Overwegingen bij COM(2018)461 - Associatie van de landen en gebieden overzee met de EU, met inbegrip van de betrekkingen tussen de EU en Groenland en Denemarken anderzijds ("LGO-besluit")

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Dit besluit bevat de regels en de procedure voor de associatie van de EU met de landen en gebieden overzee (LGO), met inbegrip van Groenland, en komt in de plaats van Besluit 2013/755/EU van de Raad 27 (het 'LGO-besluit') en Besluit 2014/137/EU van de Raad 28 (het 'Groenlandbesluit').

(2) Overeenkomstig artikel 204 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) zijn de artikelen 198 tot en met 203 VWEU op Groenland van toepassing, behoudens de voor Groenland geldende bijzondere bepalingen van Protocol nr. 34 betreffende de bijzondere regeling van toepassing op Groenland, dat aan het VWEU is gehecht. Overeenkomstig het Groenlandverdrag 29 worden de betrekkingen tussen de Unie, enerzijds, en Groenland en het Koninkrijk Denemarken, anderzijds, geregeld bij Besluit 2014/137/EU van de Raad 30 , waarin de nauwe historische, politieke, economische en culturele banden tussen de Unie en Groenland worden onderstreept en waarbij een specifiek partnerschap en specifieke samenwerking worden vastgesteld. Besluit 2014/137/EU vervalt op 31 december 2020.

(3) Het is de bedoeling de steun van de Unie voor de LGO, die voorheen werd gefinancierd uit het Europees Ontwikkelingsfonds, met ingang van 1 januari 2021 te financieren uit de algemene begroting van de Unie.

(4) Om het aantal externe financieringsinstrumenten en hun prestaties te stroomlijnen moeten de betrekkingen met de LGO, met inbegrip van Groenland, worden geregeld in één besluit, dat het LGO-besluit en het Groenlandbesluit vervangt.

(5) Het partnerschap op grond van dit besluit moet het mogelijk maken de nauwe betrekkingen tussen de Unie enerzijds en alle LGO anderzijds voort te zetten.

(6) In dit nieuwe besluit worden de specifieke kenmerken van de samenwerking met Groenland duidelijk naar voren gebracht, zoals de doelstelling om de nauwe en duurzame betrekkingen tussen de Unie, Groenland en Denemarken te behouden, de erkenning van de geostrategische positie van Groenland, het belang van een beleidsdialoog tussen Groenland en de Unie, het bestaan van een partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Unie en Groenland en de potentiële samenwerking inzake Arctische vraagstukken. Het besluit moet aansluiten op mondiale uitdagingen en ruimte bieden voor de ontwikkeling van een proactieve agenda en het nastreven van wederzijdse belangen, met name in verband met het toenemende effect van klimaatverandering op de menselijke activiteit en het milieu, zeevervoer, natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van grondstoffen en visbestanden, alsook onderzoek en innovatie.

(7) Het VWEU en de afgeleide wetgeving zijn niet automatisch van toepassing op de LGO, met uitzondering van een aantal uitdrukkelijk als zodanig aangegeven bepalingen. De LGO zijn geen derde landen, maar maken ook geen deel uit van de eengemaakte markt; zij dienen op handelsgebied te voldoen aan de verplichtingen die ten aanzien van derde landen zijn vastgesteld, met name wat betreft oorsprongsregels, sanitaire en fytosanitaire normen en vrijwaringsmaatregelen.

(8) De bijzondere betrekkingen tussen de Unie en de LGO verschuiven geleidelijk van ontwikkelingssamenwerking naar een wederkerig partnerschap ter ondersteuning van de duurzame ontwikkeling van de LGO. Bovendien dient de solidariteit tussen de Unie en de LGO te zijn gebaseerd op hun unieke relatie en op het feit dat zij allen tot de 'Europese familie' behoren.

(9) De Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling (Agenda 2030), die door de Verenigde Naties is aangenomen in september 2015, is het antwoord van de internationale gemeenschap op mondiale uitdagingen en trends op het gebied van duurzame ontwikkeling. De Agenda 2030, waarvan de duurzame-ontwikkelingsdoelen (SDG's), de overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering en de actieagenda van Addis Abeba de kern vormen, is een transformerend politiek kader voor wereldwijde armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling. De Agenda 2030 is universeel van toepassing en biedt een uitgebreid gedeeld actiekader voor zowel de Unie als haar partners. Doel is het vinden van een evenwicht tussen de economische, de sociale en de milieudimensie van duurzame ontwikkeling en het onderkennen van de essentiële onderlinge verbanden tussen de doelstellingen en streefcijfers. Niemand mag aan zijn lot worden overgelaten. De uitvoering zal zorgvuldig worden afgestemd op andere internationale verbintenissen. Bij de maatregelen die in het kader van dit besluit worden uitgevoerd, zal bijzondere aandacht worden besteed aan de samenhang met de SDG's en aan geïntegreerde maatregelen die extra voordelen kunnen opleveren en waarmee meerdere doelstellingen op coherente wijze kunnen worden verwezenlijkt.

(10) De associatie tussen de Unie en de LGO moet ook in de toekomst worden gebaseerd op drie pijlers, namelijk versterking van het concurrentievermogen, vergroting van de veerkracht en vermindering van de kwetsbaarheid, en stimulering van samenwerking en integratie tussen de LGO en andere partners en naburige regio's.

(11) De financiële bijstand van de Unie die in het kader van het partnerschap wordt toegewezen, moet de ontwikkeling van de LGO een Europees perspectief geven en moet bijdragen tot de versterking van de nauwe en duurzame betrekkingen met deze gebieden, en tegelijkertijd de positie van de LGO als voorposten van de Unie versterken, gebaseerd op de gemeenschappelijke waarden en de geschiedenis die de partners verbinden.

(12) Gezien de geografische ligging van de LGO en ondanks de voor het EU-recht verschillende status van elke actor in een bepaald geografisch gebied, dient de samenwerking tussen de LGO en hun buurlanden te worden bevorderd in het belang van alle partijen, waarbij bijzondere aandacht moet worden besteed aan gebieden van wederzijds belang en aan bevordering van de waarden en normen van de Unie.

(13) Veel LGO grenzen aan de in artikel 349 VWEU genoemde ultraperifere gebieden, aan ACS-staten of aan andere derde landen en gebieden waarmee zij behoeften delen op het gebied van bijvoorbeeld aanpassing aan en beperking van de klimaatverandering, behoud van biodiversiteit, vraagstukken met betrekking tot oceanen, economische diversifiëring en rampenrisicovermindering.

(14) In de mededeling van de Commissie over 'Een nieuw en sterker strategisch partnerschap met de ultraperifere gebieden van de EU' van 24 oktober 2017 31 , de conclusies van het 15e en 16e LGO-EU-forum en de aanbevelingen van de Commissie inzake de onderhandelingen over een partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en de ACS-landen 32 wordt opgeroepen tot versterking van de regionale samenwerkingsprogramma's waarbij LGO en hun buurlanden zijn betrokken.

(15) De LGO beschikken over een rijke terrestrische en mariene biodiversiteit. Klimaatverandering beïnvloedt de natuurlijke omgeving van de LGO en vormt een bedreiging voor hun duurzame ontwikkeling. Maatregelen voor het behoud van biodiversiteit en ecosysteemdiensten, rampenrisicovermindering, duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen en bevordering van duurzame energie dragen bij tot aanpassing aan en vermindering van klimaatverandering in de LGO. De associatie dient gericht te zijn op het behoud, het herstel en het duurzame gebruik van biologische diversiteit en ecosysteemdiensten, aangezien dat essentiële elementen zijn voor duurzame ontwikkeling.

(16) Dit programma weerspiegelt het belang van de strijd tegen klimaatverandering, in overeenstemming met de door de Unie aangegane verbintenissen om de overeenkomst van Parijs en de SDG's van de Verenigde Naties uit te voeren, en zal ertoe bijdragen dat klimaatactie in alle beleidsdomeinen van de Unie wordt geïntegreerd en dat het streefcijfer - 25 % van de begrotingsuitgaven van de Unie voor de ondersteuning van klimaatdoelstellingen - wordt gehaald. Naar verwachting zal 20 % van de totale financiële middelen in het kader van dit programma bijdragen tot klimaatdoelstellingen. De betrokken maatregelen zullen tijdens de uitvoering van het programma worden vastgesteld en opnieuw worden beoordeeld in het kader van de tussentijdse evaluatie en herziening.

(17) De aanzienlijke bijdrage die de LGO zouden kunnen leveren aan de verbintenissen van de Unie in het kader van multilaterale milieuovereenkomsten, dient in de betrekkingen tussen de Unie en de LGO te worden erkend.

(18) De Unie en de LGO erkennen het bijzondere belang van onderwijs en beroepsopleiding als hefboom voor de duurzame ontwikkeling van de LGO.

(19) De associatie tussen de Unie en de LGO dient rekening te houden met en bij te dragen tot het behoud van de culturele diversiteit en identiteit van de LGO.

(20) De samenwerking tussen de Unie en de LGO inzake handel en handelsgerelateerde vraagstukken dient bij te dragen tot duurzame economische ontwikkeling, sociale ontwikkeling en milieubescherming.

(21) Dit besluit dient te voorzien in flexibeler oorsprongsregels en nieuwe mogelijkheden voor cumulatie van de oorsprong. Cumulatie dient niet alleen mogelijk te zijn met de LGO en met landen die onder een economische partnerschapsovereenkomst vallen, maar onder bepaalde voorwaarden ook ten aanzien van producten van oorsprong uit landen waarmee de Unie een vrijhandelsovereenkomst toepast, en, eveneens onder bepaalde voorwaarden, ten aanzien van producten die de Unie binnenkomen met vrijstelling van rechten en contingenten overeenkomstig het stelsel van algemene preferenties van de Unie. De voorwaarden zijn nodig om verlegging van het handelsverkeer te voorkomen en de goede werking van de cumulatieregeling te waarborgen.

(22) In het belang van de betrokken bedrijven en overheden in de LGO dienen de procedures voor de certificatie van de LGO-oorsprong te worden geactualiseerd. De bepalingen inzake administratieve samenwerking tussen de Unie en de LGO moeten dienovereenkomstig worden aangepast.

(23) Bovendien moeten voldoende gespecificeerde vrijwarings- en toezichtsbepalingen worden vastgesteld. Op die manier kunnen zowel de bevoegde autoriteiten van de LGO en de Unie als de marktdeelnemers uitgaan van duidelijke en transparante voorschriften en procedures. Ten slotte moet, in het algemeen belang, de juiste toepassing worden gewaarborgd van de procedures en regelingen voor de rechten- en contingentenvrije uitvoer van goederen uit de LGO naar de Unie.

(24) In verband met de doelstellingen van integratie en de ontwikkelingen in het mondiale handelsverkeer op het gebied van diensten en vestiging dient steun te worden geboden voor de ontwikkeling van dienstenmarkten en investeringsmogelijkheden, door de toegang tot de markt van de Unie voor diensten en investeringen van de LGO te verbeteren. De Unie dient daartoe de LGO de gunstigst mogelijke behandeling te bieden, zoals die aan andere handelspartners wordt geboden door middel van brede meestbegunstigingsclausules; voor de LGO moeten de mogelijkheden voor handelsbetrekkingen flexibeler zijn door de behandeling die de LGO de Unie verlenen te beperken tot wat zij aan andere belangrijke handelsmachten bieden.

(25) De samenwerking tussen de Unie en de LGO inzake financiële diensten moet bijdragen tot meer veiligheid, robuustheid en transparantie van het financieel stelsel, aangezien dat van wezenlijk belang is om de mondiale financiële stabiliteit te versterken en duurzame groei te ondersteunen. De inspanningen op dat gebied moeten zich richten op convergentie met de internationaal erkende normen en aanpassing van de wetgeving van de LGO aan de EU-wetgeving inzake financiële diensten. Passende aandacht moet worden geschonken aan versterking van de administratieve capaciteit van de autoriteiten van de LGO, ook op het gebied van toezicht.

(26) De financiële bijstand van de Unie moet zich richten op gebieden waar het grootste effect kan worden gesorteerd, gezien haar vermogen om wereldwijd op te treden en te reageren op mondiale uitdagingen zoals uitbanning van armoede, duurzame en inclusieve ontwikkeling of wereldwijde bevordering van democratie, goed bestuur, mensenrechten en de rechtsstaat, haar langdurige en voorspelbare betrokkenheid bij ontwikkelingshulp en haar rol in het coördineren met haar lidstaten.

(27) Met het oog op doelmatigheid en vereenvoudiging en rekening houdend met de beheerscapaciteit van de autoriteiten van de LGO is het dienstig de aan de LGO toegewezen financiële middelen te beheren op basis van een wederkerig partnerschap. De autoriteiten van de LGO dienen bovendien de verantwoordelijkheid op zich te nemen voor de formulering en tenuitvoerlegging van het beleid dat de partijen in de vorm van samenwerkingsstrategieën vaststellen. Bij de programmering en de uitvoering dient rekening te worden gehouden met de beperkte administratieve en personele middelen van de LGO.

(28) In dit besluit worden de financiële middelen vastgelegd voor de associatie van de LGO met de Unie, die voor het Europees Parlement en de Raad in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van punt 16 van het Interinstitutioneel Akkoord van [---] tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer.

(29) De horizontale regels die het Europees Parlement en de Raad op basis van artikel 322 VWEU hebben aangenomen, gelden ook voor dit besluit. Deze regels zijn vastgelegd in het Financieel Reglement en betreffen met name de procedure voor de vaststelling en uitvoering van de begroting door middel van subsidies, opdrachten, prijzen en indirecte uitvoering en voorzien in controles op de verantwoordelijkheid van de financiële spelers. De op basis van artikel 322 VWEU aangenomen regels betreffen ook de bescherming van de Uniebegroting in geval van algemene tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat, omdat de eerbiediging van de rechtsstaat essentieel is voor degelijk financieel beheer en een doeltreffende Uniefinanciering.

(30) De financieringsvormen en uitvoeringswijzen voor dit besluit moeten worden gekozen op basis van hun vermogen om de specifieke doelstellingen van de acties te verwezenlijken, en resultaten te boeken, waarbij met name rekening moet worden gehouden met de kosten van controles, de administratieve belasting en het verwachte risico van niet-naleving. Daarbij moet het gebruik van forfaitaire bedragen, financiering op basis van een vast percentage en eenheidskosten worden overwogen, alsmede niet aan kosten gekoppelde financiering als bedoeld in artikel 125, lid 1, van het Financieel Reglement.

(31) De Unie moet ervoor zorgen dat de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk worden gebruikt, zodat haar externe optreden optimaal effect sorteert. Dat moet worden bereikt door middel van samenhang en complementariteit tussen de externe financieringsinstrumenten van de Unie, en door synergieën met andere beleidslijnen en programma's van de Unie. Met het oog op maximaal effect van gecombineerde steunmaatregelen ten behoeve van een gemeenschappelijk doel moet de financiering in het kader van dit besluit kunnen worden gecombineerd met bijdragen uit andere programma's van de Unie, op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken.

(32) In dit besluit moet met betrekking tot de uitvoering van de samenwerking waar passend worden verwezen naar [de NDICI-verordening] om consistent beheer tussen de verschillende instrumenten te waarborgen.

(33) Om rekening te houden met ontwikkelingen en wijzigingen van de douane- en handelswetgeving moet de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlagen II, III en VI bij dit besluit, aan de Commissie te worden gedelegeerd. Overeenkomstig de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 33 moet dit programma worden geëvalueerd aan de hand van informatie die wordt verzameld op basis van specifieke voorschriften inzake monitoring, waarbij echter overregulering en administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, moeten worden vermeden. Waar passend kunnen in die voorschriften ook meetbare indicatoren worden opgenomen op basis waarvan de effecten van het programma op het terrein worden geëvalueerd. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 34 . Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van gedelegeerde handelingen.

(34) Verwijzingen naar de instrumenten voor externe bijstand in artikel 9 van Besluit 2010/427/EU van de Raad 35 moeten worden gelezen als verwijzingen naar dit besluit. De Commissie moet erop toezien dat dit besluit wordt uitgevoerd overeenkomstig de rol van de EDEO zoals bepaald in het genoemde besluit.

(35) Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van artikel 10, lid 6, en artikel 16, lid 8, van bijlage II, artikel 2 van bijlage III, en de artikelen 5 en 6 van bijlage IV, te waarborgen, moeten uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad.

(36) Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad 36 , Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad 37 , Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad 38 en Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad 39 moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door doeltreffende en evenredige maatregelen, daaronder begrepen voorkoming, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden en fraude, terugvordering van verloren gegane, onverschuldigd betaalde of onjuist bestede financiële middelen alsmede, in voorkomend geval, oplegging van administratieve sancties. Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 administratief onderzoek verrichten, daaronder begrepen controles en inspecties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten die de financiële belangen van de Unie schaden. Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 kan het Europees Openbaar Ministerie (EOM) overgaan tot onderzoek en vervolging van fraude en andere strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad 40 . Personen of entiteiten die Uniemiddelen ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement ten volle aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie meewerken, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, het EOM en de Europese Rekenkamer, alsmede ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van Uniemiddelen, gelijkwaardige rechten verlenen. Daarom moeten overeenkomsten met derde landen en gebieden en met internationale organisaties, alsmede contracten of overeenkomsten die voortvloeien uit de uitvoering van dit besluit, bepalingen bevatten die de Commissie, de Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid verlenen om dergelijke audits, controles en inspecties ter plaatse uit te voeren, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, en die waarborgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van Uniemiddelen, gelijkwaardige rechten verlenen.

(37) Krachtens dit besluit moet de Raad in staat zijn een innovatieve benadering toe te passen ten aanzien van alle bovengenoemde factoren, die samenhang vertoont en tegelijkertijd is afgestemd op een verscheidenheid van situaties.