatiebonussen worden toegekend.

(77) Overeenkomstig het beginsel van gedeeld beheer moeten de lidstaten verantwoordelijk zijn voor de evaluatie van hun strategische GLB-plannen, terwijl de Commissie verantwoordelijk moet zijn voor de samenvattingen op het niveau van de Unie van de ex-ante-evaluaties van de lidstaten en voor de ex-post-evaluaties op het niveau van de Unie.

(78) Voor de toepassing van deze verordening en voor de monitoring, de analyse en het beheer van de financiële rechten zijn kennisgevingen van de lidstaten noodzakelijk. Teneinde ervoor te zorgen dat de voorschriften van deze verordening correct worden toegepast en de kennisgevingen snel, efficiënt, nauwkeurig, kosteneffectief en compatibel met de bescherming van persoonsgegevens zijn, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om bepaalde handelingen vast te stellen waaronder kennisgevingseisen in het kader van deze overeenkomsten, en met betrekking tot verdere voorschriften inzake de soort en de aard van de te melden informatie, de categorieën van te verwerken gegevens en de maximale bewaartermijn, de toegangsrechten tot de informatie of informatiesystemen en de voorwaarden voor bekendmaking van de informatie.

(79) De artikelen 107, 108 en 109 VWEU moeten van toepassing zijn op de interventietypes in de vorm van steun uit hoofde van deze verordening. Gezien de specifieke kenmerken van de landbouwsector dienen die VWEU-bepalingen evenwel niet te worden toegepast op interventietypes in de vorm van rechtstreekse betalingen en interventietypes voor plattelandsontwikkeling betreffende verrichtingen die onder artikel 42 VWEU vallen en in het kader van en in overeenstemming met deze verordening worden uitgevoerd, of op betalingen door de lidstaten die bedoeld zijn om aanvullende nationale financiering voor de door de Unie gesteunde interventietypes voor plattelandsontwikkeling te verlenen, en die binnen de werkingssfeer van artikel 42 VWEU vallen.

(80) Landbouwers worden steeds meer geconfronteerd met het risico van inkomensvolatiliteit, deels als gevolg van blootstelling aan de markt, deels als gevolg van extreme weersomstandigheden en frequente sanitaire en fytosanitaire crises die de veestapel en de agronomische activa in de Unie treffen. Om de effecten van de inkomensvolatiliteit te verzachten door de landbouwers ertoe aan te zetten in goede jaren te sparen om het hoofd te kunnen bieden aan slechte jaren, moeten nationale belastingmaatregelen op grond waarvan de voor de landbouwers geldende heffingsgrondslag voor de inkomstenbelasting wordt berekend op basis van een meerjarige periode, worden vrijgesteld van de toepassing van de staatssteunregels.

(81) Persoonsgegevens die worden verzameld voor doeleinden die verband houden met de toepassing van de bepalingen van deze verordening, moeten worden verwerkt op een manier die verenigbaar is met die doeleinden. Zij moeten ook worden geanonimiseerd, worden geaggregeerd wanneer zij worden verwerkt voor monitoring- of evaluatiedoeleinden en worden beschermd overeenkomstig de Uniewetgeving betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, met name Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad 19 en Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 20 . De personen van wie de gegevens worden verwerkt, moeten op de hoogte worden gesteld van die verwerking en van hun rechten op het gebied van gegevensbescherming.

(82) Om bepaalde niet-essentiële onderdelen van deze verordening aan te vullen of te wijzigen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau, in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 21 . Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(83) Om rechtszekerheid te garanderen, de rechten van de landbouwers te beschermen en te zorgen voor een soepele, coherente en efficiënte werking van de interventietypes in de vorm van rechtstreekse betalingen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om bepaalde handelingen vast te stellen ten aanzien van voorschriften waarbij de toekenning van de betalingen afhankelijk wordt gesteld van het gebruik van gecertificeerd zaad van bepaalde henneprassen en inzake de procedure voor de bepaling van henneprassen en voor de verificatie van het tetrahydrocannabinolgehalte van die rassen; regels voor een goede landbouw- en milieuconditie en bepaalde daarmee gepaard gaande elementen betreffende subsidiabiliteitsvereisten; voorschriften over de inhoud van de aangifte en vereisten betreffende de activering van betalingsrechten; nadere voorschriften inzake ecoregelingen; maatregelen om te voorkomen dat begunstigden van gekoppelde inkomenssteun in een bepaalde sector nadeel ondervinden van structurele onevenwichtigheden op de markt, met inbegrip van het besluit dat die steun verder mag worden betaald tot 2027 op basis van de productie-eenheden waarvoor die steun in een eerdere referentieperiode werd toegekend; voorschriften en voorwaarden voor de vergunningverlening voor grond en rassen in het kader van de gewasspecifieke betaling voor katoen en voorschriften inzake de voorwaarden voor de toekenning van die betaling.

(84) Om ervoor te zorgen dat de sectorale interventietypes aan de GLB-doelstellingen bijdragen en de synergieën met de andere instrumenten van het GLB versterken en om op de interne markt een gelijk speelveld te creëren en ongelijke of oneerlijke concurrentie te voorkomen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om bepaalde handelingen vast te stellen ten aanzien van criteria voor de erkenning van brancheorganisaties, voorschriften voor de situatie waarin de erkende brancheorganisatie niet aan die criteria voldoet, en verplichtingen waaraan de producenten moeten voldoen; regels voor de goede werking van de sectorale interventietypes, de grondslag voor de berekening van de financiële steun van de Unie, met inbegrip van de referentieperioden en de berekening van de waarde van de op de markt gebrachte productie, en het maximumniveau van de financiële steun van de Unie voor uitdemarktnemingen; regels voor de vaststelling van een maximum voor de uitgaven voor de herbeplanting van wijngaarden; en regels op grond waarvan producenten bijproducten van de wijnbereiding aan de markt moeten onttrekken, en met betrekking tot uitzonderingen op die verplichting ter voorkoming van bijkomende administratieve lasten, alsmede regels voor de vrijwillige certificering van distilleerders. Met name om te zorgen voor een doeltreffend en efficiënt gebruik van de middelen van de Unie voor interventies in de bijenteeltsector moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om bepaalde handelingen vast te stellen ten aanzien van aanvullende voorschriften betreffende de kennisgevingsverplichting en de vaststelling van een minimale bijdrage van de Unie in de uitgaven voor de uitvoering van die interventietypes.

(85) Om de rechtszekerheid te waarborgen en te garanderen dat de interventies voor plattelandsontwikkeling hun doel bereiken, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om bepaalde handelingen vast te stellen ten aanzien van de steun voor beheersverbintenissen, voor investeringen en voor samenwerking.

(86) Om bepaalde niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de toewijzingen van de lidstaten voor de interventietypes in de vorm van rechtstreekse betalingen en ten aanzien van regels betreffende de inhoud van het strategisch GLB-plan.

(87) Om ervoor te zorgen dat deze verordening volgens eenvormige voorwaarden wordt uitgevoerd en om oneerlijke concurrentie of discriminatie tussen landbouwers te vermijden, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend wat betreft de vaststelling van de referentiearealen voor de steun voor oliehoudende zaden, regels voor de vergunningverlening voor grond en rassen in het kader van de gewasspecifieke betaling voor katoen en de desbetreffende kennisgevingen, de berekening van de verlaging indien het subsidiabele katoenareaal groter is dan het basisareaal, de financiële steun van de Unie voor de distillatie van bijproducten van de wijnbereiding, de jaarlijkse verdeling per lidstaat van de totale som van de steun van de Unie voor de interventietypes voor plattelandsontwikkeling, de voorschriften betreffende de presentatie van de elementen die moeten worden opgenomen in het strategisch GLB-plan, de voorschriften inzake de procedures en termijnen voor de goedkeuring van de strategische GLB-plannen en de indiening en goedkeuring van verzoeken tot wijziging van de strategische GLB-plannen, uniforme voorwaarden voor de toepassing van de vereisten inzake voorlichting en publiciteit met betrekking tot de door de strategische GLB-plannen geboden mogelijkheden, de regels met betrekking tot het prestatie-, monitoring- en evaluatiekader, de regels voor de presentatie van de inhoud van het jaarlijks voortgangsverslag, de regels betreffende de informatie die de lidstaten moeten indienen voor de prestatiebeoordeling door de Commissie, de regels inzake gegevensbehoeften en synergieën tussen potentiële gegevensbronnen en regelingen om te zorgen voor een consistente aanpak voor het bepalen of aan de lidstaten een prestatiebonus wordt toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 22 .

(88) De Commissie moet onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen indien dwingende redenen van urgentie dit vereisen in naar behoren gemotiveerde gevallen waar specifieke problemen moeten worden opgelost en de continuïteit van het systeem van de rechtstreekse betalingen moet worden gewaarborgd. Voorts moet de Commissie, om dringende problemen in een of meer lidstaten op te lossen en daarbij de continuïteit van het systeem van de rechtstreekse betalingen te waarborgen, onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen indien, in naar behoren gemotiveerde gevallen, buitengewone omstandigheden het verlenen van de steun beïnvloeden en de doeltreffende uitvoering van de betalingen op grond van de in deze verordening genoemde steunregelingen in het gedrang brengen.

(89) Verordening (EU) nr. 228/2013 van het Europees Parlement en de Raad 23 en Verordening (EU) nr. 229/2013 van het Europees Parlement en de Raad 24 moeten buiten het toepassingsgebied van deze verordening blijven, tenzij uitdrukkelijk naar bepalingen daarvan wordt verwezen.

(90) Aangezien de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt maar, wegens de verschillen tussen de diverse plattelandsgebieden en de beperkte financiële middelen van de lidstaten, beter op Unieniveau kunnen worden verwezenlijkt via de meerjarige garantie van financiering door de Unie en door concentratie op duidelijk omschreven prioriteiten, kan de Unie maatregelen nemen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel dat is neergelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(91) Bijgevolg moeten de Verordeningen (EG) nr. 1305/2013 en (EG) nr. 1307/2013 worden ingetrokken.

(92) Om een vlotte overgang van de bij de Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013 ingestelde regelingen naar die van de onderhavige verordening te vergemakkelijken, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om bepaalde handelingen vast te stellen met betrekking tot de maatregelen die nodig zijn om verworven rechten en het gewettigd vertrouwen van de begunstigden te beschermen.

(93) Met het oog op rechtszekerheid en continuïteit moeten de bijzondere bepalingen voor Kroatië met betrekking tot de geleidelijke invoering van de rechtstreekse betalingen en de aanvullende nationale rechtstreekse betalingen in het kader van het mechanisme voor geleidelijke integratie tot 1 januari 2021 van toepassing blijven.